‘Is gedrag willen ‘afleren’ wel een goed pedalogisch idee?’
‘Wie met kinderen en jongeren werkt, weet het: we worden steeds meer uitgedaagd, uitgetest, uitgeput. En toch blijven we vaak op dezelfde manieren met gedragsmoeilijkheden omgaan’, schrijft kinder- en jeugdpsychologe Katelijne Van Lommel in haar nieuwste boek Sprekende harten, strijdende zwaarden: toolbox voor moeilijk gedrag bij kinderen en jongeren (Pelckmans) . Ze specialiseerde zich uitgebreid in de materie van moeilijk gedrag. Wij bieden u hier een fragment aan.
Pedalogisch? Het idee om kinderen en jongeren die op een negatieve manier om aandacht vragen te negeren
Beeld je in – en velen van ons kennen deze situatie – dat je een mindere dag, week, maand hebt. Je hebt nood aan liefdevolle aandacht. Je bent moe en gespannen of je voelt je (onbewust) te weinig gezien. Het getuigt van menselijkheid dat je je tekorten dan misschien via gedrag zult communiceren: je zult bijvoorbeeld prikkelbaar rondlopen met bijbehorende verandering van mimiek, je wordt wat minder beheerst in je handelingen en uitspraken. Of je trekt je meer terug, bent minder bereikbaar voor de ander, grijpt naar eten dan wel alcohol. En zo loop je dus enkele uren, in het slechtste geval dagen of langer rond. Tot iemand dit hopelijk opmerkt en je vraagt: ‘Scheelt er iets?’ Nu bestaat natuurlijk de kans dat je hierop antwoordt met ‘Nee’. En dit terwijl je er stiekem, diep vanbinnen, naar verlangt dat de ander die ‘Nee!’ als een ‘Ja!’ interpreteert en ook nog eens een zorgzame reactie op je onderliggende hulpvraag kan bieden.
Laat ons deze situatie even vanuit helikopterperspectief bekijken: eigenlijk ben je op dat moment moeilijk gedrag aan het stellen, je bent op een negatieve manier om aandacht aan het vragen. En wat is in meerdere cursussen en handboeken hierover nog steeds het advies? Welke interventie wordt meermaals aangeraden wanneer kinderen en jongeren op negatieve manieren om aandacht vragen? Inderdaad. Negeren.
Even terug naar je partner, vriend(in), collega die je gedrag heeft opgemerkt. Stel je voor dat hij of zij dit veelvoorkomende advies vanuit zijn of haar opleiding op jou gaat toepassen. Hij of zij zal dus doelbewust zijn of haar liefde gaan inhouden om je dit gedrag af te leren. Er zal geen aandacht komen totdat je stopt met op deze negatieve manier om zorg, connectie te vragen. Toets even bij je eigen lijf en brein af hoe dat zou voelen. Wanneer de ander bewust uit de verbinding stapt, zijn of haar liefde inhoudt omdat hij of zij jouw gedrag niet wil aanmoedigen (dat is tenminste de theorie erachter).
De kans is klein dat we deze strategie zelf als ondersteunend zouden ervaren. Dit soort pedagogiek is dan ook kunstmatig. Denk bovendien nog even verder mee na: wat gebeurt er wanneer de interventie van doelbewust negeren in het bijzonder wordt toegepast bij kinderen en jongeren met bijvoorbeeld hechtingskwetsuren? Bij jongens en meisjes die vaak op negatieve manieren aandacht vragen voor hun verwondingen? De aanwezige noden zullen niet beantwoord worden, noch helen. De getoonde tekorten zullen zelfs ongewild toenemen. Kinderen en jongeren zullen zich meermaals moeten loskoppelen van hun eigen signalisatiesysteem om aan de verwachtingen te voldoen. Logischerwijs kan dergelijke aanpak leiden tot bijkomende problemen, zoals secundaire traumatisering of de ontwikkeling van antisociaal gedrag.
Er is trouwens een verschil tussen bewust negeren en parkeren. Parkeren betekent voor mij dat je bepaald gedrag (even) laat bestaan zonder er aandacht aan te schenken, erop in te gaan omdat dit het naar jouw inschatting of gevoel (nu) niet waard is. De keuze om bijvoorbeeld een jongere niet in groep, maar later apart aan te spreken om escalatie tegen te gaan, kan hier een voorbeeld van zijn. We parkeren allemaal (al dan niet tijdelijk) reacties op gedrag van mensen uit onze omgeving en dat is uiteraard geen probleem. Bewust negeren gaat echter over het uit de verbinding stappen, de ander intentioneel laten voelen dat je bepaald gedrag afkeurt, niet wenst. En dat is verwondend.
Natuurlijk hebben we als leerkrachten, opvoeders, (onthaal)ouders, hulpverleners meer dan eens onvoldoende tijd of handen om de vraag achter negatieve aandacht (meteen) te beantwoorden. Dat is absoluut zo. Een voorbeeld van hoe je hier dan mee om kunt gaan, vind je verderop in dit boek, door te werken met visuele schema’s, voorspelbare momenten van aandacht en shotjes onvoorwaardelijke liefde.
Maar er is een verschil tussen het feit dat we soms verhinderd worden om iets te doen en het feit dat een interventie als doelbewuste strategie aangeleerd wordt om gedrag te veranderen. Liever gaan we proberen de achterliggende communicatie zo goed mogelijk te beantwoorden. Perfectie zal in veel situaties niet lukken, dat staat vast. Maar zelfs als je erin slaagt om van de tien situaties vijf keer liefdevol te reageren, geef je een kind of jongere een levenslang cadeau. Dan ben je ontzettend opbouwend aan het werk. En natuurlijk kunnen we met kinderen en jongeren indien nodig, (al) mogelijk, aanvullend gaan oefenen hoe ze ook op andere manieren met ons kunnen communiceren.
Opnieuw weten we weer meer dan we denken: kinderen, jongeren, mensen die op negatieve manieren om aandacht vragen, zijn in wezen op zoek naar verbinding, liefde, zorg. Wanneer je stilstaat bij wat dit soort interventies met jou zouden doen, vraag je je af: waar zijn ze bedacht? Laat ons daarom ook nog even stilstaan bij een ander pedagogisch idee.
(Lees verder onder de cover.)
Pedalogisch? Het idee om gedrag af te leren
Stel je voor dat ik in dit boek voornamelijk zou vertellen welk gedrag we als opvoeder, (onthaal)ouder, leerkracht, hulpverlener, begeleider best niet meer stellen in de aanpak van moeilijk gedrag. Welk gedrag we dienen ‘af te leren’. Je krijgt nauwelijks inspiratie, weinig toevoegingen, bijna geen extra tools of voorbeelden van alternatieven. Je moet met andere woorden iets afgeven zonder er iets volwaardig voor in de plaats te krijgen. Wie van jullie zou (nog meer) in overlevingsmodus geraken? Wie van jullie zou het gevoel hebben de grond onder zijn of haar voeten te verliezen?
Beeld je nu het volgende in. Stel je voor dat ik moet afleren om zoveel zoet te eten (bij voorkeur chocolade uiteraard) wanneer ik onder te veel spanning sta of wanneer ik me niet goed over mezelf voel. Als je mij nauwelijks tools geeft om gezonder met mijn spanning om te leren gaan, zal het resultaat waarschijnlijk maar matig of zelfs niet succesvol zijn. Ook als ik geen aangrijpingspunten vindt als mens over hoe ik mezelf wat minder kan afbreken, misschien zelfs kan ontdekken waar deze verwonding vandaan komt om haar te helen, zal ze haar weg blijven zoeken. Als ik niet leer om milder, groeigerichter met mezelf om te gaan, zullen mijn lijf en mijn brein uiteindelijk op zoek moeten gaan naar andere overlevingsmechanismen. Mogelijk lukt het me wel een tijdje om het zoet te laten, om het signaalgedrag te onderdrukken, maar de vraag is of dit lang gaat duren. Mogelijk verplaatst de ongezonde manier van omgaan met moeilijkheden zich naar andere symptomen. Ofwel ga ik net nog veel meer zoet beginnen eten, omdat het niet meer mag. Omdat iets wat naar de schaduw verdrongen wordt, terug naar boven zal komen.
(Lees verder onder de preview.)
De vraag is dus of ‘gedrag afleren’ wel een pedalogisch idee is? Is het niet logischer om te gaan zoeken wat er toegevoegd dient te worden om bepaald gedrag overbodig te maken? Bij ongepast taalgebruik zal dit bij sommige kinderen en jongeren bijvoorbeeld de toevoeging van informatie zijn opdat ze kunnen leren wat bepaalde woorden betekenen en welk effect het gebruik ervan op mensen heeft. Bij andere kinderen en jongeren zal ongepast taalgebruik zoveel mogelijk overbodig gemaakt kunnen worden door hen uit de overleving te halen, door de bouwstenen van regulatie (co-regulatie en regulerende activiteiten) toe te voegen.
Maar hoe dan ook is de vraag wat mensen nodig hebben om bepaald ongezond gedrag in te ruilen, los te kunnen laten, overbodig te kunnen maken. Een kind dat geluiden maakt tijdens de les dient dit gedrag niet af te leren, zijn of haar lijf zetten immers een ventiel open om spanning kwijt te raken. Wel dient dit kind de mogelijkheid te krijgen om op andere gezonde manieren deze spanning preventief dan wel curatief verwerkt te krijgen. Jongeren die – bij volwassenen dan wel bij leeftijdsgenoten – op ongepaste manieren om aandacht vragen, dienen dit gedrag niet af te leren. Wel dienen de verbindingen krachtiger gemaakt te worden, dient er voldoende eigenliefde opgebouwd te worden of dienen ze ondersteund te worden in de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Om er zo voor te zorgen dat ze dit gedrag niet meer nodig hebben.
Opnieuw is het dus kwestie van oranje en rode lampjes in de vorm van gedrag niet te willen uitschakelen, niet te willen afnemen. Een lijf en een brein vragen om een opbouwende aanpak: met de juiste bouwstenen alsook goede pedagogische mortel, volgens bepaalde bouwtechnieken.
Katelijne Van Lommel is kinder- en jeugdpsychologe. Door haar verankering in de kinderpsychiatrie, het buitengewoon, gewoon en hoger onderwijs kon ze zich uitgebreid specialiseren in de materie van moeilijk gedrag. Dit weerspiegelt zich concreet in pedagogische opleiding van het werkveld. haar nieuwste boek Sprekende harten, strijdende zwaarden: toolbox voor moeilijk gedrag bij kinderen verscheen recent bij Pelckmans.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier