Heeft klimaatfictie een toekomst?
Het klimaat domineert dagelijks het nieuws, maar in de boekenwinkels zijn nauwelijks ‘klimaatromans’ te vinden.
Een rondje boekhandels terwijl het klimaat het dagelijkse nieuws domineert, een blik op de zomercatalogi van de uitgeverijen in tijden van wekelijkse klimaatmarsen. Waar je tafels vol boeken met het label ‘klimaatroman’ verwacht, blijft het in de Nederlandstalige literaire wereld opvallend stil rond het klimaat.
Dat de actualiteit geen geschikt onderwerp zou zijn voor de literatuur is onzin. Ali Smith publiceerde vorig jaar al een eerste Brexit-roman en verhalen over (teruggekeerde) Syriëstrijders beweren allemaal dat ze de complexe realiteit waarin wij leven beter doen begrijpen. Vlaamse auteurs zijn nochtans geëngageerd, denk maar aan David Van Reybrouck of Jeroen Olyslaegers, maar hun activisme resulteerde (voorlopig) niet in klimaatfictie. Begrijpelijk? Misschien. Jammer? Wellicht.
Er zijn natuurlijk heel wat valabele redenen te bedenken voor het gebrek aan klimaatliteratuur. Veelgehoord is dat onze literatuur te antropocentrisch zou zijn om een hoofdrol toe te bedelen aan het klimaat en de natuur. De mens, zijn handelingen en drijfveren moeten centraal staan in de moderne roman. Te veel aandacht voor dieren, rivieren en landschappen doet oubollig aan (al vormen de uitzonderingen de regel, denk recent maar aan Rivieren van Martin Michael Driessen en Het vogelhuis van Eva Meijer).
Verder is de klimaatopwarming misschien wel te groots en ongrijpbaar voor een roman. Weef maar eens een boeiend verhaal in elkaar van mondiale verbanden en langzame, bijna onvoelbare veranderingen. Tegelijk is wat er gebeurt uiterst zorgwekkend. De druk om dus zowel een allesomvattend, als impactvol boek over het klimaat te schrijven verlamt veel schrijvers.
Volgens de Indiase schrijver Amitav Ghosh, pleitbezorger van klimaatliteratuur (met enkele klimaatromans op zijn conto), verbleekt de meeste fictie zelfs bij de werkelijkheid. Zo noemde hij in De Volkskrant de klimaatrealiteit ’too strange for fiction’. Of toch voor die fictie die we als kwaliteitsromans bestempelen. Behalve in het sci-fi genre wil niemand immers dat zijn literaire roman klinkt als een apocalyptische Hollywoodfilm. Tel daar nog bij dat iedereen tegenwoordig zijn mening klaar heeft over het klimaat, en de hedendaagse schrijver zal al snel ontmoedigd raken om die klimaatroman te schrijven.
Toch heeft een aantal schrijvers zich de laatste jaren aan klimaatfictie gewaagd. In de Engelstalige literatuur bestaat er zelfs iets als cli-fi, een genre vol dystopische toekomstvisies waartoe ook klassiekers als Het jaar van de vloed van Margaret Atwood (2009), De stenen goden van Jeanette Winterson (2007) en Solar van Ian McEwan (2010) behoren. Nu staat het wel eens ter discussie of doemscenario’s waarin de wereld naar de vaantjes gaat, de klimaatzaak wel ten goede komen. Settings waarin de temperaturen stijgen tot 50°C, grootsteden onder water lopen en de aarde onbewoonbaar wordt, zijn immers (tot nu toe) niet herkenbaar, waardoor boeken (net als films) met spektakelscenario’s toch eerder entertainen dan sensibiliseren.
Toch zegt goede cli-fi, net als sci-fi via onrustwekkende toekomstbeelden wel degelijk iets over ons. Laten we maar eens de proef op de som nemen met De Muur van John Lanchester (2019), een actuele Brexit- en klimaatroman in één. De zeespiegel is in dit boek zo gestegen dat alle stranden wereldwijd zijn verdwenen. Een muur moet hét eiland (Groot-Brittannië) beschermen tegen de Anderen. In deze door hittegolven en hongersnoden geteisterde maatschappij vervullen jongeren hun dienstplicht door twee jaar lang te patrouilleren op de muur. Het hoofdpersonage van De muur, Joseph Kavanagh is een angry young man op een uitkijkpost. De verstandhouding met zijn ouders is – om het zacht uit te drukken – bekoeld: ‘Het ligt niet aan ons, het ligt aan hen. Iedereen weet wat het probleem is. De diagnose is niet moeilijk, de diagnose is niet eens omstreden. Het is schuldgevoel, een hele generatie met schuldgevoel. De oudjes weten dat zij de wereld hebben verkloot en dat ze daarna ons in die wereld geboren hebben laten worden.’
In deze ‘verklote’ wereld is ook het krijgen van kinderen omstreden. De heersende opinie zegt: ‘We hebben de wereld kapot gemaakt en hebben het recht niet die met nieuwe mensen te bevolken.’ Angstaanjagend actueel, nee? Misschien had deze dystopie tien jaar geleden vergezocht geklonken. Nu voelt dit toekomstbeeld als de hete adem in onze nek. Of het nog verantwoord is om kinderen op de wereld te zetten? En wat de volgende generatie van onze omgang met planeet aarde zal vinden? Het zijn kwesties waar de bewuste millennial op café over debatteert. Maar heeft het een meerwaarde dat dit aan bod komt in een roman? Wat heb je als lezer echt aan die verhalen? Heeft de klimaatzaak in tijden van klimaatontkenners en fake news niet meer behoefte aan facts & figures dan aan een extra dosis fictie? Is non-fictie niet beter geschikt om zo iets belangrijks als het klimaat te dienen?
Als we ervan uitgaan (en dat mogen we wel) dat literatuur de mens kan raken op een dieper niveau dan grafieken, wetteksten en krantenartikelen ooit kunnen doen, dan heeft klimaatfictie een noodzakelijke rol te vervullen. Het fictieve verhaal van één man die hogerop moet verhuizen omdat het rijzende water zijn woning bedreigt, beroert lezers meer dan statistieken over duizenden anonieme eilandbewoners die getroffen zijn door een overstroming. De mens heeft behoefte aan verhalen die spelen op het gevoel en het abstracte concreet maken. Hierdoor kan een roman veel meer invloed hebben op de individuele mens dan pakweg een droge tekst als het klimaatakkoord van Parijs.
Bon, maar bevat een non-fictiewerk van een wetenschapsjournalist niet meer waarheid dan een roman? Objectief gezien misschien wel, maar de druk van de willing suspension of disbelief dwingt iedere romanschrijver toch om iets waarachtig te schrijven, om ware dingen te zeggen binnen een fictioneel kader. En waar de objectieve waarheid de journalist wel eens beperkt, heeft de romancier veel meer vrijheid om een heldere boodschap mee te geven. En daar hoort vaak grondige research bij. Niet voor niets dat de wetenschappelijk onderlegde Margaret Atwood haar dystopische toekomstverhalen, zoals Het jaar van de vloed liever omschrijft als speculatieve fictie dan als sciencefiction.
Is het dan de bedoeling om auteurs in te zetten als pamflettaire dienaars van een politieke overtuiging? Uiteraard niet. De beste literatuur is namelijk niet eenstemmig, die laat zien dat de werkelijkheid verschillende waarheden heeft. Een goed voorbeeld hiervan is Het tegenovergestelde van een mens van Lieke Marsman (2017), misschien wel de belangrijkste klimaatroman uit de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis. Alleen al de fragmentarische structuur van deze ideeënroman over een klimaatwetenschapper suggereert al dat de waarheid niet eenduidig is.
Hoe hybride ook, toch vertolkt Lieke Marsman, net als veel andere klimaatauteurs een politiek correcte stem. Als literatuur echter de ware complexiteit van de mens wil laten zien, zouden er ook klimaatontkenners aan bod moeten komen voor wie we sympathie voelen of grote vervuilers van wie we de drijfveren kunnen begrijpen. Dit soort romans bestaat nog niet. Misschien is de klimaatkwestie hiervoor toch te actueel en beladen? Of roepen de non-believers nog te hard in de media om hen ook een extra stem te geven in een roman?
Maar dat dit er nog wel zit aan te komen, voorspelt een roman als Huis in brand van Kamila Shamsie (2018), waarin een terrorist dankzij een genuanceerde psychologisering in de grijze zone tussen goed en kwaad belandt. Of denk maar aan boeken als Muidhond van Inge Schilperoord (2015) en Een honger van Jamal Ouariachi (2015) waarin we in het hoofd van een pedofiel duiken. Niemand die dit de eerste jaren na Dutroux had aangedurfd.
Misschien is de ultieme klimaatroman dus ook niet het verhaal van een klimaatspijbelaar op de barricade, maar wel één waarin een internettrol in een SUV de hoofdrol speelt. Van klimaatromans kan je toch niet verwachten dat ze de wereld veranderen, daarvoor dient de politiek, wel dat ze hem beter doen begrijpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier