Emiliano Acosta

‘Kant herdenken ‘mag’ niet alleen, het is vandaag meer dan ooit nodig’

Emiliano Acosta Hoofddocent Wijsbegeerte VUB en gastdocent aan de UGent

Filosoof Emiliano Acosta staat stil bij de driehonderste verjaardag van de geboorte van de Duitse filosoof Immanuel Kant. ‘Het werk van her-denken hoeft zich niet per se te beperken tot een kritisch revisionisme van de donkere kant van Kant.’

2024 is voor de filosofische academische wereld een Kantiaans jaar. Men herdenkt 300 jaar van de geboorte van de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804). Niet alleen in zijn geboortestad, Kaliningrad (die toen Königsberg heette en deel van Pruisen was en vandaag een Russische exclave is), maar ook overal ter wereld worden congressen en symposia georganiseerd rond de figuur en de erfenis van de auteur van de Kritiek van de zuivere rede. Jorge Luis Borges zei ooit dat mensen “de charmes van het decimale systeem” overdrijven. Ik geef toe: in het herdenkend enthousiasme rond Kant, waaraan ik meedoe, zit iets van dat zwak voor veelvouden van tien.

Nu stelt de vraag zich of Kant, een filosoof die een uitdrukkelijk vrouwonvriendelijke, eurocentrische en racistische visie had op de menselijke natuur en de geschiedenis van de mensheid, wel mag worden herdacht in onze tijden van dekolonisatie van de filosofie en strijd voor gendergelijkheid. Bedoelen we met “herdenken” “hulde aan een afgestorvene brengen”? Dan lijkt me een herdenking van Kant van begin af aan overbodig controversieel. Maar wat als we het woord ‘herdenken’ in de zin van her-denken (re-thinking) gebruiken? En wat als we met Kant niet zijn persoon bedoelen maar eerder zijn ideeën? Dan is de huidige kritische herziening van zijn ideeën over rassen, de Europese superioriteit en over het verschil tussen het mannelijke en het vrouwelijke verstand een vorm van her-denking van Kant. Kortom: Kant herdenken ‘mag’ niet alleen, het is vandaag meer dan ooit nodig.

Maar het werk van her-denken hoeft zich niet per se te beperken tot een kritisch revisionisme van de donkere kant van Kant, want er zijn een aantal gedachten in zijn werken die ons kunnen helpen om ons turbulente en complexe heden te begrijpen. Denk bijvoorbeeld aan zijn overwegingen over de relatie tussen verlichting, emancipatie, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.

Verlichting is voor Kant individuele en collectieve emancipatie: een uitweg uit de intellectuele en politieke onmondigheid. De belangrijkste vijanden van de verlichting zijn niet zoals bij andere moderne filosofen het obscurantisme en dogmatisme van de autoriteit, maar de lafheid en luiheid van de mens. Hij geeft toe dat hét probleem is dat onmondigheid zeer comfortabel is en emancipatie geen paradijs. Zelfstandig denken, durven de wereld verbeteren betekent voor het individu veel tijd, werk, opoffering en afzien. Kant plaatst plezier en geluk, of beter, het hedonistische geluk of het geluk dat op economisch comfort is gebaseerd, aan de kant van de onvolwassenheid. Daar ligt het paradijs of, in het Vlaams, “het rijk der vrijheid” waar we onze politici tijdens de coronajaren om smeekten.

Zijn pleidooi voor meer verlichting is geen discours gericht op de mensheid überhaupt maar op de politieke autoriteit in het Pruisen van 1784, Frederik de Grote, en aan alle individuen die op de een of de andere manier de samenleving mee vormen. Het is, zoals Foucault ooit signaleerde, de interventie van een filosoof in de particuliere problematiek van zijn tijd.

Wat Kant aan Frederik de grote vraagt is niet politieke vrijheid, meer rechten of zelfs stemrecht, maar vrijheid van meningsuiting en van pers. Hij rechtvaardigt zijn verzoek door te verduidelijken dat deze vorm van vrijheid de meest onschadelijke is voor het systeem. Velen hebben Kant hierom bekritiseerd: hij heeft niet gedurfd om de politieke oppressie in Pruisen te veroordelen. Maar al die kritieken gaan voorbij aan wat Kant eigenlijk bedoelt: zonder vrijheid van pers en van meningsuiting is de verlichting onmogelijk. En het gaat niet alleen over de individuele emancipatie maar ook of vooral over de morele, culturele en politieke vooruitgang die resulteert in meer burgerlijk engagement, meer democratische instituties en uiteindelijk de oprichting van een internationale legale orde die meer stabiliteit zou brengen aan de betrekkingen onder de staten.

Kant zag dat een rechtvaardige regering niet alleen rechtvaardige burgers nodig heeft maar ook een vrije publieke opinie en een cultuur van open debat over de beslissingen van een regering. Meer nog: zijn stelling luidt dat geen despotische leider de macht kan behouden waar er vrijheid van pers en van meningsuiting is. Deze vrijheid die Kant vraagt, is daarom allesbehalve de meest onschadelijke. Autoritaire regeringen steken al hun energieën in de controle van de (sociale) media, de publieke opinie, en verbieden vooral dat mensen op straat gaan demonstreren. Stemrecht geven is geen probleem, want verkiezingen zijn gemakkelijk te manipuleren. Denk nu bijvoorbeeld aan een Rusland waar, anders dan in het huidige, er geen verkiezingen zouden zijn maar wel de vrijheid zou worden gegarandeerd om Poetins beleid openlijk te bekritiseren (in media, op straat, in scholen, enz.). Hoe lang had Poetin zijn avontuur in Oekraïne kunnen verderzetten?

Ik vraag me nu af hoeveel papers over Kants ideeën over vrijheid van meningsuiting en van pers zullen worden gepresenteerd op het Kant-congres van dit jaar in Kaliningrad.

(Ironisch genoeg lees ik op de website van dit congres dat de viering in Rusland van de 300ste verjaardag van Kant een bevel is van Poetin bij decreet.)

Emiliano Acosta (1978) is hoofddocent wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel en gastdocent aan de Universiteit Gent en de Università degli Studi di Catania in Italië. 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content