Van beatmis tot herbestemming: hoe brengen we weer schwung in de kerk?
In De geuren van de kathedraal, het vierde Time to Read-actieboek, schetst Wendy Wauters het beeld van de laatmiddeleeuwse kerk als een drukke, altijd bruisende ontmoetingsplek voor mensen van de meest diverse pluimage. Kan die zo levendige kerk van toen de soms al te doodse kerk van vandaag inspireren?
Voor de leek is het misschien wel het opvallendste aspect van Wendy Wauters’ veelbesproken onderzoek naar het kerkelijke leven tijdens de 16e eeuw. Kerken, zo maakt de kunsthistorica duidelijk, leken in niets op de plekken van religieuze verstilling die ze vandaag zijn.
Een weetje ter illustratie: toen het in de Antwerpse kathedraal net iets té wild begon te worden, werd een hondenslager in dienst genomen. Die werd door de kerkmeester betaald om ronddolende viervoeters tijdens misvieringen met de zweep de kerk uit te slaan.
Nog veelzeggender: in sommige laatmiddeleeuwse kerken moesten verkeersborden orde brengen in de chaos. Zo maakte een verkeersbord in de Utrechtse Buurtkerk duidelijk dat het tijdens de vele dagelijkse erediensten verboden was vee te drijven of er met kruiwagens rond te rijden.
In de Utrechtse Buurtkerk maakte een verkeersbord duidelijk dat het tijdens erediensten verboden was vee te drijven of er met kruiwagens rond te rijden.
Het beeld van de kerk dat hier wordt geschetst, doet vragen rijzen. Zo is er de vraag waarom en sinds wanneer wij het normaal vinden dat er in de kerk stilte heerst? ‘Dat is een complexe vraag’, zegt historicus en theoloog Hans Geybels (KU Leuven). ‘Feit is dat kerkbezoek in de middeleeuwen een compleet andere, veel ongedwongener ervaring was. Dat is pas veranderd na het Concilie van Trente, medio 16e eeuw. De kerkleiders hebben met dat concilie geprobeerd het kerkelijke leven meer te stroomlijnen.
‘Het heeft, met enige vertraging, ook bij ons een grote impact gehad, al was die helemaal uitgewerkt aan het eind van de 18e eeuw en de Franse Revolutie. De stilte in de kerk keert weer terug in de periode die men later met de term ‘Het Rijke Roomse Leven’ ging benoemen. We spreken dan over de periode tussen 1860 en 1960, een tijdvak waarin de katholieke kerk een bijzonder grote invloed had op het leven van mensen in onze contreien.
‘Het is in die periode dat de eucharistieviering zoals u en ik die kennen vorm kreeg. De zondagsmis werd als het allerheiligste beschouwd. En het allerheiligste vergt de stilte van het klooster.’
Saskia De Coster over haar roman ‘Wij en ik’: ‘Het gezin is een soort zelfgebouwde gevangenis’
Beatmis
De strikte vormen werden wat losser eind jaren zestig en begin jaren zeventig, na het Tweede Vaticaans Concilie (van 1962 tot 1965). ‘Parochies kregen meer vrijheid’, vertelt Geybels. ‘Zo was het weer toegestaan om missen op te dragen in de volkstaal. Er kwam in veel parochies ook meer schwung in de kerk. Begin jaren zeventig had je bijvoorbeeld het fenomeen van de beatmis, waar gospelachtige liederen werden gezongen en zelfs drumstellen hun intrede deden in de kerk.
‘Het is duidelijk dat de kerk vandaag weer wat stiller en traditioneler is geworden. Maar de vrijheid van invulling is wel gebleven. Officieel ben je als gelovige nog altijd verplicht om ter kerke te gaan in je eigen parochie, maar die regel bestaat alleen nog maar op papier. In de praktijk kun je kiezen tussen een vrij grote diversiteit van misvieringen. Wie dat wenst, kan traditionele misvieringen in het Latijn bijwonen. Maar je kunt ook kiezen voor moderne, hedendaagsere missen, zoals de Taizé-vieringen.’
De wat grotere vrijheid en versoepelingen konden en kunnen niet verhinderen dat de kerken nog altijd leeglopen. ‘Ik zie dat sommige mensen, met schrijvers Kristien Hemmerechts en Christophe Vekeman als bekendste voorbeelden, de weg naar de kerk hebben gevonden, maar dat soort bekeringen is zeldzaam. Steeds meer kerken moeten sluiten. En die tendens zal niet onmiddellijk keren.
