Jef Rademakers over brieven van Gerard Reve: ‘We werden geteisterd door een bovenmatig libido’
Vijftien jaar na de dood van Gerard Reve is nieuw werk van de Grote Volksschrijver te boek gesteld. Negentien virtuoze brieven aan televisiemaker Jef Rademakers ontlokken menige schaterlach en zoeken de rand op van wat betamelijk is. ‘Toch heeft Gerard zelf altijd rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij na zijn dood heilig verklaard zou worden.’
In zijn villa in de lommerrijke noordrand van Antwerpen ontvangt Jef Rademakers me in een van zijn twee bibliotheken, met uitzicht op de uitgestrekte pelouse waar de twee flatcoated retrievers Beer en Billie ronddollen. ‘Ik heb vijf jaar geleden de taak op mij genomen om nieuw werk van Arthur Schnitzler te vertalen. Op 12 maart 2020 was ik begonnen aan Der Weg ins Freie, de enige grote roman die hij geschreven heeft, vijfhonderd pagina’s dik, uitgekomen in 1908. Exact 365 dagen later was mijn vertaling klaar.’
Terwijl Rademakers het boek drukklaar maakte, kwam zijn uitgever, Sam De Graeve, regelmatig over de vloer. ‘En dan haalde hij – hoe ben je zelf als je bij iemand op visite bent – wel ’s een boek uit de kast. Al doende belandde hij bij mijn vier planken Reve, en die map met brieven die daar nog altijd staat. Later vroeg Sam of hij ze mocht uitgeven. “Dat denk ik niet”, zei ik. “Joop (Schafthuizen, de weduwnaar van Reve, die alle auteursrechten heeft geërfd, nvdr) staat nou eenmaal niet bekend als een makkelijk man.” Maar kennelijk laat Sam zich niet snel afschrikken, want een maand later had hij een akkoord. Zeer Fijne Boy is een klein maar mooi gebonden boekje geworden, dat twee maanden lang voor 19,99 wordt aangeboden.’
Ik geloof dat hij op mij gesteld was, maar ook op mijn vrouw Ursula en onze nog jonge dochters, over wie hij wel ’s ongepaste opmerkingen maakte.
De brief was, meer dan de roman, Reves geprefereerde genre op het einde van zijn carrière.
Jef Rademakers: Voor hem was het een kunstvorm die op zich moest kunnen staan. Hij vatte elke dag aan met het schrijven van brieven, alsof hij zich wilde opwarmen. Hij gebruikte die brieven om dingen uit te proberen, dat merk je heel goed aan de dwarsverbanden tussen de brieven en zijn roman Bezorgde ouders.
In een postscriptum dringt hij erop aan om die brieven te kopiëren: ‘Het zoude zonde zijn als ze verloren gingen.’
Rademakers: Het gaat maar om negentien brieven, maar het was een warme en vriendelijke uitwisseling. Ik heb later begrepen dat zulks tamelijk uitzonderlijk was. Ik geloof dat hij op mij gesteld was, maar ook op mijn vrouw Ursula en onze nog jonge dochters, over wie hij wel ’s ongepaste opmerkingen maakte, waar ik van hem in geschrifte nooit aan mocht refereren. (lacht)
U hebt Reve voor het eerst ontmoet in 1981. Twee jaar later kreeg uw relatie meer diepgang.
Rademakers: Dat kwam door een interview in Het Parool, waarin hij zoals gebruikelijk tegen iedereen tekeer was gegaan en een aantal mensen een enkeltje naar de concentratiekampen had gewenst.
Zelden zo’n fenomenale kop boven een krantenstuk gezien: ‘Gerard Reve is het in grote lijnen eens met God.’
Rademakers: Als zoiets boven een stuk staat, moet je toch niet meer zeuren over de inhoud? Nou, dat deden ze in Nederland wél. Het land ontplofte. Daarom wilde Aad Van den Heuvel hem graag in zijn talkshow, die ik maakte voor de KRO. Aan mij de taak om Gerard in de studio te krijgen. Zes keer weigerde hij – geen zin om zich te verantwoorden – maar de zevende keer zei hij: ‘Oké, als je me zelf komt halen.’ ‘Ik kom eraan’, zei ik, in de veronderstelling dat hij net onder Parijs woonde. Maar dan bleek dat ik hem in het diepe zuiden moest gaan halen, we waren twaalf uur lang tot elkaar veroordeeld. Dat is een gedenkwaardige autorit geworden: hij moest om het halfuur plassen, hij sukkelde met de prostaat. Ik moest ook erg om Gerard lachen, hij zong de hele tijd liedjes en maakte grappen.
Over Marokkanen.
Rademakers: ‘Ik heb niks tegen gastarbeiders, maar moet je ze allemaal een rijbewijs geven?’ (lacht) Dat was aan het goede adres bij mij, vanaf het eerste moment ontstond er een grote kameraadschap tussen ons.
U was toen niet vertrouwd met zijn oeuvre, hoorde ik.
Rademakers: Ik heb Nederlands gestudeerd en had dus wel De avonden en Op weg naar het einde gelezen, maar ik denk dat je als twintigjarige weinig te zoeken hebt in het oeuvre van Reve. Je moet je toch niet voorstellen dat je een roman als Bezorgde ouders leest op die leeftijd?
Ik heb toen, halverwege de dertig, zijn werk ingehaald, en heb nu ook veel herlezen in de aanloop naar dit boek: ik voel me er meer mee verbonden dan ooit. Naast de homo-erotische erupties gaat het in het werk van Reve over de eeuwige tobberijen, het gevoel er niet bij te horen en de idee dat je van het leven niet veel te verwachten hebt. En godsdienst, natuurlijk: het Grote Mysterie is een ongelofelijk belangrijk thema. Vergeet niet dat ik als jongetje op een haar na een godsdienstwaanzinnige was geworden. Ik ging elke dag naar de mis en nam alles erg letterlijk. Ik had dat net min of meer afgeschud toen ik Gerard leerde kennen. Hij heeft me weer belangstelling bijgebracht voor de kerk en heeft me geleerd wat de essentie is. Het is bijvoorbeeld niet wezenlijk dat je linea recta naar de verdoemenis gaat als je vlees eet op vrijdag. Het ongewetene en het wereldraadsel: dáár gaat het om.
Was dat geloof van hem waarachtig, of was het slechts een typisch geval van reviaanse ironie?
Rademakers: Zijn religiositeit kán niet in twijfel worden getrokken, want zijn werk is ervan doordrongen. Gerard heeft altijd beschreven hoe hij verlangt naar God, en God naar hem: dat is het wezen van zijn werk. Maar het klopt dat hij een loopje nam met de dingen die ik als jongetje zo serieus nam. Ik schrok me de tyfus toen hij in de auto een hostie uit zijn hemdzak haalde: ‘Iemand een stukje?’ Na een misviering had hij er bij de communie eentje extra meegenomen, for the road.
Gerard vond het prettig om naar een kerk te gaan, kaarsen te branden en naar de muziek te luisteren. Hij vond de transsubstantiatie een goede vondst, op een bijna artistieke manier. Katholicisme is kunst. Maar het was hem om meer te doen dan het theater. Dat was de vormgeving van zijn diepste gevoelens, en aan die diepste gevoelens twijfel ik geen ene seconde. Gerard heeft overigens zelf altijd rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij na zijn dood heilig verklaard zou worden. (lacht)
Hoe rijmde Reve zijn geloof met zijn geaardheid? Volgens de officiële leer van zijn kerk leefde hij in zonde.
Rademakers: Hij zei altijd dat de kerk homoseksualiteit formeel wel afkeurt, maar dat ze altijd bereid is gebleven om mensen te helpen. In een brief over de ‘homosexuale vakbond’ schrijft hij dat de kerk een bureau van pastorale zielszorg en hulp had voor homo’s in nood. Dat is veel fundamenteler dan het homohuwelijk.
U had erop aangedrongen dat ik ter voorbereiding van dit gesprek Reves roman Bezorgde ouders zou lezen: een zenuwslopende leeservaring, die de lezer meezuigt in een maalstroom van neurosen en gewelddadige seksuele fantasieën.
Rademakers: Het is een boek van een krankzinnige voor krankzinnigen, maar misschien ben ik daarvoor bij jou aan het juiste adres. Ik zou het verder niet veel mensen aanpraten.
Het was het grote werk waar hij mee bezig was toen we elkaar tamelijk vaak zagen. Het gaat over de thema’s waar Reve het altijd over heeft. De ‘Uiteindelijke Dingen’, zoals hij dat noemde. Seks, het leven en de dood. Als we met zijn tweeën waren, spraken Reve en ik vaak over dat boek. Zeker in het laatste hoofdstuk zijn er veel dwarsverbanden met de brieven. Reve schrijft op een gegeven ogenblik over de chauffeur die hem naar huis heeft gebracht na de opname van Klasgenoten: ‘Zoude hij voor geld bereid zijn een gedragen kledingstuk af te staan?’ En dat hij hem zo graag nog ’s wil zien, om te liefkozen en ‘natuurlijk’ ook te martelen, maar alleen als het regent. (lacht) Dat staat een jaar later letterlijk in Bezorgde ouders.
Maar nogmaals: ik wil geen pleidooi houden voor het lezen van Reve. Als je zo in mekaar zit dat je zijn werk kunt appreciëren, dat je er om kunt lachen en erdoor ontroerd wordt, dan is het erg genoeg met je gesteld.
Ik heb vaak hardop gelachen, maar het boek heeft mij allesbehalve ontroerd: het geweld is bij momenten erg verontrustend.
Rademakers: Heel zijn oeuvre is doortrokken van het geweld. Zelfs De avonden is niet gespeend van agressie en gemeenheid. Gerard heeft zelf in Oud en eenzaam buitengewoon hevig beschreven wanneer hij voor het eerst sado-masochistische trekjes kreeg. Om zijn krankzinnigheid te bezweren probeerde hij er een artistieke vorm aan te geven. Toen we ons vierluik over de Mariaverering maakten, reden we ’s door Spanje. De uitgetreden priester Roodbol was erbij. Die man adoreerde Reve, maar Reve had een pesthekel aan hem. Ze zaten met zijn tweeën achterin, en ik hoorde Gerard voortdurend prevelen: ‘Dood. Dood. Hij moet dood.’ Ik ben gestopt en heb Gerard bevolen om voorin te komen zitten. Hij was in staat om die man het ravijn in te pleuren. Gerard was sterk als een beer, je wilde echt geen ruzie met hem.
U kon Reves rücksichtslose humor wel velen, maar ze ligt vandaag niet goed in de markt.
Rademakers: In deze tijden riskeer je claims of protesten voor je deur als je één druppel naast de pot pist. Elk woord wordt letterlijk genomen, ironie is niet meer begrepen. Dom zijn de mensen altijd geweest, maar de dommeriken hebben het laken naar zich toegetrokken. Woke, enzo. (wuift)
Hoofdpersonage Hugo Treger gaat in Bezorgde ouders flink tekeer tegen gastarbeiders en arme mensen. In een brief aan u heeft Reve het over een ‘lesbisch Flintenweib (partizane, nvdr) met tegennatuurlijke kop.’ Zou hij dat vandaag nog durven schrijven?
Rademakers: Nou, Joop probeerde hem op het einde al in te tomen. Wanneer Gerard een interview deed, mocht hij geen staatkundige opvattingen verkondigen. (lacht)
Later wil hij weten hoe het nog gaat met het Vlaams Blok: ‘Hun leider (Filip Dewinter, nvdr) is een heel jong, knap, altijd monter en hoffelijk persoon. Lief voor zijn moeder, en katholiek.’
Rademakers: (ernstig) Gerard realiseerde zich goed genoeg wat er maatschappelijk allemaal speelde. Ik denk dat hij een van de eersten was die zijn bezorgdheid uitsprak dat ons Avondland overspoeld zou worden door migranten van buiten Europa – Surinamers in zijn tijd – en dat het lelijk uit de klauwen zou kunnen lopen. Hij meende dat dus wel, maar gaf er altijd een zetje aan.
Die vermoedens van racisme zaten hem toch enigszins dwars, zo blijkt wanneer hij laat weten dat hij in de aankondiging van Klasgenoten het woord racist geschrapt wil zien.
Rademakers: Eigenlijk was het weer Joop die daarover viel. We hadden stiekem het plan om een jaar later een deftig programma te maken voor zijn 65e verjaardag: Gerard was al geridderd, maar we wilden dat hij bevorderd zou worden. Ook daarom moest het woord racist eruit.
Berekening was de man dus niet vreemd?
Rademakers: In televisie-interviews zei hij ook altijd meteen dat het boek voor ‘die en die prijs’ verkrijgbaar was in ‘die en die winkel.’ En heb je gezien welke quote we op de achterkant van Zeer fijne boy hebben gezet? Komt uit het nawoord van Mathias Danneels, die in 1986 een paar eerste drukken wilde laten signeren door de meester: ‘Best zeldzaam’, merkte Gerard op. ‘En duur’, antwoordde Mathias schuchter. Waarop de schrijver hem met indringende blik bekeek: ‘Een boek van de heer Reve is nooit te duur.’ (lacht)
In een brief klaagt Reve dat hij ‘niet meer kan dateren, door de alcohol.’ U zegt van uw kant dat uw geheugen in de fles is achtergebleven. Ook de liefde voor de geestrijke versnapering bracht u en de schrijver nader tot elkaar.
Rademakers: Geheel. Volstrekt.
In Bezorgde ouders is Treger verwikkeld in een koortsige paso doble met de fles: heel overtuigend roept Reve het zelfbedrog van de alcoholicus op.
Rademakers: En hij schreef dat toen hij zelf al redelijk los was van koning alcohol. Hij had zijn grote delirium tien jaar daarvoor beleefd. Hij dronk nog wel wat, en soms redelijk veel, maar al bij al hield hij zichzelf redelijk in de hand. Daar lette Joop ook op. De grote woede die in Gerard zat, kon met name tijdens doorzopen avonden wel ’s losbarsten. Nooit in mijn richting, het is mij nog altijd een raadsel waarom onze kameraadschap nooit onder druk heeft gestaan.
Ik ken geestelijke gezondheidswerkers die beweren dat alleen wie fundamenteel angstig is meer dan twee glazen na elkaar drinkt.
Rademakers: Dat denk ik wel, ja. Ik ben mijn hele leven angstig geweest, niet zozeer voor de dood als wel voor het leven. Als kind was ik al bang voor dingen die te groot zijn om te vatten. Als zesjarige lag ik in bed te huilen omdat ik niet om kon met het fenomeen eeuwigheid. Ik weet heel zeker dat Gerard ook een tobberig kind was. Daar zit mogelijk een klein raakvlakje.
Richtte hij zijn woede daarom nooit op u, vanwege die herkenning?
Rademakers: Ik vraag me dat ook soms af, waarom we zo goed opschoten. Hij voelde in elk geval een ongelofelijk dépit voor domme maar pretentieuze mensen. En hij ventileerde dat altijd op verheven wijze. In Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeidersverklaard schrijft hij over een kennis die op bezoek komt in zijn kleine arbeidershuisje in Greonterp, en die man heeft een erg pretentieuze vrouw bij zich, een kunstenaarstype. Ze kijkt door het raam en ziet een nog armoediger huisje: ‘Wonen daar ook mensjes?’ Reve kookte van woede: ‘Bij jou moeten ze een brandende poppenwagen je kutwerk binnenrijden.’ (lacht) Je moet maar ’s googelen: dat is een gevleugelde uitdrukking geworden.
Over kutwerken gesproken: ook de lust naar de vleselijke liefde had u gemeen met Reve.
Rademakers: Wij, en nu probeer ik het zo fatsoenlijk mogelijk uit te leggen, werden alle twee geteisterd door een bovenmatig libido.
Toen we in Lourdes filmden, vroeg ik aan Gerard of de Mariaverering hem ook seksuele opwinding gaf. ‘Ja natuurlijk,’ zei hij, ‘maar geiler dan ik van mezelf al ben, kan ik niet worden.’ Hij beweerde ook dat hij zich negen keer per dag ontuchtig beroerde.
In Bezorgde ouders wordt bijna elke man lijdend voorwerp van Tregers tomeloze seksuele fantasieën. Heeft Reve ooit zijn vizier op u gericht?
Rademakers: In seksuele zin, bedoel je? Nee, maar ik was toen al een vieze man van boven de dertig. Hij maakte er hoogstens een grap over: waarom heb ik je niet vroeger leren kennen? Het was duidelijk dat we elkaar vonden in onze overmatige belangstelling voor seksualiteit, maar dat die zich in een andere richting manifesteerde.
Die belangstelling vond op een gegeven ogenblik zijn beslag in uw programma PinUp Club, waarin schaars aangeklede jongedames hun opwachting maakten. Is zo’n programma vandaag nog denkbaar?
Rademakers: Dat weet ik niet, ik denk dat het een gepasseerd station is. De PinUp Club was in de tijd een zinvolle aanvulling op het aanbod. Er waren tien programma’s over kerkkoren, maar niet één waarin je een lekker meisje kon zien. Misschien kan dat vandaag weer niet, maar toen werkte het. Vooral voor míj, het was mijn arbeidsvreugde en mijn manier om in het leven te staan. En Gerard verdedigde dat. Ik was een gerenommeerd televisiemaker die Klasgenoten had verzonnen en in 1977 al bekroond was voor de Geloof, hoop en liefde show, en toen durfde ik het plots te bestaan om een zogeheten ontuchtig programma te maken.
De PinUp Club was op een manier bevrijdend, het sloeg taboes aan scherven.
Rademakers: (haalt de schouders op) Ik vond het gewoon leuk.
Nu is het een reliek uit een achterhaald verleden. Van Reve kun je misschien hetzelfde zeggen. Hij was een van de eerste openlijk homoseksuele schrijvers, zat in de progressieve voorhoede. Maar die voorhoede keerde zich later tegen hem, plots was hij een bedompte echo van een vroeger tijdperk.
Rademakers: In een van de mooiste brieven uit het boek neemt Gerard afstand van wat hij ‘de vakbond van de bruine stoelgangers’ noemde.
‘De tot zulke organisaties behorende homoos zullen nooit met minder tevreden zijn dan met de brandstapel’, schrijft hij: het is de slang die in de eigen staart bijt.
Rademakers: Ach ja, wij waren allebei rebels en provocatief. In de tijd van PinUp Club kreeg ik ook al de wind van voren, van de – zeg maar – domme feministen. In het Nederlandse leger hadden ze bioscoopzaaltjes waar wel ’s films getoond werden, volkomen onschuldig Tirolervertier, waarin een blote borst te zien was. De dienstplichtigen vonden dat prachtig. Maar op een gegeven moment werden de auto’s die de filmspoelen van de ene kazerne naar de andere brachten aangevallen. De feministen gingen die films verbranden. En dan zette de VARA zich ineens achter die feministen. Ik heb mijn lidmaatschap bij de sociaaldemocraten onmiddellijk opgezegd, met dat soort mensen wilde ik niets te maken hebben.
U bent nu 72 jaar oud. Hebt u al wel ’s teruggeblikt?
Rademakers: Nee, maar ik besef dat ik in de laatste rechte lijn naar de eindstreep ben aanbeland. Ik speel in blessuretijd. Ik heb heel hard geleefd, hard gewerkt en veel gedronken. Maar ik heb nergens spijt van, de gedachte dat het einde nadert, vervult mij niet met angst.
Ik was 42 toen ik stopte met televisiemaken. Ik wilde vanaf dan alleen nog doen wat mij ten diepste plezier deed. Ik heb gelezen, gedichten geschreven en vertaald. Het gezin en Schnitzler, alleen hij, gaan voor op alles. Als ik er af en toe iets bij kan drinken, ben ik tevreden.
En uw dochters zijn goed terechtgekomen: dat is vast een hele troost.
Rademakers: Of het goed komt met de kinderen, weet ik nog niet. (mismoedig) Ik denk dat we enge tijden tegemoet gaan. Maar ik heb nooit van optimisme geblaakt, je kunt me gerust cultuurpessimist noemen. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat optimisme een blijk van domheid is. Achteraf gezien, denk ik dat wij een bijzonder merkwaardige tijd hebben meegemaakt, vanaf 1945 tot nine eleven. Maar ik denk dat de boel nu werkelijk naar de kloten gaat. Het verval, de verloedering. De sfeer is gekeerd, en dat heeft te maken met immigratie maar ook met dat merkwaardige individualisme van vandaag. Nee, vrolijk word je d’er niet van. Tenzij je er af en toe een glaasje bij drinkt en er genoeg om lacht, dat is de enige manier om het vol te houden.
Jef Rademakers
– Geboren op 13 augustus 1949 in Roosendaal
– Studeerde en doceerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam
– Schreef televisie-kritieken voor De Haagse Post
– Maakte furore met onder andere Klasgenoten, Het Groot Dictee en PinUp Club
– Ging op zijn 42e met pensioen en legde zich toe op het verzamelen van 19e-eeuwse schilderijen en het beoefenen der letteren
NIET VOOR GEVOELIGE LEZERS
‘Ik werd al gauw erg dronken en begon moeilijke dingen te zeggen: dat God oorspronkelijk een eendenei was geweest en dat alle ellende begonnen was doordat ze verzuimd hadden Hem 10 minuten te koken.’
Gerard Reve hield zich niet in toen hij tussen 1986 en 1997 negentien brieven verstuurde naar televisiemaker Jef Rademakers, met wie hij in die periode nauw samenwerkte voor verschillende televisieprogramma’s. Die brieven zijn nu in boekvorm uitgegeven bij Borgerhoff & Lamberigts – het is de eerste Reve-publicatie in lange tijd – en bestrijken qua thematiek zijn bekende repertoire: de dood, liefde en seksualiteit, God. Dat alles rijkelijk overgoten met liters alcohol en vitriool.
Van de ‘Grote Drie’ (Reve, Harry Mulisch en W.F. Hermans) Nederlandse schrijvers uit de tweede helft van de 20e eeuw is hij wellicht het meest in de vergetelheid geraakt. Deze postume publicatie is dan ook een welkome reminder van Reves virtuositeit en bravoure. Maar tegelijk kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de Grote Volksschrijver met zijn rauwe, provocatieve stijl, hoe geestig ook, in deze gevoelige tijden uit de gunst zou dreigen te vallen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier