Matthijs De Ridder
‘Hoe Tonnus Oosterhoff de fascinerende roman van Willem Frederik Hermans fileert’
P.C. Hooftprijs-winnaar Tonnus Oosterhoff fileert De donkere kamer van Damokles.
Hebt u dat ook? Een lijstje met meesterwerken die u koud laten? Kunstwerken dus die u oprecht goed vindt, maar die u desondanks niets doen? Bij mij staat daar bijvoorbeeld Yield van Pearl Jam op. Steengoede plaat, maar toch… Een beetje tot mijn eigen verbazing prijkt vlak daaronder De donkere kamer van Damokles, Willem Frederik Hermans‘ fascinerende roman over de verzetsheld die niet kan bewijzen dat hij niet gecollaboreerd heeft. Maar dat boek staat nu op de nominatie om van mijn lijstje te verdwijnen.
Hoe Tonnus Oosterhoff de fascinerende roman van Willem Frederik Hermans fileert
Aanleiding is een hilarisch essay van P.C. Hooftprijs-winnaar Tonnus Oosterhoff, die deze pijler van de naoorlogse literatuur fileert in zijn nieuwe bundel De kreet is de ramp niet. Hermans is een detectiveschrijver van niks, beweert Oosterhoff. Om dat te bewijzen, leidt hij de lezer door een van de spannendste scènes van het boek, waarin hoofdpersonage Osewoudt en een assistente op pad gaan om de collaborateur Lagendaal te vermoorden. Het idee is om eerst diens zoontje weg te lokken. Daarvoor heeft het meisje zich in een uniform van de jeugdbeweging gehesen. Als ze uit de trein stappen zien ze evenwel een echte jeugdleidster die op weg blijkt naar hetzelfde huis. Probleem, denken de twee snuggere verzetslieden. Zonder er nog al te veel over na te denken, vermoorden ze de stoorzender. Maar waarom? Die jeugdleidster was ook van plan het zoontje op te halen. Ze had Osewoudt heel wat werk uit handen kunnen nemen. Haar loon voor bewezen diensten is dat ze totaal onnodig wordt omgelegd.
Er blijkt geen hout te kloppen van ‘De donkere kamer’. Maar is dat erg?
En zo gaat het nog even door. Osewoudt laat tal van opzichtige sporen achter, waar niemand ooit nog iets over zegt. Hij lijkt het lijk van de vrouw van de collaborateur te gebruiken als lokaas, terwijl dat Lagendaal toch eerder zou hebben afgeschrikt. Als hij de man uiteindelijk met twee pistoolschoten doodt en zich vervolgens uit de voeten maakt, groet hij doodgemoedereerd twee boeren, die slechts een meter of honderd verderop rustig staan te keuvelen. Ofwel zijn ze stokdoof, of ze hebben er totaal geen problemen mee dat er een buurman in koelen bloede wordt afgeknald.
Er blijkt geen hout te kloppen van De donkere kamer. Maar is dat erg? Nee, zegt Oosterhoff. En het is ook precies de reden waarom ik De donkere kamer deze zomer nog eens ga herlezen. Het was me allemaal te clean en te gecomponeerd. Oosterhoff maakt daar een einde aan, en hij schept gelijk de voorwaarden voor een waarlijk meesterwerk. Want als ik wil dat de boeken kloppen, ga ik naar mijn accountant. Kunst, daarentegen, moet kunnen spoken als een boze droom.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier