Hoe het oude Europa voortleeft in de Vlaamse schrijver Joseph Pearce: ‘Eigenlijk heet ik Joseph Peritz’
De grootvaders van de Vlaams-Brits-Duitse auteur Joseph Pearce groeiden op aan twee zijden van Europa. De ene in Vilvoorde, de andere in Breslau, wat toen in het Duitse keizerrijk lag. De twintigste eeuw gooide hun levens én het oude continent overhoop. Schrijver Benno Barnard herkent in hem een geestesgenoot. Een gesprek.
In de roman Tussen Oder en Zenne onderneemt Joseph Pearce (71) een genealogische zoektocht naar zijn familie van gisteren, die uitmondt in een sociale geschiedenis van de katholieke Vlaamse middenstand en de vernietiging van de Joodse emancipatie in Duitsland. ‘Twee rivieren, twee grootvaders, twee wereldoorlogen’, zo luidt de ondertitel – maar het verhaal gaat ook over grootmoeders, ouders, tantes, neven, over soldaten en handelsreizigers, over volks katholicisme en Joodse verbijstering. Het is een fascinerend boek, geschreven door een Vlaming die evengoed een Duitser of een Engelsman had kunnen zijn.
Werner Peritz werd Vernon Pearce omdat hij in 1941 bij het Britse leger ging. Een Joods-Duitse naam zou hem hebben verraden als hij krijgsgevangen was gemaakt.
Uw katholieke grootvader Joseph Vandenbrande uit Vilvoorde en uw Joodse grootvader Felix Peritz uit Breslau waren tijdens de Grote Oorlog elkaars vijand.
Joseph Pearce: Felix Peritz had geen goed woord over voor de Belgen. Hij was er rotsvast van overtuigd dat burgers, zelfs vrouwen en priesters, Duitse soldaten vermoordden en verminkten. De Duitsers noemden die zogenoemde francs-tireurs Heckenschützen, omdat ze vanuit het struikgewas zouden schieten. Propaganda, weten we. Aan de andere kant had je mijn Vlaamse grootvader, die zijn stad vier jaar lang zag kreunen onder de Duitse laars. Hongersnood, schrijnende armoede, terreur, arbeiders die gedwongen werden in Duitsland te werken. Bovendien verbleef Moritz von Bissing, de gouverneur-generaal van bezet België, op een kasteel in Vilvoorde. Door de strenge veiligheidsmaatregelen rondom het domein viel de spanning in de stad te snijden.
Uw Vlaamse grootvader had in de jaren dertig flamingantische sympathieën en werd zelfs lid van het Vlaamsch Nationaal Verbond.
Pearce: Joseph Vandenbrande is flamingant geworden op zijn middelbare school. Op het Institut Notre-Dame de Bonne- Espérance was het de leerlingen tijdens de speeltijd verboden Nederlands te spreken. Telkens werd een klasgenoot aangewezen om de zondaars aan te geven. Mijn grootvader vond het verschrikkelijk om zijn vrienden te verklikken. Vlamingen waren tweederangsburgers, tenminste, zolang ze zich van hun moedertaal bedienden. Na de Grote Oorlog bleven de Walen en de Franstalige Vlamingen zich tegen de Vlaamse eisen verzetten. Kardinaal Mercier, bijvoorbeeld, wilde niet weten van de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Omdat hij zielsveel van de Vlamingen hield, zei de primaat van België. Als die lieve, domme Vlamingen in het Vlaams zouden studeren, zouden ze nog achterlijker worden dan ze al waren. Het VNV beloofde een Vlaams paradijs. Mijn grootvader geloofde de partij op haar woord. Hij wist niet dat de nazi’s het VNV stiekem handenvol geld toestopten.
De Vandenbrandes hadden een groothandel in koloniale waren. U portretteert godvruchtige, integere mensen, die geen tijd en misschien ook geen belangstelling voor ‘cultuur’ hadden.
Pearce: Ze hadden wel degelijk belangstelling. Joseph kocht een grammofoon en een piano, en twee van zijn dochters volgden muziekles – de ene pianoles, de andere vioolles. Dat toont aan dat mijn grootouders culturele emancipatie niet versmaadden. Nee, het had met tijdsgebrek te maken. Mijn grootvader abonneerde zich ook op de boeken van het Davidsfonds. Ik heb die een halve eeuw later op zolder teruggevonden. De bladzijden waren niet eens opengesneden.
Hoe staat uw Vlaamse zelf tegenover het huidige Vlaanderen, cultureel, flamingantisch?
Pearce: Onze cultuur is divers, vaak uitdagend, soms experimenteel. Vlaamse illustratoren van kinderboeken, bijvoorbeeld, behoren tot de wereldtop. Of de politiek begrijpt dat cultuur van fundamenteel belang is voor de goede werking van een democratie waag ik te betwijfelen. Een overbodig geworden flamingantisme is springlevend, helaas. Waarom ijveren sommige partijen voor de onafhankelijkheid van Vlaanderen? Zullen corruptie, vriendjespolitiek en incompetentie dan verdwijnen? Alweer de belofte van een Vlaams paradijs. En nog altijd trappen talloze mensen in dat drogbeeld.
Het milieu van uw Joodse grootouders was vergelijkbaar en toch heel anders. Zakenlui, maar in culturele zin geassimileerde Joden, die zich Duits voelden en de keizer vereerden. Producten van het Bildungsbürgertum, met een piano en boeken in de kast.
Pearce: Duitsland was hun heimat, Breslau hun goldene Stadt. Het waren geen Duitse Joden, maar Joodse Duitsers, zoals je ook lutherse en katholieke Duitsers had. Ook bij hen was sprake van een culturele emancipatie. Mijn betovergrootvader Lewin was een conservatieve Jood. Zijn kleinzonen sloten zich aan bij het liberale Jodendom. Uiteindelijk zouden mijn grootouders Drei-Tage-Juden worden, Joden die enkel met Pesach, het Joodse Nieuwjaar en Jom Kipoer de synagoge bezochten. Net zoals de Vandenbrandes ontbeerden de Peritzen echter muzikaal talent. Het waren de Durra’s, de familie van mijn grootmoeder, die culturele talenten tentoonspreidden. Een oom was componist, een andere oom koordirigent, een dochter van hem operazangeres. Mijn grootmoeder deed er alles aan om van haar zoon Werner, mijn vader, een concertpianist te maken. Zelf las ze filosofie en psychologie en verslond ze alles van alle grote Duitse klassieke auteurs.
Eind jaren dertig slaagde een deel van uw Duitse familie erin te vluchten, naar alle windstreken. Uw grootouders belandden in het Palestijnse mandaatgebied. Uw vader zat toen al in Engeland, net geen zestien jaar oud, en veranderde daar van Werner Peritz in Vernon Pearce.
Pearce: Een groot deel is inderdaad kunnen vluchten, een nog groter deel is in de Shoah omgekomen, na hun deportatie vergast in Auschwitz of Treblinka of doodgeschoten in Polen, Litouwen of Wit-Rusland. Emigreren kostte nu eenmaal een fortuin. Dankzij de generositeit van Erich Durra, de broer van mijn grootmoeder, wisten mijn vader en grootouders te ontkomen. Hun drie visa kostten mijn oudoom 3000 Engelse ponden. Omgerekend naar vandaag een kwart miljoen euro. Werner Peritz werd Vernon Pearce omdat hij zich in 1941 bij het Britse leger aansloot. Een Joods-Duitse naam zou hem hebben verraden als hij krijgsgevangen was gemaakt. Eigenlijk heet ik dus Joseph Peritz. Peritz is trouwens een verduitsing van Peretz, de naam die mijn voorouders hadden toen ze in Polen woonden. Mijn vader beschouwde Engeland als zijn nieuwe vaderland.
Uw vader werd Brit en hielp Vilvoorde bevrijden. Zo regelden de schikgodinnen dat hij uw moeder ontmoette. Opvallend is de ruimhartigheid waarmee uw grootouders een Duitse Jood accepteerden, ook al was hij dan in een Engelse Jood veranderd.
Pearce: Op een wandeling met mijn moeder zei mijn vader dat hij haar iets over zichzelf had verborgen. Ze dacht tot haar grote schrik dat hij een communist was. Wellicht was ze opgelucht toen ze vernam dat hij een Duitser was, en van Joodse afkomst. Een mirakel was het niet dat mijn grootouders hun toekomstige schoonzoon meteen in de armen sloten. Mijn grootvader was inderdaad breeddenkend. Isidore Heyndels, Vilvoordenaar en communistisch senator, heeft eens gezegd dat de wereld er beter zou uitzien als iedereen zoals Joseph was.
Uw Vlaamse grootvader stierf kort na de oorlog. Toen uw ouders getrouwd waren en de zaak in koloniale waren overnamen, verborg uw vader zijn afkomst als Duitse Jood. Hij had zich ook tot het katholicisme bekeerd.
Pearce: Hij wilde zich eerst niet bekeren. Zijn vader heeft hem een bekering aangeraden, dat zou de verstandhouding in het gezin ten goede komen, zei hij. Tegelijkertijd hing mijn vader zijn Joodse afkomst niet aan de grote klok. De eeuwenoude vooroordelen over Joden waren niet verdwenen. Nu hij in de groothandel dagelijks met klanten en fabrikanten te maken had, vond hij het opportuun om zich als een echte Engelsman voor te doen. Op een lezing enkele jaren geleden in een Oost-Vlaams stadje vertelde ik de aanwezigen dat mijn vader goudeerlijk was, ook als zakenman. Een dame merkte op dat hij dan wel de uitzondering op de regel moet zijn geweest. Het mag niemand verwonderen dat mijn vader mij pas op veertienjarige leeftijd meedeelde dat hij in Duitsland en als Jood was opgegroeid. Ik nam het voor kennisgeving aan. Het zou me pas later gaan fascineren.
Hoeveel vertelden uw ouders u over hun kindertijd, hun oorlogservaringen, hun ontmoeting?
Pearce: Mijn moeder en mijn Vlaamse grootmoeder vertelden honderduit over wat ze in hun leven hadden meegemaakt. Mijn vader daarentegen was geen praatvaar. Nu en dan herinnerde hij zich een anekdote, zoals dat hij vol trots opkeek naar de zeppelin Hindenburg die boven de Oder een knikje maakte, alsof hij de Breslauers wilde groeten. Zelfs toen de Steven Spielberg Foundation hem over zijn ervaringen tijdens het Derde Rijk ondervroeg, kwamen de verhalen slechts met moeite naar boven. Over de ontmoeting van mijn ouders ben ik van één ding zeker: ze waren smoorverliefd op elkaar. Mijn moeder zou mijn vader ook haar jawoord hebben gegeven als hij van Mars was gekomen.
U bent katholiek opgevoed. Had uw vader het ooit over het Jodendom met u?
Pearce: De Zesdaagse Oorlog in 1967 tussen Israël en de Arabische buurlanden was een wake-upcall. Vanaf dan volgde mijn vader de gebeurtenissen in het Nabije Oosten op de voet. Hij luisterde naar Radio Judaïca en hij abonneerde zich op The Jerusalem Post. Voor hem was, net als voor de zionisten, Israël een seculiere staat. Goed, het was een Joodse staat. Een groot aantal Joden was desondanks niet religieus. Over religie heb ik met mijn vader nooit gesproken. Per slot van rekening speelde het joodse geloof met al zijn geboden en verboden ook bij hem al van jongs af aan weinig of geen rol meer. Nu begrijp ik dat hij op zijn manier een echte Jood was, iemand die broederschap, ruimdenkendheid en universalisme hoog in het vaandel had. Behandel je naaste zoals je zelf behandeld wilt worden, dat is de hele Thora, de rest is commentaar, zei rabbi Hillel de Oudere.
Mijn vader bekende aan mijn moeder dat hij iets over zichzelf had verborgen. Ze dacht tot haar grote schrik dat hij een communist was. Bleek het maar Duitse Jood.
De Nederlandse schrijver Abel Herzberg zei dan weer: ‘De Joden hebben de wereld de Tien Geboden geschonken en dat heeft de wereld ze nooit vergeven.’
Pearce: Die geboden verplichten de mens zijn geweten te gebruiken en zijn hart niet te laten verzuren. Geen wonder dat de nazi’s de Tien Geboden haatten. De nazi’s wilden het geweten van de mens door zijn instinct vervangen. Dat was voor hen de enige manier om het Duitse volk van die Joodse vloek te zuiveren.
Ik krijg de indruk dat u zich meer met uw Joodse dan met uw katholieke afkomst vereenzelvigt.
Pearce: Dat klopt. De Franse filosoof Alain Finkielkraut heeft een hekel aan mensen die zich vanwege de Shoah met het Jodendom vereenzelvigen. Ja, natuurlijk gaat mij het vreselijke lot van mijn Joodse familie aan het hart. Maar evenzeer sta ik in bewondering voor het parcours dat mijn voorvaderen hebben afgelegd, van getto-Joden die als het ware in een huis zonder ramen leefden naar ruimdenkende mensen die de hele wereld wilden omarmen. Maar ook vind ik de Joodse geschiedenis fascinerend. Het volk van het woord, het volk dat betekenis heeft gegeven aan het lijden.
En God? Mijn godsbeeld is dat uit een stripje over een klein kaal mannetje dat in een boekhandel de Bijbel signeert. De koper zegt: ‘Ik had me u groter voorgesteld’, en God zegt: ‘Ja, dat hoor ik wel vaker.’
Pearce: Mijn godsbeeld ontdek ik telkens weer in een of ander romaans kerkje op het Engelse platteland. De stilte en de sobere schoonheid laten me nooit onberoerd. Ik mag dan niet in een godheid geloven, in die kerken word ik meegevoerd naar een diepere werkelijkheid, een die zowel je kwetsbaarheid als je plaats in het licht van de eeuwigheid openbaart. Iedere mens heeft zulke ervaringen nodig, anders denkt hij dat hij meester van het universum is.
Breslau kwam na de oorlog in Polen te liggen en veranderde in Wrocław, net zoals uw vader van naam veranderde. U reist vaak naar die stad.
Pearce: In Wrocław voel ik me, net als in mijn geboortestad Vilvoorde, helemaal thuis. Ik heb de stad al tien keer bezocht. Ik wandel dan niet rond in een Poolse stad, maar in die van mijn vader en grootouders. Ik heb Wrocław de voorbije decennia zien veranderen, van een stad die enkel haar Poolse gezicht wilde laten zien naar een stad die haar Habsburgse en Pruisische verleden niet meer loochent. Ik heb trouwens ook een kroniek over mijn over de hele wereld verspreide Joodse familie geschreven, Land van belofte. De Poolse vertaling van dat boek heet Afscheid van Breslau.
Het kan niet anders of u hebt een ingewikkelde emotionele verhouding met Israël. Uw grootvader klonk kritisch over de stichting van de staat in 1948. Kunt u het Israëlische volkslied, dat ondraaglijk weemoedige Hatikva, zonder tranen horen?
Pearce: Nee, dan houd ik het niet droog. Bij het Kol Nidrei van Max Bruch evenmin, trouwens. Hans Peritz, een neef van mijn vader die Auschwitz overleefde, vond dat ik daarmee bewees dat het Joodse in mij niet was gestorven. Mijn grootvader was blij met de stichting van een Joodse staat: dan zou er met de Joden niet meer worden gespot. Maar hij was bang dat een etnisch zuiver land de deur naar discriminatie opende. Die deur is opengezet. En toch verwijt ik de critici van Israël hypocrisie. Men roept op tot een boycot van het land omdat het de mensenrechten schendt. Ik heb nog niemand tot een boycot van China horen oproepen omdat in die dictatuur helemaal geen mensenrechten bestaan. Israël is gepolariseerd. Zolang de vredesduiven bij verkiezingen geen overweldigend grote overwinning op de haviken behalen, zal vrede met de Palestijnen een verre droom blijven.
Tijdens de ‘stichtingsoorlog’ van 1948 overleed uw grootvader Peritz. Uw grootmoeder vertrok naar Vilvoorde, hield het daar niet uit, emigreerde toen naar Bolivia, waar haar zuster woonde, en slikte daar haar hele voorraad slaaptabletten, op een halve wereldbol van haar geliefde dode man vandaan. Een treuriger beeld is niet denkbaar.
Pearce: Ik heb voor hun graf gestaan. Heb met hen gepraat, heb tranen met tuiten gehuild. Ik lijd niet aan la larme facile. Maar bij hun graf besefte ik pas goed hun tragedie.
Uw Joodse grootmoeder lijkt de vleesgeworden Joodse geschiedenis, omringd door doden, altijd aan het afscheid nemen, eeuwig op de dool. Maar uw vader praatte er pas over in 1996.
Pearce: Mijn vader voelde zich schuldig na de zelfmoord van zijn moeder. Begrijpelijk, maar niet terecht. Zijn moeder had nooit houvast gevonden. Ernst, haar andere zoon, haar Goldjunge, stierf toen hij zes jaar was. Kort daarna overleed haar geliefde vader. Daarna emigreerden zo veel geliefde verwanten, vervolgens was er het hartverscheurende afscheid van haar enige overgebleven kind. Het duurde acht jaar voordat ze hem terugzag. Als klap op de vuurpijl de vroegtijdige dood van haar man, mijn grootvader, net op het moment dat ze naar Vilvoorde zouden verhuizen.
De slotpagina’s gaan over de enige grootouder die u zelf gekend hebt, uw grootmoeder Vandenbrande. Ze vormen een hommage aan een vrouw uit een wereld die net als het Joodse Breslau verdwenen is: het oude roomse Vlaanderen, waar zij met haar broodmes een kruis maakte voor ze het brood sneed. God verhoede dat ik aan psychologie doe, maar het is alsof een Vlaamse burgerman in u hunkert naar die voorbije vastigheid, terwijl u tegelijk een wandelende Jood wilt zijn.
Pearce: Mijn vastigheid is een blijvend geloof in de mens, ondanks diens vaak monsterlijke gedrag. Zowel mijn katholieke als mijn Joodse familie heeft mij geleerd om open te staan voor de wereld. Mijn moeder heeft me geleerd mensen op hun karaktereigenschappen te beoordelen, niet op hun nationaliteit of godsdienst of seksuele geaardheid. Als kind ging ik met een tante altijd naar de zondagsmis. Op weg naar de kerk passeerden we de William Tyndale-kerk, een protestantenhol vanuit haar perspectief. Toen ik opzij keek, berispte mijn tante me: ‘Niet kijken.’ Mijn vader en zijn familie werden vervolgd door een racistische ideologie. Zo heb ik een zesde zintuig ontwikkeld, dat me waarschuwt voor onrechtvaardigheid. Daarvoor ben ik die mensen diep dankbaar.
Joseph Pearce
– 1951 geboren in Vilvoorde
– 1965 ontdekt dat zijn vader geen Engelsman maar een Joodse Duitser is
– Studie Germaanse filologie (KU Leuven)
– Leraar Engels, later medewerker bij De Morgen en De Standaard
– 1999 debuteert en breekt meteen door met Land van belofte
– Latere romans: Koloniale waren (2001), Maanzaad (2002), Met gebalde vuisten (2004), Het belang van Edward Lindeman (2006), Vaderland (2008), Schoolslag (2011), Suikertantes (2012), Voet bij stuk (2015)
– 2022 publiceert Tussen Oder en Zenne