Hafid Bouazza – Spotvogel
Zes jaar na het bekroonde Paravion is Hafid Bouazza terug met de vertelling Spotvogel. Die is grilliger, moeilijker ook. En intrigerend.
Hafid Bouazza – Spotvogel
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam
Aantal pagina’s: 119
ISBN: 978-90-446-1006-2
In een interview voor dit blad in 2003 zei de betreurde Jean-Marie Berckmans: ‘Naar mijn aanvoelen is loutering voor een mens alleen maar mogelijk als hij door de grootste ellende heen is gegaan.’
Dat zou Hafid Bouazza misschien wel met hem eens zijn – alleen is zijn weg ernaartoe anders. In zijn nieuwe boek, Spotvogel, zoekt Nederlands enige ware erfgenaam van Lodewijk van Deyssel de sensualiteit, de warmte, het licht, en tovert daarbij zoals vanouds met een zo opulent mogelijk versierde, op het decadente af gestileerde taal, waarin bijvoorbeeld de kleine borsten van een jonge vrouw ‘vernale mamellen’ heten.
Toch ligt in die heel eigensoortige taal ook weer de overeenkomst tussen beiden. Bij Berckmans ging het in wezen om wát hij precies schreef, letterlijk: welke van déze-woorden-en-geen-andere hij koos – woorden die hij desnoods zelf bedacht als ze niet voorhanden waren. Dat geldt ook heel erg voor dit nieuwe boek van Bouazza.
Hoe weinig omvangrijk het ook is, het verenigt nogal wat in zich: in de aanloop is het een monumentje voor een moeder; verder een staal van klassieke bekentenisliteratuur; een klacht om de ondergang van leven, schoonheid en liefde ook; een aanklacht van de starre scherpslijpers die in godsdiensten en met name de islam hun niet alleen de geest dodende werk doen (en hun alles wat krom is rechtpratende meelopers zoals de belampekapte meiden van gelul); maar nog het meest is het een alchimistisch experiment met het woord.
Een experiment waarin veel, om niet te zeggen het leven zelf op het spel staat. Het begint zo:
‘Het is tijd voor mijn geest om te ruien. Er valt veel te zeggen voor het schrijven met een veerpen, hoe geaffecteerd ook: met die veren brengt men woorden tot leven. Hopelijk zichzelf ook. Het is tijd voor mij om (…) te schrijven. Ik denk woorden te hebben gevonden, waaronder gedachten schuilenen niet enkel de wind die mijn geest zo lang heeft doorblazen.’
Die laatste zin zal verschillende malen, als een mantra, letterlijk herhaald of licht gevarieerd, in het verhaal terugkeren. De verteller, blijkt in de aanloop, was vér van het rechte pad afgedwaald. Zozeer dat zijn oude moeder hem voor de afgrond van zijn nakende ondergang heeft moeten wegtrekken.
Zij heeft hem naar het huis van wijlen zijn vader gestuurd, in Marokko, in een plaatsje op het platteland ten noorden van Oujda. Daar, verzorgd door het oudere stel Makhometo en diens vrouw Andala,begint hij eindelijk weer te schrijven.
Wat hij schrijft, is de liefdesgeschiedenis van Noraldino en Marfisa in het stadje Gorthoem. Marfisa’s vader vindt de jongeman te min voor zijn dochter. De geliefden blijven elkaar in het geheim zien en beminnen, tot steeds grotere en hardhandiger woede van haar vader, wiens baard steeds langer wordt – net zoals er ook steeds meer moskeeën uit de grond rijzen in het stadje.
Ten slotte slaat hij zijn dochter dood. En dat gebeurde dus in – wacht even: ‘in het land waar ik geboren werd en waar ik het liefst vertoefde, en dat land (…) is niet Marokko, maar een land in het Noorden (…) – een Moerasland, een Houtland, een Neder Land’.
Zo zet Bouazza zijn lezers hier wel vaker op het verkeerde been. Wie is trouwens ‘mijn enige en lieve lezeres’ tot wie het hele relaas in Spotvogel gericht is? Eurydice, zou je haast wel denken (of zou het toch gewoon de Muze zijn?) – de verwijzingen naar Orpheus en trouwens nog heel wat andere mythologische figuren, inclusiefde twee raven van Odin en de ene raaf van Apollo (ook hier weer Noorden en Zuiden tegelijk), zijn onmiskenbaar.
Ja, vogels, die weten wat in dit boek – het is dan ook naar ‘de spotvogels van Orpheus’ vernoemd. En dat de verteller ‘woorden gevonden’ heeft, mag duidelijk zijn. Levengevende woorden zelfs. Het schrijven zélf is uiteindelijk de held van deze historie, een historie die je blijft intrigeren, zodat je van voren af aan begint te lezen.
Tegelijk lijkt Spotvogel een vingeroefening, een – verrukkelijk en virtuoos – tussendoortje. De volgende maaltijd die Bouazza opdist, mag weer wat substantiëler zijn.
Herman Jacobs
Romans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier