In de coulissen van de loge: ‘De vrijmetselarij moet de geheimhouding laten varen’
In Hoe ruw is de steen? neemt auteur Rudolf Hecke u mee in de verborgen wereld van de logetempel, de ‘vochtige kamer’ en het leven van stille en minder stille maçons. Een voorpublicatie.
‘Ik heb niets te verbergen. We zijn een gesloten en besloten gezelschap. Op Open Monumentendag kun je alle tempels bezoeken, ze worden gesubsidieerd, dus de deuren móéten wel open. Onze statuten en adressen staan in het Staatsblad. Ik denk dat die zogeheten geheimhouding ons meer kwaad doet dan goed. Ik heb me al vaker bekendgemaakt als maçon, en dat heeft al heel wat wederzijds goeds teweeggebracht. Ik heb als loodgieter zelfs klanten bij de vrijmetselarij gebracht. Terwijl ik de afvoer repareerde, met de mensen praatte, ze beter leerde kennen, praatte ik erover en dat is niet in dovemansoren gevallen.’ (Marc Jansen)
De discretie wordt vaak door de buitenwereld gezien als een mantel om misbruiken te bedekken. Dat wordt steeds tegengesproken, in essentie terecht. Maar vraagt de vrijmetselarij zich voldoende af waarom mensen tot die conclusie komen? Doet ze voldoende aan zelfkritiek om de discretie niet meer nodig te hebben, om in alle openheid het terrein te betreden?
‘Het zou een uiting van kracht zijn, mocht de maçonnerie eigen fouten en misbruiken erkennen.’
‘De maçonnerie heeft er alle belang bij om de geheimhouding, die historisch van belang was, te laten varen en zich uit te spreken over intern wangedrag. Het zou een uiting van kracht zijn, mocht de maçonnerie eigen fouten en misbruiken erkennen en ze niet minimaliseren of bedekken met een sluier van “niets menselijks is ons vreemd”. Zo ontkracht je ook de verdachtmaking dat de vrijmetselarij een complot smeedt, wat op zich absurd is. Wanneer er eens iets stevig verkeerd gaat, loert het gevaar dat men de maçonnerie met de vinger wijst en drastisch ingrijpt. Dan moet heel de boel op de schop, het kind met het badwater – en dat zou zeer onterecht zijn. De samenleving bezit niet de volwassenheid om een en ander te onderscheiden. De vrijmetselarij kan dat voorkomen door transparantie in te voeren als regel, en zelfkritiek hoog in het vaandel te voeren. De meesten komen er aan als arrivist en zitten er vaak samen als zoutzuilen, angstig om te bewegen, bevreesd om door verandering te verliezen. Zo worden er zaken door de vingers gezien, wat beter niet gebeurt. Op een gegeven moment moet je durven aan te klagen wat er intern fout loopt.’ (Jean-Claude Delepière)
Homobar
Wat als de gezworen discretie botst met het geweten of de wet? Hoe verplichtend is de broederband wanneer een broeder in de vochtige kamer (de bar, nvdr) in het holst van de gezelligheid opbiecht een daad te hebben gepleegd die indruist tegen de geldende wetten, of de intentie ertoe openbaart?
‘Als een broeder me in de vochtige kamer met een glas te veel op een misdaad bekent, dan moet ik – om met mijn geweten in orde te zijn – daar iets mee doen. Dat kan ik niet laten passeren. Eerst en vooral moet ik hem nadien nuchter zien en hem zeggen: je weet nog wel wat je tegen mij gezegd hebt, en je begrijpt toch dat ik daar iets mee moet doen. Het spijt mij wreed.’ (Jean Paul Van Bendegem)
Soms heeft discretie grappige en bizarre gevolgen. Soms leidt argwaan tot best ludieke situaties. Een broeder staat me te woord in de vochtige kamer van een pas tot maçonniek gebouw omgetoverd groezelig dorpscafé annex dancing (en wie weet wat meer) op de grens van Vlaanderen met Wallonië:
‘Toen we een jaar geleden in dit kleine dorp aankwamen en ons in dit gebouw vestigden, bekeken de dorpelingen ons argwanend. Doordat we een mannenloge zijn, zagen ze hier nooit vrouwen. Een broeder die hier in de buurt een wijnhandel heeft, zei dat men dacht dat het hier een verzamelplaats was voor homo’s die in het geheim hun ding kwamen doen. Door de discretie geef je natuurlijk snel voeding aan complottheorieën. We proberen zo min mogelijk op te vallen, vooraan is het altijd gesloten, we komen binnen via een zij-ingang. We hadden het hier graag volledig afgesloten, maar dat is financieel nog niet haalbaar. Wat maakt dat er al eens een dorpeling komt aankloppen, denkend dat het hier een openbaar café is. Dan vertellen we dat we een culturele club zijn die vergadert. Sommigen willen terstond toetreden en meevergaderen.’ (Karl B.)
De Gucht vs. Stevaert
In maçonnieke kringen doet het verhaal de ronde van twee notoire maçons, hooggeplaatste politici, die in het profane leven met elkaar in de clinch gingen. Wat leidde tot een vervelende situatie. Karel De Gucht kwam ervoor uit dat hij vrijmetselaar was en Steve Stevaert niet. Na een politieke aanvaring tussen beiden verklaarde Stevaert in de media: ‘Elke katholiek heeft zijn kapelleke, en De Gucht heeft zijn loge.’ De Gucht was erg boos: ‘Ik ga hem een proces aandoen. Hij zit zelf in de loge!’ Wat hij uiteraard niet publiekelijk mocht verklaren vanwege de discretieregel.
‘De toppolitiek heeft geen tijd om naar de loge te gaan, het zijn altijd de mindere goden die daar te vinden zijn.’
Siegfried Bracke
‘Ik kan die anekdote bevestigen. Maar Stevaert is ingewijd en is daarna nooit meer gegaan. De toppolitiek heeft geen tijd om naar de loge te gaan, het zijn altijd de dii minores die daar te vinden zijn. Of de gepensioneerden. Alle begrip. Maar ze laten zich wel inwijden omdat het goed staat om broeder te zijn. Dat staat op uw mondelinge visitekaartje. Als je erbij bent, betekent dat toch dat je een mens van enig belang bent.’ (Siegfried Bracke)
Contraproductief
Er zijn ook heel wat maçons die zich uitspreken voor openbaarheid, tegen de geheimhouding.
‘Ik heb me vrij snel geuit als vrijmetselaar, omdat met name Leo Apostel een van die mensen was die oordeelde dat de vrijmetselarij er beter zou bij varen door naar buiten te treden. Maar omdat het een kwestie is van individuen, leeft het idee dat wie het wil het moet kunnen doen. Daarmee zeg je niets over anderen. Er zijn ook mensen die zeggen: “Ik wil iets hebben wat van mezelf is, en daar heeft niemand anders zaken mee.” Oké, dat is prima. Ik ben van het idee: dat hele ding heeft er baat bij dat er op z’n minst toch een aantal zijn die het zeggen, zodat de vrijmetselarij een gezicht krijgt. Ik kan het mij permitteren om naar buiten te komen. Het zou nogal grappig zijn mocht de VUB mij ooit gezegd hebben: “Maar Jean Paul, wat je nu gedaan hebt…” Dat zou ik pas zot vinden. Maar ik neem evengoed aan dat het voor een aantal beroepssectoren, voor een aantal mensen die in het middelbaar onderwijs staan, nog altijd niet evident is.’ (Jean Paul Van Bendegem)
‘Ik had ooit een bouwstuk (een voordracht, nvdr) in een Hasseltse loge gebracht over transparantie, waarin ik beweerde dat er geen enkele reden was om de geheimzinnigheid omtrent de maçonnerie te handhaven, dat die bovendien contraproductief was. De ultieme vorm daarvan is dat je van alle werkplaatsen de ledenlijsten in het Staatsblad zet. Ik was volop bezig, en ineens stonden er zes broeders op de rechterkolom tegelijk op. Ze zegden: “Meneer,” – wat de aanspreking is voor profanen – “u bent vrijpostig, wij verlaten de tempel.” Dat was de enig keer in mijn leven dat iemand tegen me zei: “U bent vrijpostig.’ Geweldig woord trouwens, eigenlijk een compliment.’ (Siegfried Bracke)
Wilde verhalen
Ten slotte, hoe sexy is geheimhouding tegenwoordig nog? Windt ze nog zo hevig op dat de quote van auteur John Dickie ‘Het doel van de geheimhouding is de geheimhouding op zich’ gerechtvaardigd is? Uitgenodigd worden om deel uit te maken van een geheim genootschap spreekt tot de verbeelding. Dat vormt het onderwerp van menig spannend jeugdboek of spionagefilm. En blijkbaar is het ook nog de natte droom van bepaalde inwijdelingen. Ach, maçons doen er niet flauw over. Discretie en initiatie, het heeft allemaal iets wervends.
‘Je kunt maar beter genieten van de onduidelijkheid naar buiten toe. Wat moeten we anders doen? We spelen ook graag toneel, we vinden dat plezierig.’ (Karl B.)
‘Vaak doen mensen er heel discreet over, maar als je bij hen thuis komt hangt het vol met passers en winkelhaken.’ (Marijn Devalck)
‘Vergaderen aan een tafel met daarop een naakte vrouw? Ik heb dat nooit gezien.’
Ludo Abicht
‘De geheimhouding zorgt voor een speciale aantrekkingskracht en doet wilde verhalen oprijzen. Zo zouden wij vergaderen in een zaal met zwarte kaarsen rond een tafel met daarop een naakte vrouw. Ik heb dat nooit gezien.’ (Ludo Abicht)
Uit de kast
Niet elke maçon die ik aanspreek stond te springen om me te woord te staan. Sommigen trokken hun woord nadien zelfs terug, of vroegen om passages met naam en toenaam uit hun verklaring te anonimiseren of te schrappen. Een enkeling verbood me iets uit het afgenomen interview te publiceren.
Anderen besloten anoniem te spreken, of na het lezen van hun interview toch maar een pseudoniem te hanteren. Het gaat om een minderheid, maar het toont wel aan dat er nog ‘gevoeligheden’ gelden, en zeker dat ‘uit de kast komen’ vandaag nog steeds geen sinecure is. Gelukkig had de ruime meerderheid geen probleem om onder eigen naam te getuigen. Er zijn zelfs maçons die de gelegenheid te baat hebben genomen om voor het eerst als vrijmetselaar in de openbaarheid te treden.
Rudolf Hecke, Hoe ruw is de steen? Anatomie van de vrijmetselarij in Vlaanderen, Ertsberg, 346 blz., 27,50 euro.