Hoe de fiets de weg plaveide voor de auto, lees je in Jody Rosens grandioze ‘Tweewielers’
Toen Karl von Drais in 1817 het idee kreeg om twee stalen wielen te verbinden door middel van een houten kader had hij iets uitgevonden met vergaande culturele, politieke en sociologische gevolgen. De fiets als vehikel voor verandering.
Niets is alleen maar goed. Ook de fiets niet, toont Jody Rosen, want de feministes die naar de stembus fietsten, reden op banden gemaakt van Congolees rubber.
‘De fiets heeft meer voor de emancipatie van vrouwen betekend dan wat dan ook in de wereld’, zei de Amerikaanse feministe Susan B. Anthony in 1896. En inderdaad, door te fietsen weerlegden vrouwen de mythe dat ze te frêle wezens waren om op dezelfde hoogte te staan als mannen, en bevrijdden ze zich meteen ook van de victoriaanse kleding die uit tournures en baleinen bestond en die hen al die tijd in bedwang had gehouden. Of om het met de woorden van die andere grote Amerikaanse activiste Elizabeth Cady Stanton te zeggen: ‘Vrouwen rijden naar de stembus op hun fiets.’
Dat fietsen meer is dan een manier om ons te verplaatsen blijkt uit Jody Rosens grandioze Tweewielers, waarin hij op journalistieke wijze de culturele, politieke en sociologische contouren van dat fenomeen uit de doeken doet. Een verbazingwekkend jong fenomeen trouwens, want toen Karl von Drais zijn idee kreeg om twee stalen wielen te verbinden door middel van een houten kader bestond de veel ingewikkelder stoommachine al anderhalf decennium. Volstrekt onverantwoord, reageerden voetgangers op de meteen razend populaire fiets. ’De vélocipède is een merkwaardig voertuig’, zei men, ‘aangedreven door ezels in plaats van paarden.’ Londen was in 1819 de eerste stad die hem verbood, daarna volgden andere. Maar lang duurde dat niet, want tegen de tijd dat de fiets eruitzag zoals wij hem kennen, de jaren 1890 dus, was hij te populair geworden. Er verschenen reclameaffiches met E.T.-achtige taferelen waarop fietsen door de lucht kliefden en de sterren ambieerden. De fiets was de toekomst, leek het, tot de auto even later zijn intrede deed en die ouwe trouwe fiets degradeerde tot het transportmiddel van de armen.
Wat Rosen, een New Yorkse journalist die als student fietskoerier was, zeker niet wilde doen is een hagiografie schrijven van de fiets. Natuurlijk is het een fantastisch ding, schrijft hij, zeker vandaag. Maar vergeet niet dat diezelfde fiets ook de weg geplaveid heeft voor de vervoermiddelen die we vandaag zo verguizen, zoals het vliegtuig, dat werd uitgevonden door de fietsfabrikanten Orville en Wilbur Wright. Voor de auto plaveide de fiets zelfs letterlijk de weg, want gladde wegen kwamen er pas na jarenlange acties door de Good Roads Movement, een fietsbeweging die voor de macadamisering van de wereld zorgde en voor een gigantische, en uitbuitende asfaltindustrie in Trinidad. Over de Congolese rubberplantages die voor de banden zorgden, zullen we het nog maar niet hebben.
En ook vandaag heeft de fiets niet altijd een positieve invloed, aldus Rosen. De uitbouw van fietsinfrastructuur zorgt immers voor gentrificatie, veryupping en het verdrijven van de oorspronkelijke bewoners. Vandaar wellicht dat hij enerzijds de lof zwaait van het huidige fietslievende beleid, en anderzijds vol nostalgie terugkijkt naar de tijd toen fietsen nog echt een avontuur was, toen je tussen de auto’s moest laveren en altijd op je hoede moest zijn voor een openzwaaiend autoportier.