‘Ik wil u bedanken, want ik ben u mijn leven verschuldigd’
Griet Op de Beeck redde ten minste één lezer het leven. Ze is zo blij eindelijk schrijver te mogen zijn dat een nieuw boek alweer nabij is. Verschijningsdatum: februari 2016.
Griet Op de Beeck was dé Vlaamse succesauteur van het afgelopen jaar – in de meest recente wekelijkse top 10 van best verkochte fictie in Vlaanderen was ze opnieuw present met haar twee tot nu toe gepubliceerde romans. Zij bijt de spits af in de interviewreeks die Knack.be de komende weken brengt met Nederlandstalige auteurs die dit jaar met hun boek prominent in het zonnetje stonden.
Achteraf lijkt het succes van ‘Kom hier dat ik u kus’ voorbestemd. Meteen na verschijnen in september vorig jaar kwam de tweede roman van Griet Op de Beeck (1973) hoog binnen in de bestsellerlijsten in Vlaanderen én Nederland – om daar, zo lijkt het, nooit meer weg te gaan. In de slipstream vindt ook haar debuut ‘Vele hemels boven de zevende’, intussen tweeëneenhalf jaar oud, steeds weer nieuwe lezers. De worsteling van de altijd zichzelf wegcijferende Mona, die we volgen op drie verschillende momenten in haar leven, is het verhaal dat we allemaal willen lezen. Niet in de laatste plaats omdat het zo goed is geschreven. Op de Beeck weet Mona’s problemen met zichzelf, die zich uiten in verstoorde relaties met haar familie, haar werk en haar partner, glashelder te maken zonder iets te verliezen aan subtiliteit.
Wist je van tevoren dat ‘Kom hier dat ik u kus’ zo’n kaskraker zou worden?
‘Helemaal niet. Hoe kan je dat weten? Dat zou vreemd zijn. Ik had zo lang gewacht voor ik de moed had om te schrijven. Met ‘Vele hemels boven de zevende’ was ik behoorlijk goed vertrokken. Daar was ik heel blij mee. En dan een tweede roman, iedereen waarschuwde me daarvoor. Een vriend die manager van dEUS is geweest zei: “De tweede plaat van dEUS trok ook op niets en toch staan ze er vandaag nog altijd.” Dus nee, ik heb mijn boek met een klein hartje de wereld in gestuurd. Ik wist alleen dat dit het beste boek was dat ik op dat moment kon schrijven.’
Hoe verklaar je het enorme succes?
‘Dat is de vraag van één miljoen. Maar als ik het probeer af te leiden uit reacties van lezers: ze ruiken dat het geen bang boek is. Dat het, zonder autobiografisch te zijn, een heel persoonlijk boek is. Echt van mij: ik heb mezelf binnenstebuiten geplooid om het te kunnen schrijven. Daarom hoor ik, denk ik, vaak: het voelt alsof je het tegen mij aan het vertellen was. Het boek raakt blijkbaar aan de diepste emoties van nogal wat mensen en stelt hun ideeën over de wereld pertinent in vraag. Die combinatie moet echt het effect hebben dat zij niet alleen maar zeggen: leuk boek, en ik het zet weg in de kast. Maar dat ze er anderen over vertellen of hen het boek uitlenen.’
Heb je veel reacties gekregen?
‘Dat is ook zoiets blijmakends. Ik dacht dat je alleen in het theater zo direct feedback kreeg, maar al die lezers die in mailtjes vertellen wat ze van het boek vonden. Nog elke dag krijg ik een paar reacties. Het blijft me verbazen. Heel bijzonder. Het zijn ook alleen mensen die iets vriendelijks willen zeggen, die de moeite nemen naar mijn site te surfen en een berichtje sturen. De enige kritiek die ik via deze weg krijg gaat over de vermeende d/t-fout in de verleden tijd van gij. Gij hadt – af en toe denkt iemand dat dat fout is. Maar eigenlijk ontroert ook deze kritiek mij, omdat het voortkomt uit een romantisch beeld van het boekenvak: een mens schrijft en dan is er opeens op magische wijze een boek. Alsof er geen professionele machine achter zit die zo’n structurele fout volstrekt onmogelijk zou maken.’
Wat was de mooiste reactie?
‘Velen waren ongelooflijk mooi. Ik zal er twee uitlichten. In Amsterdam was een signeersessie van twintig schrijvers in De Bijenkorf. Zat ik daar tussen Remco Campert en andere helden. Een vreemde, onwerkelijke context. Toen kwam een vrouw, zeker in de tachtig, met een boeketje bloemen naar mij toe. Ze woonde niet eens in Amsterdam, maar ze moest en zou naar mij komen. “Ik heb me nog nooit door iets of iemand zo begrepen gevoeld als door uw boek,” zei ze. Het water liep over haar wangen. Met de titel van mijn boek heb ik mensen ongevraagd uitgenodigd om mij te knuffelen. Dat heb ik liever niet. Maar in dit geval… Ik wou dat ik iets voor haar kon doen, dacht ik. Pas met vertraging besefte ik: ik héb iets voor haar gedaan, deze roman schrijven.’
En de tweede reactie?
‘Ik deed samen met Wannes Cappelle een tournee voor Behoud de Begeerte. Bij het signeren na afloop dook er een vrouw voor mij tafel op die moest huilen. Ze kon niets uitbrengen. Er stond een hele rij achter haar, maar ze moest haar tijd krijgen, dat voelde ik wel. Uiteindelijk zei ze: “Ik wil u bedanken, want ik ben u mijn leven verschuldigd.” Later bleek dat ze plannen had om er een einde aan te maken. Iemand die dat wist had haar mijn twee boeken gegeven en gezegd: “Beloof me dat je deze leest.” Dat had ze gedaan, waarna ze het besluit nam hulp te zoeken. Het was bijna surreëel, wat zeg je op zo’n moment?’
Is dat het belangrijkste: mensen met je boeken helpen?
‘Nee, nee. Mijn ambitie is een zo goed mogelijk boek schrijven. Literaire kwaliteit leveren. Dat mensen zulke dingen tegen me zeggen is heel bijzonder. Maar dat mijn debuut is genomineerd voor de AKO Literatuurprijs was even belangrijk. Dat geeft mij, iemand die ooit doodsbang was om te zijn wat ze wilde zijn, ook uit die hoek permissie kreeg om te schrijven. Daarom heeft ook de eerste reactie die ik ooit van Peter Verhelst kreeg mij pas echt geraakt. Ik kende hem via het theater, hij was geen vriend of zo. Ik had hem mijn debuut, dat net af was, gestuurd. En toen ik zijn feedback las… Dat voelde echt als erkenning.’
Toch valt me op dat je in interviews en lezingen zo sterk de boodschap van je werk benadrukt.
‘Maar dat is iets anders! Ik was er helemaal niet mee vertrouwd dat er zo’n circuit van lezingen bestond. Ik heb weleens een schrijver op literair-wetenschappelijke toon het dramatische narratief en de motieven horen uitleggen. Dat wou ik niet. Als mensen de moeite nemen om naar mij te komen luisteren wil ik hen iets vertellen waar ze misschien wat aan hebben. En als ik naar aanleiding van de romans kan spreken over inzichten die ik liever vroeger had gekregen, vind ik dat in zo’n context toch de interessantere optie. Maar het boek en de ambiance eromheen zijn voor mij twee verschillende dingen.’
Spel je de recensies?
‘Die lees ik niet. Niet uit arrogantie, maar uit zelfbescherming. Ja, de allereerste recensie: in De Volkskrant van ‘Vele hemels boven de zevende’, waarin het vijf sterren kreeg. Die heb ik gelezen omdat mijn uitgeverij er zo over in de wolken was, alle anderen niet. De goede noch de slechte. Het is net alsof je een baby van twee weken oud hebt, er voor het eerst mee naar buiten gaat en dat dan een onbekende zich erover buigt, die zou kunnen zeggen: “Wat een lelijk kind!”. Je moet weten wat je aan kan in dit leven.’
Maar in recensies valt het oordeel over literaire kwaliteit. Hoe weet je anders of je in je artistieke ambites bent geslaagd?
‘Een recensent heeft als beroep om zichzelf te definiëren door te oordelen over anderen. Wat hij beweert zegt onontkoombaar meer over hem dan over de schrijver. Dat is natuurlijk hun goed recht. Maar ik verlaat me liever op mensen die ik ken en op wiens oordeel ik blind vertrouw. Met hun kritiek – soms ook heel hard – kan ik altijd iets, dat is onbetaalbaar.’
Dus als een recensent klaagt dat je werk sentimenteel is…
‘Dan is dat zijn recht. Tja. Ik durf de emotie niet uit de weg te gaan. In een wereld waarin cynisme en ironie de norm is, is dat wat ik nu wil doen. Want in de diepte van het emotionele leven gebeuren de interessantste dingen in het leven. Als een lezer dat sentimenteel noemt, zegt dat misschien ook iets over hoe die persoon in het leven staat.’
Wel hecht je waarde aan de literaire erkenning die onder meer blijkt uit prijzen, zeg je net. Wat betekent het dan dat ‘Kom hier dat ik u kus’ bij geen van de drie grote prijzen in het taalgebied de longlist haalde?
‘Natuurlijk vind ik het jammer dat mijn nieuwe roman er niet op staat. Dat deze jury’s van vier of zes mensen die vanuit hun persoonlijke voorkeuren een keuze maken niet opteerden voor mijn werk. Volgende keer beter. (lacht) Ik vind het in ieder geval positief dat prijzen bestaan omdat ze goede boeken helpen onder de aandacht te komen.’
Terug naar het succes. Waarom slaat jouw werk aan in Vlaanderen én Nederland? Dat lukt Nederlandstalige auteurs zelden.
‘Wie zal het zeggen? De reacties uit beide landen zijn erg vergelijkbaar. Zo groot zijn de verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen ook weer niet. We zijn allemaal meer mens dan inwoner van een land. Mijn debuut verkocht voor zestig procent in België en veertig procent in Nederland, nu doet Nederland zelfs iets beter. ‘Kom hier dat ik u kus’ was boek van de maand bij (de populaire Nederlandse talkshow, MD) De Wereld Draait Door. Daar heb ik veel aan te danken, laat ik daar niet onnozel over zijn.’
Krijg je nooit andere reacties van Nederlanders?
‘In Nederland wordt misschien meer ingezoomd op de muzikaliteit van de taal en de stijl, de manier waarop ik wars van maniëristische bewijsdwang probeer beelden te maken en een verhaal verder te stuwen. Er zijn ook meer Nederlanders die vallen voor de dialogen in het boek, ook al zijn die in de gij-vorm geschreven. Zo praten Vlamingen nu eenmaal met onze geliefde in de sofa, wij gebruiken in niet-formele contexten nooit je en jij. Als ik een scène schrijf moet ik het wel zelf kunnen geloven.’
Nederlanders zijn dol op het sappige Vlaams – al ben jij nog geen Dimitri Verhulst.
‘Nee. Wij zijn andere schrijvers met elk onze eigen taal natuurlijk. Ik wil de eigenheid van mijn taal bewaren en er tóch voor zorgen dat Nederlanders het ook allemaal begrijpen. Daarover waakt mijn Nederlandse uitgever natuurlijk ook mee, maar ik beslis. Als ik javel zou moeten vervangen door bleekwater doe ik dat niet, omdat het in ‘de geur van javel en milde ziekte’ zoveel beter klinkt.’
Wat is al met al het mooiste effect van het enorme succes?
‘De vrijheid van leven. Ik heb na verschijnen van ‘Vele hemels boven de zevende’ nog twee interviews voor De Morgen gedaan, daarna niets meer. Behalve mijn column natuurlijk – een heel zinvolle manier om om me heen te blijven kijken en in contact te komen met een ander publiek dat geen romans leest. Ik hoef alleen nog maar te doen wat ik ongelooflijk graag doe. Als je wacht tot je 38e met het schrijven van je debuut en ineens mag je er helemaal zijn als schrijver – ik sta daar nog elke dag met open mond van blije verbazing naar te kijken.’
Terwijl je ondertussen schrijft. Of heb je daar geen tijd voor door alle lezingen over je werk?
‘Ik doe maximaal twee lezingen per week. Soms lukt dat niet, maar alleen als ik me aan het maximaal hou gaat het me niet in de weg zitten. Ik wil elke dag schrijven, ik word daar een beter mens van. En voor de Boekenweek in Nederland (maart 2016, MD) kom ik met een nieuw boek. Geen roman, maar verhalen. Een bundel waarvan ik hoop dat het eindresultaat meer is dan de optelsom van de losse verhalen. Niet door een dwangmatig concept, maar door steeds mensen te schetsen op een van die momenten in het leven waarop alles verhevigt, waarop alles kan imploderen of ontploffen. De toon van de verhalen is heel verschillend, van bijna hilarisch tot erg donker, maar toch is er een onderstroom die hopelijk een drive creëert tijdens het lezen die vergelijkbaar is met die van een roman. Afwachten. Er is nog veel werk. Spannend.’
Is het bijna af?
‘De eerste versie is klaar. Maar dat betekent vooral dat er nog hard aan gewerkt moet worden. Ik laat het nu eerst een tijd liggen, zodat ik er aan het einde van de zomer met een frisse blik naar kan kijken.’
Maarten Dessing
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier