Kristof Calvo over partijfinanciering: ‘Geef partijen nul euro publiek geld’
In zijn nieuw boek Staat van vertrouwen (Ertsberg) doet Groen-politicus Kristof Calvo enkele voorstellen om de parlementaire democratie nieuw leven in te blazen, zoals het radicaal inperken van partijfinanciering. Een voorpublicatie.
Ik wil niet zeuren of klagen. Systeemverandering krijg je nu eenmaal niet cadeau: het is nooit de weg van de minste weerstand. Altijd verloopt dat moeizaam, vaak lukt het zelfs niet. Het is het onvermijdelijke lot van politieke vernieuwers. Dat gold ook voor Hans Van Mierlo en de ‘kroonjuwelen’ van D66, zoals de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester of het referendum. Democratische vernieuwing is altijd een uphill battle. Het dossier van de partijfinanciering is dan de col buiten categorie. Voor het geld van politieke partijen geldt: het is moeilijk kerst te bespreken met een kalkoen.
In zowat alle landen worden politieke partijen op de een of andere manier gefinancierd door de overheid. ‘De rechtstreekse financiering van de partijen is wel vooral een Europees fenomeen’, schrijven Bart Maddens, Jef Smulders en Wouter Wolfs in hun boek De prijs van politiek. Aan de KU Leuven bouwen zij vandaag verder op het eerder geciteerde werk van Wilfried Dewachter.
In de meeste landen gebeurt de partijfinanciering op basis van het aantal stemmen of het aantal behaalde zetels in het parlement. In België wordt de subsidie opgebouwd door een forfaitair bedrag voor elke partij en daarbovenop een bedrag per stem. Sommige landen houden rekening met het aantal leden of ontvangen giften. Onze buurlanden Nederland en Duitsland kennen een dergelijk matchingfunds-systeem: hoe meer private inkomsten een partij verwerft, hoe meer publiek geld ze ook ontvangt.
Politiek (mét partijen, maar) zonder particratie, de titel van dit hoofdstuk, vat ook de visie op de partijfinanciering samen van Bart Maddens en zijn Leuvense collega’s. Ze willen het subsidiesysteem grondig hervormen, maar niet gewoon afschaffen: ‘Precies omdat de partijen zo een essentiële rol spelen, is het normaal dat ze financieel worden gesteund door de overheid. Zo bekeken is het vreemd dat het geduurd heeft tot de jaren negentig alvorens de partijen ten volle van die mogelijkheid gebruik hebben gemaakt.’
Vanwaar komt ons systeem van partijfinanciering?
De publieke partijfinanciering maakte destijds haar intrede door de stijgende campagne-uitgaven en na enkele corruptiedossiers, zoals het Agusta-schandaal, waarbij de PS smeergeld had ontvangen in ruil voor een bestelling helikopters. Met belastinggeld voor politieke partijen wou men zulke schandalen vermijden.
Ondertussen is die financiering evenwel compleet ontspoord. Het probleem is dubbel: het bedrag is te royaal en het geld wordt fout besteed. We geven héél veel belastinggeld aan politieke partijen, maar we krijgen er als democratie nog maar weinig voor terug. Sterker nog, déze partijfinanciering ondermijnt onze parlementaire democratie. De vermaledijde spektakelparticratie wordt erdoor in stand
gehouden en zelfs gestimuleerd.
Argumenten voor een stevige besparing en een grondige hervorming zijn er voldoende. Politieke partijen krijgen hun geld niet op. Hun vermogens groeien elk jaar aan, wat wil zeggen dat de financiering té gul is. Nederlandse parlementsleden vallen van hun stoel als ik hen vertel hoeveel geld onze partijen inmiddels hebben verzameld.
De Belgische politieke partijen bezaten eind 2022 samen een nettovermogen van 165 miljoen euro. Dat recordcijfer blijkt uit een analyse van de jaarrekeningen door De Standaard. Koploper is de N-VA met een opgebouwd vermogen van 34,1 miljoen euro. Het nettovermogen van Groen, de ‘armste’, of eerder de ‘minst rijke’, Vlaamse partij bedraagt 6,6 miljoen euro. Uit de jaarrekeningen blijkt ook dat er veel geld gaat naar vastgoed en beleggingen.
Dat enorme vermogen is vooral het gevolg van de royale overheidssubsidies. In 2022 kregen de Belgische partijen tezamen 78 miljoen euro aan dotaties, ook al een record. De genereuze financiering van gevestigde partijen zorgt ervoor dat armlastige nieuwkomers met een zware handicap aan de start verschijnen. Er is sprake van een mattheuseffect: wie veel heeft, zal nog meer krijgen. Samen met het kiessysteem leidt de partijfinanciering tot inertie en zelfs sclerose in het partijlandschap.
Wat we van politieke partijen verwachten in ruil voor subsidies, hangt uiteraard samen met de vraag wat hun rol is. Voor mij is die opdracht helder: politieke partijen krijgen belastinggeld voor méér ideeën, méér engagement, méér en beter beleid. Alleen dan zijn ze hun geld waard. Ze ontvangen dat dus niet om permanent campagne te voeren en ter meerdere eer en glorie van een select groepje toppolitici.
Toch gaat de besteding van dat belastinggeld steeds meer die kant op. De belangrijkste kostenpost is meestal personeel en administratie. Vooralsnog. Want de uitgaven voor reclame en propaganda eisen een steeds belangrijker deel op. In 2022 was het bedrag dat alle partijen samen hieraan besteedden opgelopen tot 17,1 miljoen euro. Big spenders zijn N-VA, Vlaams Belang en PTB/PVDA.
Alle Belgische politieke partijen hebben in 2022 samen 5 miljoen euro uitgegeven aan advertenties op Facebook en Instagram. Het burgercollectief AdLens publiceert deze statistieken op regelmatige basis. Telkens opnieuw blijkt dat de Belgische en vooral Vlaamse partijen en politici absolute koplopers zijn in Europa. Er wordt bij ons buiten verkiezingstijd een stuk meer uitgegeven aan sociale media dan in andere landen tijdens een kiescampagne. Met belastinggeld pompen we dus oppervlakkigheid en nervositeit in onze democratie.
De bijzonder hoge reclame-uitgaven buiten verkiezingstijd zijn alleen maar mogelijk omdat de wetgeving dat toestaat. Tijdens de campagne, in de zogenaamde sperperiode, is er wel een wettelijke beperking. Vanaf vier maanden voor de verkiezingsdatum mag een politieke partij niet meer dan een miljoen euro uitgegeven. Al zeker buiten verkiezingstijd zou er een plafond moeten zijn op reclame-uitgaven. Op dat ogenblik verwachten we immers van partijen en politici dat ze géén campagne voeren.
Binnen een globale hervorming is een maximumplafond daarom mijn absolute prioriteit. Het lukte net niet om de maatregel een plek te geven in het Vivaldi-regeerakkoord. Hij stuitte last minute op het veto van één partijvoorzitter – het zou niet zijn laatste veto zijn.
Omdat het essentieel is, heb ik een wetsvoorstel ingediend voor zo’n plafond. Willen we minder politieke reclame en dus minder spektakelparticratie, is dat immers de te bewandelen weg: het wijzigen van de wet op de partijfinanciering.
Wat moeten we subsidiëren?
Stoppen we ons geld niet beter in zaken die de democratie wél vooruithelpen? De partijfinanciering zou een democratiefinanciering moeten worden.
We subsidiëren dan niet langer de partijhoofdkwartieren en hun geldverslindende campagnes. Er is wel nog belastinggeld voor partijgebonden actoren, maar enkel die met een duidelijk inhoudelijk doel. Het geld gaat dan naar parlementaire fracties en, zoals in Nederland, rechtstreeks naar jongerenpartijen en wetenschappelijke bureaus, de denktanks van partijen.
De middelen en medewerkers die zij krijgen, dienen daar ook te blijven. Het is een publiek geheim dat middelen en vooral medewerkers van parlementaire fracties nu vaak worden opgeëist door de hoofdkwartieren. Hoewel ze door de parlementen betaald worden, werken ze voor de spektakelparticratie.
In het Europees Parlement bracht oneigenlijk gebruik van belastinggeld de Franse extreemrechtse presidentskandidate Marine Le Pen in nauwe schoentjes; in de Belgische politiek gebeurt het à volonté en wordt het (voorlopig?) blauwblauw gelaten.
De democratiefinanciering betekent een totale omslag: partijen zelf krijgen 0 (nul!) euro publiek geld. Via aan partijen gelieerde organisaties financieren we wel nog de ideeëndemocratie, maar we zijn niet langer de spektakelparticratie aan het vetmesten.
Wat dan met verkiezingscampagnes? Die moeten gevoerd worden met eigen middelen. Voor campagnes, die trouwens ook goedkoper kunnen, zullen partijen geld moeten ophalen bij mandatarissen, kandidaten, leden en sympathisanten. Zo krijgen nieuwe partijen een gelijker speelveld. Het verplicht ook alle partijen om weer meer in de samenleving te gaan staan.
De democratiefinanciering waardeert politieke partijen nog altijd met belastinggeld. Ik wil immers niet terug naar de ‘tijd van toen’ met het risico op belangenvermenging en corruptie. Onze strenge wetgeving over giften aan partijen moét vooral behouden blijven.
Beduidend minder subsidies én meer waar voor het geld zijn cruciaal. Niet zozeer voor de gezondheid van de overheidsfinanciën; wel voor die van onze democratie. Het zou prioriteit één, twee en drie moeten zijn voor elke politieke vernieuwer. Wie de Belgische politiek wil vernieuwen, kan immers niet rond de partijfinanciering. Wie de spektakelparticratie wil slopen, moet die col buiten categorie beklimmen.
Kristof Calvo (1987) is federaal volksvertegenwoordiger. In 2010 was hij het jongste verkozen parlementslid ooit in België. Van 2014 tot 2021 was hij fractieleider in de Kamer voor Ecolo-Groen. In zijn thuisstad Mechelen is hij een voortrekker van de stadslijst van liberalen, groenen en onafhankelijken. Hij is er sinds 2013 gemeenteraadslid en ook titelvoerend eerste schepen. Eerder schreef hij F*ck de zijlijn (2015) en Leve Politiek (2018). In 2021 en 2022 was hij verbonden aan het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks, de Nederlandse groenen.
- Hans Van Mierlo
- D66
- Bart Maddens
- Jef Smulders
- Wouter Wolfs
- KU Leuven
- Wilfried Dewachter
- PS
- Kristof Calvo
- De Standaard
- N-VA
- Groen
- Vlaams Belang
- PTB/PVDA
- AdLens
- Europees Parlement
- Marine Le Pen
- Kamer voor Ecolo-Groen
- Bart Somers
- Eerste Kamer
- Tweede Kamer
- Pieter Omtzigt
- Dirk Achten
- Grondwettelijk Hof
- Hans van Mierlo
- Buitenlandse Zaken
- Wim Voermans
- NSC
- Raad van State
- X
- Open Vld
- TikTok
- Jonathan Holslag
- Universiteit van Leiden
- Peter De Lobel
- Senaat
- Nieuw Sociaal Contract
Sperperiode
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier