Kevin Absillis wil eerherstel voor Hendrik Conscience: ‘Voor zijn tijd was hij best woke’
Decennialang was de literaire kritiek niet mild voor Hendrik Conscience. De auteur van De Leeuw van Vlaenderen zou de basis hebben gelegd van een bekrompen Vlaams-nationalisme. In een bevlogen boek bepleit literatuurwetenschapper Kevin Absillis het tegendeel.
Literatuur is een raar beestje. Hendrik Conscience (1812-1883) is een 19e-eeuwse schrijver. Zijn bekendste werken – en dat zijn er wel wat – zijn meer dan anderhalve eeuw oud: De Leeuw van Vlaenderen (1838), Jacob van Artevelde (1849), De Loteling (1850), Baes Gansendonck (1850), De Boerenkrijg (1853), De Kerels van Vlaanderen (1870) enzovoort. De titels doen nog een belletje rinkelen, maar de boeken zelf zijn nauwelijks nog te vinden in de bibliotheek, laat staan in de boekhandel. En toch doet de auteur nog grote en vooral negatieve passies oplaaien. Saskia De Coster noemde DeLeeuw van Vlaenderen ‘een braakbal van een schrijfsel’. Geert van Istendael zette datzelfde boek weg als ‘Brij. Gezwel. Ondraaglijk bombast.’ DeLeeuw van Vlaenderen haalde in 2015 weliswaar de literaire canon van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL), maar dat was omdat men het historische belang van dat boek moeilijk kon negeren. Van de Vlaamse Leeuw (vlag én lied), de 11e juli als officiële Vlaamse feestdag, de Guldensporenviering en de Vlaamse retoriek, tot de meest extremistische vorm – het van racisme beschuldigde genootschap Schild & Vrienden van Dries Van Langenhove – het gaat allemaal terug tot de boeken van Conscience. Het is geen toeval dat N-VA-voorzitter Bart De Wever bij herhaling heeft gewezen op het grote belang van Conscience voor de Vlaamse bewustwording. Wat voor zijn tegenstrevers een doorslaggevend argument is voor de funeste invloed van de oude schrijver.
Conscience klaagde sociale wantoestanden aan en nam het op voor de Joodse gemeenschap en de slaafgemaakte zwarten.
Maar wat is écht toe te wijzen aan Hendrik Conscience zelf? Wat hebben latere generaties flaminganten met zijn erfenis gedaan? Johan Vanhecke, voormalig hoofd archiefverwerking van het Letterenhuis, schreef vorig jaar Voor moedertaal en vaderland, een doorwrochte biografie van de zo verguisde Conscience. ‘Conscience verdient beter’, besloot Vanhecke. ‘Hij is progressiever dan men hem meestal afschildert.’ Vanheckes zorgvuldig geargumenteerde maar bedaarde pleidooi leek het ‘anti-Consciencekamp’ niet te overtuigen. Literatuurwetenschapper Kevin Absillis schakelt nu een versnelling hoger. Zijn boek Het slechte geweten van Vlaanderen. Nationalisme, racisme en kolonialisme in de tijd van Hendrik Conscience is de helft dunner dan de biografie van Vanhecke, maar dubbel zo scherp. Het is een polemisch boek, ook stevig geargumenteerd, maar het noemt man en paard. Het is een vinnig pleidooi om Conscience een nieuwe plek te geven: die van een schrijver die veel meer gemeen heeft met de mensen die hem nadien zijn gaan bestrijden dan met de mensen die hem tot vandaag zijn blijven koesteren. In het jongste nummer van Wetenschappelijke Tijdingen, Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging had Absillis al geschreven: ‘Ondanks tal van etnische stereotypen en imperialistische opvattingen bevat Consciences werk nauwelijks migratievijandige boodschappen en helemaal geen sporen van biologisch racisme of modern antisemitisme. De door Conscience literair geconstrueerde Vlaamse identiteit blijkt zelfs verrassend goed te rijmen met interculturele dynamiek en diversiteit.’
En dat terwijl Conscience al jarenlang wordt weggezet als een waardeloze schrijver – in het beste geval – of als een proto-fascist, de letterkundige die aan de basis lag van alles wat nadien fout is gelopen met het Vlaams-nationalisme.
Kevin Absillis: Welja. Dat beeld blijft maar circuleren, terwijl er toch al eerder goede argumenten gegeven zijn om ook eens op een andere manier naar Conscience te kijken. Maar dat kan of durft een aantal opiniemakers blijkbaar niet. In mijn boek leg ik uit hoe dat is gekomen. Natuurlijk heeft een deel van de Vlaamse Beweging vorige eeuw verschrikkelijke fouten gemaakt. En bij de parlementsverkiezingen van 1991 kwam daar de doorbraak van het Vlaams Blok bij, de zogenaamde ‘Zwarte Zondag’. Toen zag je ineens een opstoot van anti-Consciencegevoelens. Hij werd moreel verantwoordelijk gehouden voor wat er honderd jaar na zijn dood allemaal fout is gelopen. Conscience gold als de aartsvader van de Vlaamse natie. Maar die natie zouden Conscience en zijn collega’s maar hebben ‘verzonnen’ omdat hen dat goed uitkwam: deze kleinburgers waren uit op macht en postjes. De echte emancipatie van het volk zou hen niet hebben geïnteresseerd. Sommige onderzoekers spreken zelfs van ‘zelfbedieningsnationalisme’, wat uiteraard bedoeld is als kritiek.
Conscience is toch niet boven kritiek verheven?
Absillis: Zeker niet. Ik begrijp zeer goed dat schrijvers als Louis Paul Boon en Hugo Claus zich in de jaren vijftig en zestig scherp hebben afgezet tegen Hendrik Conscience. Dat was hun manier om zo kort na de Tweede Wereldoorlog de Vlaamse Beweging de rekening te presenteren die ze toen deels verdiende. Conscience was collateral damage bij de afrekening na de collaboratie. Tijdens de bezetting was zijn werk ook flink misbruikt. Het diende ter rechtvaardiging van de Nieuwe Orde en een Vlaanderen dat zich ultranationalistisch en racistisch opstelde. Oostfronters tooiden zich met de Vlaamse Leeuwen en verwijzingen naar 1302, en gingen in het kamp van de nazi’s vechten ‘voor outer en heerd’. Conscience is dus vermalen geraakt in de strijd tegen de Vlaamse collaboratie en nadien tegen het Vlaams Blok/Belang. Maar intussen zitten we wel opgescheept met een karikatuur van Conscience. En die karikatuur staat niet alleen onze kennis van het verleden in de weg, ze blokkeert ook het begrip voor wat de Vlaamse Beweging ooit is geweest. Die Vlaamse strijd voor emancipatie vertoont véél meer overeenkomsten met de strijd voor emancipatie van mensen van kleur vandaag dan we denken. En Consciences ideeën rond migratie, nationale gemeenschapsvorming en interculturele solidariteit vertonen in ieder geval méér overeenkomsten met de wokebeweging dan met de rechtse identitaire bewegingen van vandaag. Voor zijn tijd was Conscience best woke. Dat maakt mijn boek hopelijk zo relevant. Het gaat niet alleen om historische nuance, het legt een verleden bloot dat vandaag wederzijds begrip kan stimuleren waar dat begrip nu ver zoek is. Zo laat ik ook zien hoe de Vlaming in het negentiende-eeuwse België het slachtoffer was van wat we vandaag racistische haatspraak zouden noemen. En dat het verkeerd is om die ervaring van vernedering – ook de Vlaamse schedels werden toen gemeten om te kunnen betogen dat Vlamingen biologisch inferieur waren – vandaag te minimaliseren.
U zet het hele bestaande beeld van Conscience op zijn kop. Ondanks vandaag als ‘fout’ ervaren opvattingen die eigen waren aan zijn tijd en ondanks een zeker opportunisme, was hij wel dé motor van de Vlaamse emancipatie.
Absillis: Conscience schonk troost en moed aan een gemeenschap die het in de negentiende eeuw niet gemakkelijk had. En hij deed dat bovendien zonder haat voor de ander aan te wakkeren. Conscience was wel de eerste om met zo veel weerklank te betogen dat er in België twee cultuurgemeenschappen waren. Maar hij was niet tegen België, hij wilde een beter functionerend België waarin Vlamingen evenveel kans hadden op emancipatie als Franstaligen – gelijkwaardigheid zou België alleen maar sterker maken. Daarom schrijft hij in de Vlaamse volkstaal en schenkt hij zijn gemeenschap als het ware een eigen cultuur. Hij was een rasverteller, en wat hij schreef, greep de mensen aan. In een voor een groot deel nog ongeletterd Vlaanderen werden zijn werken gretig voorgelezen en opgevoerd op toneel. In zijn boeken zat een emancipatorische boodschap: dat de kleine man én vrouw respect verdienen, dat ze zich tegen onrecht mogen verzetten – al houdt Conscience altijd voor dat overleg verkiesbaar is boven conflict. Als de Vlamingen in De Leeuw van Vlaenderen de wapens opnemen, is dat omdat de Franse koning niet meer openstaat voor dialoog. Alleen als je die context niet wilt zien of zelfs bewust miskent en verdraait, kun je Conscience reduceren tot een verteller van oorlogszuchtige of zelfs xenofobe verhalen. En dat was hij dus niet.
Maar hij viel wel uit de gratie.
Absillis: Er kwamen nieuwe opvattingen over literatuur. Ook ooit erg populaire auteurs als Ernest Claes en Felix Timmermans vielen uit de gratie. Laat staan dat men überhaupt nog belangstelling had voor de negentiende-eeuwers.
Dus wie nu nog Conscience leest, heeft een slechte smaak.
Absillis: Oh, maar ik schaam me niet voor mijn slechte smaak, hoor. Alle gekheid op een stokje, onlogisch is de verminderde waardering voor de teksten van Conscience niet. Ze beantwoorden niet meer zo goed aan de verwachtingen die wij vandaag hebben van een moderne roman. Charles Dickens heeft in Groot-Brittannië ook niet meer de status die hij tot een paar decennia geleden nog genoot. Vanuit het morele perspectief van vandaag zijn er trouwens best vragen te stellen bij Dickens. Zijn beroemde roman Oliver Twist bevat kwalijke antisemitische oprispingen. Desondanks blijft men in Groot-Brittannië het werk van Dickens waarderen als een deel van het culturele patrimonium.
Schrijvers van vorige eeuwen worden meer dan ooit geanalyseerd door een hedendaagse bril. Een paar jaar geleden kreeg dichter Guido Gezelle (1830-1899), ook priester-leraar in Kortrijk en Brugge, het verwijt dat zijn persoonlijke vorm van onderwijs wellicht geen ‘veilige pedagogische omgeving’ bood aan zijn leerlingen. Dat laatste begrip dateert nochtans van meer dan honderd jaar ná de dood van Gezelle.
Absillis: Het is een vraag die altijd terugkeert en die we dus moeten proberen te beantwoorden: hoe kunnen we met het perspectief van vandaag kijken naar teksten, opvattingen en gedragingen uit het verleden? De strikte wetenschapper zal elk moreel oordeel opschorten en wat geschreven is an sich bestuderen in de context. Maar dat is toch niet de enige benadering? Ik vind het perfect legitiem om teksten ook tegen het licht te houden aan de hand van de waarden en normen van vandaag. Het is toch een interessante vraag of teksten die op een bepaald ogenblik van belang zijn geweest, dat nu nog altijd zijn? Wat hebben die teksten ons vandaag nog te vertellen? Literaire en morele waarden verschuiven voortdurend. En dus ook de relevantie van boeken.
Stel dat boeken ons onverschillig lieten, dat is toch het ergste wat schrijvers kan overkomen?
U bent niet iemand die woke critici op hun plaats probeert te zetten met het argument: ‘Zwijg, want vroeger was het nu eenmaal anders.’
Absillis: Natuurlijk niet. Je kunt mensen die zich gekwetst voelen door bepaalde literaire passages niet de mond snoeren met als enige argument ‘toen was het zo’. Zeker, de historische context is belangrijk en onze kennis ervan moet zo volledig en zo feitelijk mogelijk zijn, maar vervolgens kun je met die kennis en expertise toch het andere debat aangaan: hoe kijken wij vandaag naar de feiten en opvattingen van toen? Ik begrijp de verontwaardiging van mensen die zich vandaag beledigd voelen door racistische stereotypen in oude romans en films. Die verontwaardiging krijgt terecht een plaats in het publieke debat. Ze draagt bij tot bewustwording, en sowieso is het een teken van beschaving om met de gevoelens van een ander rekening te houden.
En toch verdedigt u Conscience, zelfs met vuur.
Absillis:In het geval van de beoordeling van Conscience gaat het al lang niet meer over fijne nuances. Het gaat om een totaal foute voorstelling. Bijna niets van wat er tot vandaag over hem wordt geschreven, strookt met hoe het was. En het is toch niet omdat ik de clichés over Conscience bestrijd dat ik van hem een heilige maak? Hendrik Conscience was geen socialist, hij was geen antikolonialist en hij had een paternalistisch wereldbeeld. Toch had hij kritiek op reële sociale wantoestanden. Hij nam het onder meer op voor de Joodse gemeenschap en de slaafgemaakte zwarten, en hij wilde de eenvoudige Vlaamse lezers van zijn boeken empoweren, zoals dat vandaag heet. Het is een kwestie van intellectuele eerlijkheid om op een genuanceerde manier te kijken naar die man en zijn tijd, en de groteske foute inschattingen die over hem bestaan niet langer te herhalen.
Monumenten blijven zelden overeind. Er is bijvoorbeeld ook stevige kritiek op Multatuli, zelfs om de beroemde toespraak ‘tot de hoofden van Lebak’, waar het personage Max Havelaar zijn gehoor aanmaant om sociaal rechtvaardiger te zijn. De wordt vandaag beschouwd als een zeer kolonialistische passage: een Nederlandse koloniale ambtenaar die vanuit de hoogte lokale Indonesische leiders de les leest.
Absillis: Die discussie vind ik nochtans zeer legitiem. Al tweehonderd jaar staat Multatuli op een piëdestal. Hij fungeert als het goede geweten van Nederland: de herinnering aan die held heeft bij wijze van spreken de Nederlandse schatplichtigheid aan het kolonialisme voor een stuk opgeheven. Maar in zijn oeuvre voert de schrijver zichzelf op als de ‘grote witte redder’ Max Havelaar. Na zijn ontslag als koloniaal ambtenaar juicht het inheemse volk hem toe aan de kant van de weg, alsof hij een voorloper was van Indiana Jones in The Temple of Doom. ‘De witte redder’ is natuurlijk een vast patroon in onze westerse beeldvorming. De kritiek op Max Havelaar is dus best relevant. Het stelt het beeld bij dat Multatuli niet zomaar de idealistische, belangeloze criticus was van het Nederlandse beleid. Hij wilde niet dat het kolonialisme werd afgeschaft, hij pleitte voor een ‘beter’ en ‘rechtvaardiger’ kolonialisme.
Tegelijk ging hij veel verder dan eender welke negentiende-eeuwse Belg in zijn kritiek op het koloniale bewind. Hij laat bijvoorbeeld zijn Indonesische personages Saïdjah en Adinda vermoord en verkracht worden door Nederlandse militairen, en in zijn envoi zegt hij de koning dat hij zich bewust moet zijn dat ‘daarginds meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in uw naam’.
Absillis: Hij gaat inderdaad zeer ver in zijn beschuldigingen aan het adres van de Nederlandse staat. Tegelijk is de grote vijand de lokale regent, niet het koloniale systeem. Hoe belangrijk en dapper dat boek ook is geweest, het is vandaag belangrijk om ook aan te stippen dat Multatuli altijd deelachtig bleef aan een koloniaal systeem.
Jef Geeraerts (1930-2015) was een voormalige koloniale ambtenaar die als romancier onverbloemd en expliciet schreef over zijn Congolese jaren. In Gangreen 1: Black Venus vertelt – pocht – hij over zijn wellustige omgang met Afrikaanse vrouwen en meisjes. Dat is naar de hedendaagse normen volstrekt onbehoorlijk, zelfs crimineel. Tegelijk is het een inzichtelijke beschrijving, in een geheel eigen proza bovendien, van de echte zeden van bepaalde koloniale ambtenaren.
Absillis: Het boek heeft beslist waarde als persoonlijke getuigenis en het blijft literair-historisch belangwekkend. Maar als literatuur in het brandpunt wil staan van het maatschappelijke debat, is een debat over Geeraerts’ boeken toch onvermijdelijk?
U vindt het juist dat de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL) Geeraerts schrapte uit de literaire canon?
Absillis: Een literaire canon bevat teksten die op een gegeven ogenblik als bijzonder waardevol worden beschouwd. Die waarde kan veranderen, nietwaar? Niemand eist dat wij de boeken van Jef Geeraerts uit onze bibliotheken verwijderen, of verbiedt ons om ze te lezen. Maar hoort het werk van Geeraerts echt thuis in het literaire pantheon? Wie die boeken vandaag leest, zit toch met een meer dan ongemakkelijk gevoel? Zijn debuut Ik ben maar een neger is zelfs extreem problematisch. En niet alleen voor de lezers van vandaag. Al bij het verschijnen van dat boek in 1962 wees Renate Rubinstein er in een scherpe analyse op hoe schandalig het is dat een voormalige koloniale ambtenaar een Congolees opvoert om zelf de Congolese minderwaardigheid aan te kaarten. Dat is perfide. Ik vind het niet onlogisch dat de boeken van Geeraerts uit de canon vliegen: de samenleving van vandaag vindt ze literair achterhaald en moreel dubieus. Een richtsnoer, de oorspronkelijke betekenis van ‘canon’, bieden ze dus niet langer.
Dus de kijk van vandaag bepaalt of literatuur van destijds waardevol is, of niet.
Absillis: Dat is toch altijd zo? En los daarvan: als mensen zich vernederd of op hun ongemak voelen door een tekst, dan kun je daar toch rekening mee proberen te houden? Conscience zou de eerste zijn om te zeggen dat het een teken van fatsoen is om minstens te luisteren naar de bezwaren van wie zich achtergesteld voelt, of dat is.
Men kan inderdaad kiezen voor een maatschappij waarin iedereen die zich gekwetst voelt de grens kan trekken van wat niet mag of kan. Men kan ook streven naar een samenleving waarin we zo veel mogelijk proberen te verdragen van anderen, dus waarin we moeten leren omgaan met wat ons niet aanstaat. Binnen bepaalde grenzen, dat spreekt.
Absillis: Het grote probleem aan dit soort debatten is dat de tegenstellingen en vijandigheden in de media veel scherper zijn dan hoe de meeste mensen in werkelijkheid met elkaar proberen samen te leven. De meeste mensen begrijpen heus wel waarom bepaalde zaken gevoelig liggen, zolang je dat met wat geduld probeert aan te brengen. Omgekeerd vindt niemand het fijn om negatief aangesproken te worden op gedrag of uitspraken die jarenlang getolereerd werden, of zelfs als goed en juist aangezien werden, maar die nu plots niet meer mogen. Dat kwetst, want dat treft je in wie je bent of was, en het raakt dus aan je zelfbeeld. Zie bijvoorbeeld de ophef rond Zwarte Piet: niemand wordt graag een racist genoemd. Zulke discussies veroorzaken frictie en pijn. Dat hoeft trouwens niet noodzakelijk slecht te zijn als alle betrokkenen er wat van opsteken.
Van Hendrik Conscience via Jef Geeraerts tot Michel Houellebecq: het blijft merkwaardig om te zien hoe romans – fictie dus – kunnen leiden tot oprechte woede bij lezers.
Absillis: Dat betekent toch dat literatuur ertoe doet? Stel dat boeken ons onverschillig lieten, dat is toch het ergste wat schrijvers kan overkomen? Als lezers zich kunnen opwinden over wat er geschreven staat, dan is dat een bevestiging van de levenskracht en de impact van de verbeelding. Het imaginaire is vaak meeslepender en ontroerender dan alledaagse feiten. Daarin schuilt de grote kracht van de literatuur.
Kevin Absillis
– 1980: geboren in Duffel
– 2008: doctor in de taal -en letterkunde (Universiteit Antwerpen)
– Sinds 2018: hoofddocent moderne Nederlandstalige letterkunde en algemene literatuurwetenschap aan de Universiteit Antwerpen
– (Co)auteur van onder meer Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932– 1970); De plicht van de dichter. Hugo Claus en de politiek (2013); De grote onleesbare. Hendrik Conscience herdacht (2016).
– Bezorgde kritische uitgaves van Pallieter van Felix Timmermans (2016) en De verwondering van Hugo Claus (2018)