‘Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat er geen toekomst meer is voor het christendom in Vlaanderen. Er zijn vormen van geloofsbeleving die nog wel appelleren aan een jonger publiek. Een voorbeeld is de bedevaart naar Scherpenheuvel. Die wint weer aan populariteit bij jonge mensen. De basiliek van Scherpenheuvel is ook bijzonder geliefd bij wielertoeristen. Minstens de helft van de passanten stapt de basiliek binnen om een kaarsje te branden. Dat wijst op een zekere band met God, al uit die zich minder en minder in de zondagspraktijk. Die staat op een historisch dieptepunt, en zal wellicht nog achteruitgaan.’
Het brengt ons bij een tweede vraag. De kerk die Wendy Wauters beschrijft, lijkt, veel meer nog dan vandaag, een open, laagdrempelige plek. Een levendige ontmoetingsplaats waar religieuze beleving niet al te stringent wordt ingevuld. Kan die kerk een inspiratie zijn voor de soms doodse kerken van vandaag?
Wekelijks een halfuurtje lezen op school: ‘Jongeren wéten dat al die schermtijd niet goed voor hen is’
Gemeenschapsgevoel
Kristien Hemmerechts wil, om te beginnen, dat beeld van de dode kerk nuanceren. ‘Ik ben zelf een regelmatige bezoeker van de zaterdagmis in de Antwerpse kathedraal’, zegt ze. ‘Dat is, met dank aan priester Bart Paepen, zeker geen doodse bedoening.’
De rol van de priester valt volgens Hemmerechts niet te overschatten. ‘Het is zoals bij leraren. Je hebt er die inspireren, en je hebt er die het tegenovergestelde doen. Goede priesters zijn ook in staat om een gemeenschapsgevoel te creëren. In Ninove slaagt de nog vrij jonge priester Alexander Vandaele daar uitzonderlijk goed in. Zijn kerk loopt niet toevallig elke week vol. Maar goed, je hebt natuurlijk ook priesters die er zelf niet meer in geloven. En het is ook meer dan ooit een probleem om nog priesters te vinden. Dus ja, veel kerken zijn vandaag inderdaad doodse plekken.’
Hemmerechts is ervan overtuigd dat kerken in deze samenleving nog een belangrijke rol kunnen spelen. ‘Ik ga geregeld praten over mijn retour a l’église. Wat me telkens opvalt is dat mensen geïntrigeerd zijn door spiritualiteit en er ook behoefte aan hebben, maar dat er nog nauwelijks een taal of ruimte voor bestaat. Tegelijk zie ik ook veel eenzaamheid. Daarom ben ik er een groot voorstander van om van kerken en kathedralen plaatsen van samenkomst te maken. De kathedraal van Antwerpen probeert dat ook steeds meer te zijn. Zo is er achterin een soort café waar je na de viering terechtkunt voor een koffie en een babbel met andere kerkgangers of de priester. Die rol van ontmoetingscentrum zouden ook de kerken die vandaag gesloten zijn kunnen spelen. Ik zie ook mooie initiatieven in Engeland, waar missen worden georganiseerd die geen echte missen zijn. Ze vertrekken eerder vanuit een behoefte van mensen om samen te zijn, naar elkaar te luisteren en te zingen. Leegstaande kerken lenen zich uitstekend voor zulke samenkomsten, al besef ik dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan. Je moet ook mensen vinden die het allemaal in goede banen willen leiden.’
Een kerk waar handel wordt gedreven druist in tegen de geest van het evangelie.
Kristien Hemmerechts
Maar kan de laatmiddeleeuwse, bijna ‘marktachtige’ kerk die Wendy Wauters beschrijft de kerk van vandaag inspireren? Hemmerechts betwijfelt dat. ‘Van mij mag de kerk nog veel meer een plek worden waar mensen in- en uitlopen. Maar als ik het goed begrijp was de kerk toen ook een plek waar handel werd gedreven en verschillende gildes elkaar met veel uiterlijk vertoon probeerden te overbluffen. Dat druist natuurlijk in tegen de geest van het evangelie.’
Rovershol
Hemmerechts’ collega Christophe Vekeman denkt daar niet anders over. ‘Ik refereer hier graag aan het woord van de vier evangelisten, die allemaal beschrijven hoe Jezus geldwisselaars en andere handelaars uit de tempel dreef met de woorden: “Het huis van mijn Vader moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt.” Om maar te zeggen: ik ben er helemaal niet van overtuigd dat die laatmiddeleeuwse kerk wel tot voorbeeld moet strekken.’
Van Vekeman verscheen eerder dit jaar Tot God, een veelvormig verslag van zijn weg naar het geloof. Het boek werd met de nodige luister gepresenteerd in de Gentse Blaisantkerk. Of die boekpresentatie een voorbeeld was van wat een kerk vandaag nog kan betekenen voor een breder publiek? ‘Niet elke kerk lijkt me voor zulke feestelijkheden geschikt’, zegt Vekeman. ‘Ik wilde mijn boek om voor de hand liggende redenen in een religieuze context presenteren, maar het leek me niet gepast om dat te doen in een klassiek, sacraal kerkgebouw. De Blaisantkerk is een heel ander soort kerk. Ze is gebouwd in 1960, met de hulp van de inwoners van de Rabotwijk. Decennialang heeft ze een sociale functie vervuld. Ze lijkt meer op een Amerikaanse kerk, en paste daardoor erg goed in de door mij geambieerde, wat zwierige gospelsfeer.’
Het typische Vlaamse kerkgebouw leent zich volgens Vekeman veel minder voor zulke feestelijkheden. ‘Dat zijn gebouwen die vanwege hun architectuur en akoestiek meer uitnodigen tot stilte en bezinning. Laat vier mensen tegelijk luid praten in zo’n kerk, en je weet niet wat er gebeurt. Ook van buitenaf bekeken nodigen ze, een beetje zoals bergen dat doen, eerder uit tot deemoed en nederigheid.’
In de discussie over de herbestemming van kerken pleit Vekeman dan ook voor de kerk als een stilteplek. ‘Wat vandaag – een enkele oproerkraaier of psychopaat niet te na gesproken – echt iedereen met elkaar verbindt, is de behoefte aan gemoedsrust, kalmte en stilte. En laat het net dat zijn wat een kerk als geen ander gebouw te bieden heeft. Kerken kunnen vandaag, helemaal los van hun religieus verleden, havens van sereniteit zijn. Het kunnen plekken zijn waar iedereen welkom is, maar met de stilte als hoofdgast.’
Filosofe Tinneke Beeckman: ‘Verontwaardiging kan gevaarlijk zijn. Iemand is het, en je vraagt je meteen af of jij het ook niet moet zijn’
Ideale herbestemming
Theoloog Hans Geybels deelt die visie. ‘In Gent is, na veel discussie, beslist dat de Sint-Annakerk een Delhaize mag worden. Theologisch is dat, anders dan veel mensen denken, geen probleem. Een kerk is geen heilige plek, en kan in principe om het even welke bestemming krijgen. Toch heb ik het er persoonlijk lastig mee. Een kerk heeft, ook al is ze gesloten, een symbolische betekenis. Die kun je niet zomaar uitwissen. Er zijn herbestemmingen die veel beter aansluiten bij die symbolische en historische betekenis van een kerk. Dan denk ik in de eerste plaats aan de stilteplek. Het is iets waar we in de toekomst nog heel veel behoefte aan zullen hebben.’
Een kerk heeft, ook al is ze gesloten, een symbolische betekenis. Die kun je niet zomaar uitwissen.
Hans Geybels, theoloog
Geybels ziet ook nog een tweede zinvolle herbestemming. Tot enkele jaren geleden stelde priester Fernand Marechal zijn kerk in Zeebrugge open voor migranten zonder papieren. ‘De kerk moet het altijd opnemen voor de meest kwetsbaren,’ zegt Geybels, ‘dus in die zin is het een ideale herbestemming.’
Kristien Hemmerechts herinnert zich ook hoe de Begijnhofkerk in Brussel die rol een tijdje vervulde. ‘Op zich is het een heel mooi idee. Alleen: je moet er ook voor zorgen dat mensen er zich kunnen wassen, naar het toilet kunnen gaan en dat de veiligheid gegarandeerd is. Als je dat niet kunt, loopt het binnen de kortste keren fout. Uiteindelijk bots je bij elke niet-commerciële herbestemming op dezelfde problemen. De ideeën zijn mooi, maar waar ga je nog de mensen vinden om ze uit te voeren?’
Wendy Wauters, De geuren van de kathedraal – de overweldigende 16e eeuw in Antwerpen, Uitgeverij Lannoo, 368 blz., 34,99 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier