‘Joséphine’ van Anne-Laure Van Neer: ‘Zwarte humor behoeft geen bloed’
‘Vergif is een gift voor Anne-Laure Van Neer’, schrijft Lukas De Vos over ‘Joséphine’, de vierde thriller van Van Neer. ‘Het zijn ongewone thrillers die Van Neer zorgvuldig filtert, maar ze luiden een vernieuwing in die als vanzelf meer vrouwelijke auteurs de weg wijst.’
Oude vrouwtjes zijn pienter en genadeloos. Ten minste als ze nog bij zinnen zijn. Anne-Laure Van Neer heeft een voorkeur voor die veronachtzaamde, groeiende groep, die vooral de woonzorgcentra overspoelen. Zij bepalen ritme, kritiek, levenswijsheid en menselijke (on)deugden in de vier thrillers die de schrijfster al heeft uitgebracht. Van Neer geeft ze steevast de kernrol die ze verdienen, maar waar zelden een oog voor is.
In Justine (2015) weigert het hoofdpersonage om naar een rusthuis te gaan, en bekent zelfs een moord omdat ze de echte gevangenis verkiest. Maurice (2017), de “verlosser van de mensheid”,wordt aangestuurd door een belofte aan zijn gestorven moeder om op te houden met moorden. In Louise (2019) speelt het manuscript dat de vrouw heeft weggeborgen over een moord een doorslaggevende rol in een met angst doortrokken verhaal waar een gesloten kamer alles zal onthullen. En nu is er Joséphine (2022), een krachtdadige matrone, die met ijzeren hand en gifplanten de vrijheid van de Thanatos-club ten volle verdedigt, zeker als blijkt hoe zwak de mannelijke kolonel-voorzitter uit de hoek durft te komen, wanneer de directeur van een rusthuis de tuin wil opofferen voor nog meer bakstenen, kamers, en poen.
Dat klinkt allemaal zwaar, die strijd om zonder dokters of advokaten zelf tijd en vorm van je dood te bepalen. En te laten uitvoeren door de bekommerde leden van de dodenclub. Het thema is actueel en tast de grenzen van de menselijke waardigheid af. Het is niet nieuw, maar Joséphine verenigt de vastberadenheid en sluwheid van de gifmengster met de subtiele strategie die Agatha Christie in haar misdaadromans stak.
Van Neer speelt met clichés. Als vrouwen doden, doen ze dat bij voorkeur met gif, van Cleopatra tot Maria “Goeie Mie” Swanenburg uit Leiden die in het Guinness Book of Records tot de allergrootste is uitgeroepen: 65 moordpogingen, 23 doden – wellicht waren het er veel meer. Als mannen hoog van de toren blazen zoals de Kolonel, is dat omdat ze hun eigen zwakheden willen verbloemen met discipline, machtswellust, zelfbedrog en gebrek aan besluitvaardigheid. De Kolonel voelt zich gebonden door reglementen, Joséphine buigt ze om voor het ware doel. Afpersing is een nuttig middel om de overspelige directeur onder druk te zetten.
Dan rijst als vanzelfsprekend de vraag welk doel. Dat is amoreel. Niemand hoeft een ander een gedragscode op te leggen en te betonneren met strafwetten. Hedendaagse eisen: baas in eigen buik, baas in eigen kist. Niemand heeft ook het recht om elke mens schoonheid te ontzeggen, de tuin als rustgevende uitlaatklep voor eigenlijk opgesloten senioren. Niemand, en zeker de overheid niet, kan de mens dwingen in een korset van regeltjes en hem of haar de vrije wil ontnemen. Wat is het verstandigst? Ten koste van hongersnood je familie redden door je dood te laten vriezen in de poolnacht, zoals eskimo’s deden, of hongeroedeem en vroegtijdige sterfte bij de nieuwe generatie veroorzaken? Van Neer pleit onomwonden voor de gezonde natuurwet, waarover alleen elk individu kan oordelen.
De volle kracht van Van Neers thrillers – de vorige drie werden alle genomineerd voor de Knack Hercule Poirotprijs – zit hem in de luchtigheid waarmee deze zwaarwichtige uitdagingen worden aangebracht. Zwarte humor behoeft geen bloed. (Al snijdt er wel eens iemand met een keukenmes in haar hand). Een lomp stelletje Russische maffiosi dat niet kan schieten of verkeerd schiet volstaat voor hilarische scenes, waarbij een ontvoering van een afrekening omslaat in een nuttige opheldering. Rudy Soetewey had het bij de boekvoorstelling bij het rechte eind, toen hij een parallel zag met de films van de Gebroeders Coen: “Dezelfde soort bizarre twists, dezelfde soort merkwaardige personages, dezelfde onweerstaanbare logica, en even goed gemaakt”. En vooral omzwachteld met verrassende beeldentaal: “Brigitte (…) tuitte haar lippen als een kalf op zoek naar een uier”. Nymfomanes zijn al slordiger omschreven. Ze “beschikte over de sexappeal van een bussel soepprei”. Niet zomaar prei. De kolonel van zijn kant geeft elk initiatief van de Thanatosclub meteen de naam van een militaire operatie. Kleingeestigheid troef, nooit de korte broek ontgroeid, als je het verzet tegen de bouwplannen prompt ‘Operatie Overlord’ doopt (toch iets kleinschaliger dan de landing in Normandië). Waarop de leden afsluiten met de voetbalkreet: “Thanatos – tot in de kist !’ Humor is de make-up voor tragiek.
Dat beseft Anne-Laure Van Neer maar al te goed. “Mijn inspiratie voor Joséphine heb ik uit een krantenknipsel gehaald. Twee oudere mensen die uit hun flat moesten, klommen op het dak van het gebouw en sprongen zich samen, hand in hand, te pletter”. Zegt de Kolonel: “Ik sta ook niet te popelen om van het dak te springen”. Maar net vanuit het tragische kun je dus sterke maatschappelijke problemen aankaarten. Eenzaamheid. Betutteling. Waardigheid. Geldtekort. Gezondheidsproblemen. Wilsbekwaamheid. Alzheimer, beginnende dementie, Hugo Claus wist er alles van. “Dat was de hele opzet van onze vennootschap. Een enkel ticket naar de uitgang zonder bijkomende moeilijkheden, een bescherming tegen die grillige euthanasiewet”.
Het zijn de vernederingen die het wezenlijke in de mens kraken. De natuurlijke zucht om ernstig te worden genomen. Niet te vervallen tot een verkleinwoord. Van Neer verzacht de opstand der ouderen, zoals die zich voordoet in de film van Bernard Lamy, Home Sweet Home (1973), door het geweld in arglistige banen te leiden. Vernuft is sterker dan geweld, wat Joséphine ook tot een kleine breinbreker maakt, hoewel de uitkomst voorspelbaar is.
Met deze vierde thriller blijft Anne-Laure Van Neer op een constant hoog niveau schrijven. Middelmaat is haar vreemd. De waardige bescheidenheid van Joséphine ontpopt zich tot bijna machiavellistische agitprop. Van Neer mag dan leentje buur spelen bij andere auteurs, als Jessica Beck (de Donut Shop Mystery reeks) of Connie Archer (The Soup Lover’s Mystery Series) en vooral Agatha Christies Curtain: Poirot’s Last Case waarin liefst vijf slachtoffers aan vergiftiging sterven, ze gebruikt die kennis op nuttige wijze. Blijkt dat ze al haar eigen moeder “bevrijd” heeft. Wil je iemand de das omdoen met pakweg muffins met blauwe bessen of havermoutkoekjes, Van Neer bouwt spaarzaam het recept in als een apart in het verhaal verweven aanwijzing (kandidaat-gifmengers zich onthouden als er in je eigen tuin belladonna, taxus, hulst of oleander staat aangeplant).
En ook nu weer is er, zoals in Maurice, dienstbaarheid aan de wijsheid van de overleden moeder. Voortdurend valt Joséphine voor beslissingen terug op wat haar moeder voorhield, en steeds meer naarmate zich de onmogelijkheid van haar opdracht opdringt. “Je moet je paard niet doodknuppelen voordat je thuis bent, zei ons moeder altijd. De problemen moest ik rustig één voor één aanpakken”. “Of je nu verdriet hebt of niet, de koeien moeten gemolken worden, zei ons moeder altijd”. “Het heeft geen zin om aan een dood paard te trekken, hoorde ik ons moeder zeggen”. “Vieze varkens worden niet vet, je kan niet alles hebben in het leven, zei ons moeder altijd”. “Ons moeder had gelijk”. Ja, het was een wortelvaste boerin. De echo van Maurice is duidelijk, zij het minder dwangmatig, te horen.
En zo zit deze thriller vol met objets trouvés en spitsvondige details. Het is alleen in de details dat een tweede druk, die er allicht over een paar maanden aankomt, moet bijschaven. Een ‘vuilbak’ is natuurlijk een ‘vuilnisbak’, hij ‘schepte’ doe je met soep of beer, niet met de mogelijkheden, ‘schiep’ is aangewezen. En twee keer op een bladzijde “vastzitten als een vos in een klem” neem ik nogal persoonlijk op.
Maar dat Joséphine opnieuw de macht van de vrouwen toont, ook in de vernieuwende schrijfstijl van misdaadromans, staat buiten kijf. Het zijn ongewone thrillers die Van Neer zorgvuldig filtert, maar ze luiden een vernieuwing in die als vanzelf meer vrouwelijke auteurs de weg wijst. Van Neer is gaar voor prijzen. Ik zie ook nieuwe werken van Pat Craenbroek en Hilde Van der Meeren opdoemen, zij worden mee de voortreksters van het nieuwe geweld. Met ballen, zonder bloed. Of toch niet meer dan nodig.
Anne-Laure Van Neer, Joséphine. Antwerpen 2022, 264 blz.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier