Hartstocht in de jaren dertig: ‘De liefde verloor haar onschuld’
Sterke vrouwen, open relaties en kunstenaarskoppels als de Kardashians van hun tijd: de vroege jaren 1930 waren voor sommigen best feestelijk. Toen kwamen de nazi’s. Wat deed dat met de liefde, vroeg journalist Florian Illies zich af.
Met 1913: Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw had Florian Illies in 2012 een ongewone bestseller te pakken. In die panoramische vertelling over het iconische jaar 1913 combineert hij de overkoepelende blik van de historicus met de aandacht van de journalist voor het sprekende detail. In Liefde in tijden van haat 1929-1939 doet hij hetzelfde. Aan de hand van tientallen intieme feiten en anekdotes leidt hij de lezer door de traumatische maar ook verrassend moderne periode waaraan de Tweede Wereldoorlog een einde maakte.
De jaren 1920 en vooral de jaren 1930 blijven ons fascineren. En misschien meer dan ooit. Waarom?
Florian Illies: Mijn persoonlijke interesse voor die periode maakt deel uit van een bredere belangstelling. De afstand van drie generaties, min of meer een eeuw, is een goede afstand om een stand van zaken op te maken, om een soort canon op te stellen van wat toen belangrijk was. Het menselijke bewustzijn lijkt zo te werken. Kleinkinderen zijn geïnteresseerd in de verhalen van hun grootouders, veel meer dan in die van hun ouders. Ze beginnen andere vragen te stellen, vragen die voorheen niet gesteld werden. Het is niet verwonderlijk dat onlangs nieuwe vragen gesteld werden naar wie Anne Frank en haar familie heeft verraden. Hetzelfde geldt voor de jaren 1920 en 1930. Er openen zich nieuwe perspectieven op die periode. Ik wist niets over de emotionele geschiedenis van die jaren. Wat gebeurde er nog allemaal naast de politieke gebeurtenissen die we ondertussen goed kennen? Daarom ben ik biografieën, brieven, dagboeken en andere persoonlijke documenten gaan lezen en bestuderen. Er is over die periode ontzettend veel materiaal beschikbaar. Schrijvers, kunstenaars en filosofen schreven allemaal dagboeken en brieven. Emoties zeggen niet alleen iets over personen maar ook over personen in een bepaalde context.
Bertolt Brecht, Kurt Tucholsky en Herman Hesse waren koude, brutale, emotioneel gehandicapte mannen.
Waarom koos u voor het liefdesgevoel?
Illies: Wanneer mensen over de liefde spreken en schrijven, met en over hun geliefde, dan zijn ze meestal open, eerlijk en authentiek. Liefde verwijst in de eerste plaats naar erotiek en seks, maar ook naar de gevoelens tussen ouders en kinderen. Zo keken Erika en Klaus Mann heel erg op naar hun vader, de grote Duitse schrijver Thomas Mann. Die verhouding heeft hun leven en hun werk diepgaand bepaald.
U beschrijft de periode rond 1930 als opvallend liberaal, tolerant en experimenteel op het vlak van seksualiteit. In uw boek lopen heel wat vrijgevochten vrouwen rond die zowel mannen als vrouwen het hoofd op hol brengen, zoals Marlene Dietrich, Anaïs Nin en Lee Miller.
Illies: Ik heb 1929 als vertrekpunt genomen. Het kan vreemd klinken, maar Duitsland was op dat ogenblik moderner dan ooit. Dat zie je onmiddellijk aan de positie van de vrouwen. Ze hadden hun rechten en hun onafhankelijkheid. Ze participeerden op alle niveaus van de samenleving. Zo waren er meer vrouwelijke journalisten dan mannelijke. In alle modebladen stonden foto’s van vrouwen in sportwagens. Dat alles vertaalde zich ook in een andere houding tegenover liefde en seks. Vrouwen waren onafhankelijk en kozen hun eigen partner of partners. Echtelijke trouw stond niet hoog op de agenda. Er werd geëxperimenteerd met open relaties en ménages à trois. Het was een wereld waarin homoseksualiteit, lesbianisme, bi- en transseksualiteit probleemloos werden aanvaard.
Beperkte die vrije levensstijl zich niet tot de artistieke en intellectuele elite?
Illies: Ik heb me inderdaad op de bohème geconcentreerd, op de kunstzinnige kringen die altijd op gespannen voet leven met de moraal en de conventies. Maar net zoals de Kardashians nu, waren de Manns toen een rolmodel voor andere lagen van de samenleving. Ook de midden- en de arbeidersklasse volgden tot op zekere hoogte de levenswijze van de bohème. Aan die vrijheid kwam vanaf 1933, toen de nazi’s de macht grepen, een brutaal einde. Ik heb in mijn studie van die periode een duidelijke emotionele shift geconstateerd. Rond 1930 had liefde een heel duidelijke erotische connotatie. Maar onder de dreigende wolken van het nazisme begon de liefde van karakter te veranderen. Voor wie homoseksueel of lesbisch was of met een Jood of Jodin verkering had, of omging met een buitenlander of buitenlandse, verloor de liefde heel snel haar onschuld. Die mensen gingen gebukt onder druk en schuldgevoelens. Ze voelden zich schuldig omdat ze niet alleen zichzelf maar ook hun familie in gevaar konden brengen. Je ziet dat in de loop van de jaren 1930, zeker in Duitsland maar ook in Parijs, heel wat ontrouwe of experimenterende echtelieden terugkeerden naar de zekerheid van de familie, naar de maatschappelijk aanvaarde status van wettige echtgenote en echtgenoot.
De liefdesavonturen van de nazikopstukken krijgen geen plek in uw boek. Een bewuste keuze, vermoed ik?
Illies: Ik heb het geprobeerd. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om de liefdesverhalen van de nazibonzen te integreren. Maar hun verlangens, hun liefdesverdriet en hun gevoelens van jaloezie een plek geven, zou hen te menselijk hebben gemaakt. Ik heb uiteindelijk besloten om hen niet in hetzelfde kader naast hun slachtoffers onder te brengen. Het zou van weinig respect getuigen voor die laatsten, die verschrikkelijk hebben geleden en niet zelden geliefden hebben verloren.
Het boek leest bij momenten als een roman. U lijkt in de emoties van uw ‘personages’ te kruipen. Wordt de lijn tussen feit en fictie dan niet bijzonder dun?
Illies: De verleiding tot fictie heb ik alleen maar toegelaten in sfeerschepping, en in natuur- en weerbeschrijvingen. Voor de rest hou ik me strikt aan de feiten. Ik heb me op een berg aan intieme geschriften gestort. Over bepaalde schrijvers die ik graag in mijn verhaal had opgenomen, heb ik niets gevonden. Over hen heb ik niets geschreven. Ik ben niet gaan fantaseren over hun emoties. Ik voel me bijzonder goed thuis in non-fictie en dat zal voor de rest van mijn leven zo blijven.
U schrijft empathisch, maar dat kan niet voorkomen dat sommige reputaties harde en zelfs vernietigende klappen krijgen. Dat geldt vooral voor enkele grote Duitse schrijvers. Zo vertelt u hoe Bertolt Brecht een jonge minnares tot een abortus dwong. Geen prettige anekdote. En zo staan er wel meer in het boek.
Illies: Bertolt Brecht, Kurt Tucholsky en Herman Hesse, alle drie grote schrijvers, waren ook koude en brutale mannen. Ik kreeg van een aantal vrouwelijke collega’s het compliment dat ik vanuit een niet-feministische invalshoek tot die conclusie kwam. Toch was het niet mijn bedoeling om dat soort processen te voeren. Ik ben vertrokken vanuit een grote nieuwsgierigheid naar het liefdesleven van die mannen. Ik heb waar mogelijk niet alleen hun documenten, maar ook de dagboeken en brieven van hun minnaressen gelezen. Daaruit is het beeld ontstaan van die emotioneel gehandicapte mannen. Voor een aantal van hen had dat zeker te maken met hun traumatische oorlogservaringen en hun onvermogen om te voelen en duurzame relaties aan te gaan. Maar ik probeer wel een onderscheid te maken tussen hun persoonlijkheid en hun bijdrage aan de literatuur en de cultuur. Ik vind Gottfried Benn een van de grootste dichters van de Duitse taal, maar in zijn houding tegenover vrouwen is hij zeer bedenkelijk. Het is natuurlijk niet aangenaam om je helden te zien vallen, maar we moeten leren leven met die spreidstand. We moeten leren omgaan met de spanning tussen grote oeuvres en kleine mannen. Hun levensloop is geen reden om hun werk links te laten liggen.
Als lezer kun je niet anders dan het heden spiegelen in het verleden. Ook nu hebben we het gevoel op een keerpunt te staan. Veel van de moderne verworvenheden, zelfs de democratie als geheel, staan zwaar onder druk. Was dat voor u een van de redenen om het boek te schrijven?
Illies: Wat we van de geschiedenis kunnen leren, wil ik vooral tussen de regels schrijven. Ik wil de verbanden en gelijkenissen niet expliciteren. Ik vertrouw op de lezer om zijn conclusies te trekken. De doorbraak van wat we modern en positief noemen – vrouwenemancipatie, een vrijere seksuele moraal – heeft paradoxaal de nazi’s de mogelijkheid gegeven om oude conservatieve waarden te mobiliseren. Ging de modernisering te snel? Dat maakt me als historicus droevig. Wat me heel erg beangstigt, is de hergeboorte van de haat tijdens de voorbije decennia: de shitstormen op sociale media, de coronacrisis en de discussie over vaccinatie, de verscheurdheid van de Verenigde Staten. Ook de jaren dertig zaten vol haat. Tussen links en rechts konden geen argumenten meer uitgewisseld worden, enkel nog slagen. Dat lijkt ook nu het geval te zijn. We hebben dringend behoefte aan nieuwe manieren van spreken, aan nieuwe manieren om verschillende standpunten te verenigen.
Hoe kan de geschiedenis daarin een gids zijn?
Illies: Momenteel wordt het duidelijk dat we de geschiedenis van Oost-Europa niet kennen. Anders zouden we bijvoorbeeld weten dat precies door de vernietiging van Oekraïne door nazi-Duitsland het Oekraïense volk speciale verwachtingen heeft ten aanzien van de Duitsers. We moeten absoluut bezig zijn met het verleden, met de wortels. We moeten de vruchtbare van de rotte onderscheiden, de stabiele van de onstabiele. In plaats van onze energie te steken in een reis naar de maan, zou het beter zijn om diep in de aarde te graven. Alleen zo kunnen we begrijpen hoe we leven en welke risico’s we nemen. Dat graven is de grondslag van mijn werk.
Uw boek bestaat uit een verzameling naast elkaar geplaatste feiten en anekdotes. Ik vermoed dat het de bewuste expressie is van een bepaald wereldbeeld.
Illies: Ik schrijf geen doorlopend verhaal. Ik werk inderdaad met collage en montage. Ik zoek naar een nieuw narratief. De geschiedenis zou door iedere generatie herschreven moeten worden. Ik voel dat meer en meer als een plicht. Mijn these presenteer ik als een mogelijkheid. Ik heb een persoonlijke selectie van figuren gemaakt. Wellicht zou iemand anders zich op andere figuren en relaties geconcentreerd hebben. De veelheid van feiten is voor mij cruciaal. Ik wil dat de lezer zich realiseert dat er vaak geen synthese mogelijk is. Er gebeuren op hetzelfde ogenblik zo veel dingen die zo tegenstrijdig zijn dat ze samen geen betekenis hebben. Veel schrijvers en intellectuelen verlieten Duitsland in 1933 uit lijfsbehoud. En terecht. Op 10 mei vond op de Opernplatz in Berlijn (vandaag de Bebelplatz, nvdr) een grote boekverbranding plaats. Het werk van onder anderen Heinrich Heine, Karl Marx, Thomas Mann en Erich Maria Remarque werd vernietigd. De schrijver Erich Kästner stond te midden van de opgehitste menigte te kijken hoe zijn eigen boeken in vlammen opgingen. Ik denk dat hij de enige is die zijn eigen boekverbranding bijwoonde. Hij zou later zeggen dat hij in Duitsland bleef om getuige te zijn. In die periode waren ook Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir in Berlijn, maar zij merkten de dramatische gebeurtenissen in Duitsland niet eens op. Ze genoten met volle teugen van het Berlijnse uitgaansleven, terwijl de grote dichteres van het expressionisme, Else Lasker-Schüler, op straat in elkaar geslagen werd en wekenlang niet meer kon spreken door een gescheurde tong. Die gelijktijdigheid fascineert me. Wanneer je de lezer in het verleden werpt, dan komt die in een veel complexer verhaal terecht dan de geschiedenisboeken vertellen. In de periode voor 1933 was het nazisme in Duitsland maar een van de politieke mogelijkheden naast het communisme en de democratie. Iemand als Thomas Mann dacht dat Hitler een snel voorbijgaand fenomeen was, terwijl zijn kinderen Klaus en Erika het gevaar wel juist inschatten. Dat alles gebeurde tegelijkertijd. In mijn boek zet ik die feiten naast en tegenover elkaar zonder er een omvattende verklaring bij te geven. Het is aan de lezer om samenhangen en verschuivingen te zien.
Florian Illies
– 1971: geboren in Schlitz, West-Duitsland
– studeerde kunstgeschiedenis
– is jarenlang redacteur bij de Frankfurter Allgemeine Zeitung en Die Zeit
– 2004: richt het kunsttijdschrift Monopol op
– Publiceert onder meer 1913: Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw (2012), Nog meer 1913 (2018) en Liefde in tijden van haat 1929-1939 (2022)