Goedele de Swaef en Kristof Van Rossem – Wat Had Je Gedacht ?
Zoals je met de kinderen gaat voetballen of badmintonnen in het park, zo kan je ook met ze filosoferen. Die geestelijke training is niet alleen voor het kleine grut amusant, maar ook voor de ouders.
Goedele de Swaef en Kristof Van Rossem – Wat Had Je Gedacht? Leidraad voor Filosoferen met Jongeren
Uitgeverij: Wolters Plantyn, Mechelen, 2008
ISBN: 978-90-301-8072-5
“Het mag simpel zijn. Kijken vanuit een andere hoek, van op een plaats waar niemand aan gedacht had om eens te gaan staan. Zoals een kind iets zou zeggen.” Stef Kamil Carlens van Zita Swoon over songschrijven in een interview met De Morgen. Met die quote wou hij duidelijk maken dat voor hem aan elk liedje een originele gedachte ten grondslag moet liggen.
En originele gedachten hebben kinderen met hopen, zo weet Stef Kamil ook als vader van een zoontje. Ik zou overigens de (song)schrijvers die een meesterwerk bouwden op een oneliner die ze oppikten van een kind, niet te eten willen geven.
Die artiesten niet te na gesproken, doen volwassenen eigenlijk veel te weinig met de geweldige gedachtekronkels waar het kleine grut in uitmunt. Laat staan dat we kinderen zouden aanmoedigen om die aparte denkbeelden vaker te uiten.
Als ze zich bijvoorbeeld een doordenkertje laten ontvallen dat betrekking heeft op de dood, dan counteren ouders dat niet zelden met verontwaardiging : “Waar zit jij nu aan te denken ?” Of ze verzuchten : “Wat steek je toch allemaal in dat kopje van jou ?”
Nochtans is het niet slecht om te peilen naar wat er achter zo’n opmerking schuilt. We moeten inzien dat kinderen absoluut geïnteresseerd kunnen zijn in de dood. Hoe vaak worden ze er niet mee geconfronteerd in het nieuws? Goedele de Swaef, die onder andere in scholen en psychiatrische ziekenhuizen rond filosoferen met kinderen werkt, heeft haar eigen zoontjes Johannes en Leander al verschillende keren het onderwerp weten aansnijden.
Op een keer wees een van hen erop dat de regel alles gaat voorbij in het Spring-liedje Het Is Mooi Geweest niet klopte. “De dood gaat niet voorbij”, stelde hij. Waarop zich volgend filosofisch gesprek ontvouwde.
Johannes : “Moeke, weet jij hoe het voelt om dood te gaan ?”
Goedele : “Hoe kom je erbij om die vraag te stellen ?”
Johannes : “Mocht jij weten hoe dat voelt, dan zou ik dat weten als ik doodga. Ik wil het gewoon weten voor als ik doodga.”
Goedele : “Dus jij gaat ervan uit dat je dat kan voelen, doodgaan ?”
Johannes : “Wat bedoel je, dat begrijp ik niet : ‘Jij gaat ervan uit’ ?”
Goedele : “Jij denkt dus dat je dat kan voelen dat je doodgaat ?”
Johannes : “Dus jij vraagt mij of ik dénk dat je dat kan voelen ?”
Leander : “Moeke, je kan dat toch niet voelen ?”
Johannes : “Jawel, want je bent dan nog niet dood als je doodgáát.”
Leander : “Maar nee, je kan dat niet voelen, want je gaat maar één keer dood.”
Johannes : “Ik heb nog een vraag : ga je snel dood of stilletjesaan ?”
Goedele : “Kom je op die vraag door Leander zijn opmerking ?”
Johannes : “Ja, hij heeft mij op een idee gebracht, zonder dat hij het wist.”
Volgens Goedele de Swaef kunnen kinderen al vanaf hun vierde filosoferen. “Soms denk je dat een vraag wellicht te moeilijk is, maar toch weten ze ermee om te gaan”, weet Goedele uit ervaring. “Ze voelen soms haarfijn aan hoe iets in elkaar zit en kunnen heel directe vragen stellen”, meent ook Kristof Van Rossem, die als lector verbonden is aan de KU Leuven en met de workshops van het Gezinsbondproject Vraagstaarten ouders en kinderen helpt om samen te filosoferen.
Kristof Van Rossem geniet van de boompjes die hij met zijn eigen dochters Floor en Josefien opzet. “Als Floor bijvoorbeeld thuiskomt met de vraag ‘wat is de waarheid ?’, dan ga ik daarop door, tot de kinderen zelf aangeven dat ze er geen zin meer in hebben.”
Zowel bij Kristof als bij Goedele ontspinnen de gesprekken zich vaak in de auto. “Soms kan ik niet direct antwoorden op een vraag die de kinderen me voor de voeten werpen”, bekent Goedele. “Je hoeft hen ook niet altijd meteen van repliek te dienen. Soms schrijf ik de vraag even op, zodat we ze later weer kunnen oppikken. Zo stimuleer je hen vragen te blijven stellen.”
Filosoferen op school zit duidelijk in de lift. Het zijn vooral de ervaringsgerichte (leef)scholen die openstaan voor het filosoferen met kinderen (FMK). Meestal hebben die al een kring of praathoekje waar kinderen van gedachten kunnen wisselen. Keek het katholieke onderwijs eerst nog een beetje de kat uit de boom, ook uit die hoek komt steeds meer vraag naar FMK-sessies.
“Het is belangrijk dat ze zelf de eerste stap zetten”, oordeelt Kristof Van Rossem. “Je mag het niemand opdringen. Sommige kinderen hebben er geen belangstelling voor of zijn er niet aan toe.”
Kristof Van Rossem denkt aan een pleegkind van zijn familie, met wie hij ooit naar de sterren zat te kijken. Het meisje ging niet in op de vragen die hij afvuurde: ‘waarom geven sterren licht ?’, ‘hoe groot zou de ruimte zijn ?’. Kristof vroeg waarom ze niet reageerde.
Interesseerde het haar niet? “Ze zei van wel, maar dat ze bang was dat de antwoorden die ze wou geven niet juist zouden zijn”, vertelt Kristof. “Als ze in de klas vragen beantwoordde, zei haar juf dikwijls dat het fout was. Dat had haar zelfvertrouwen een knauw gegeven.”
Bij het filosoferen bestaan er geen foute antwoorden. Wie kent het exacte antwoord op een vraag als ‘kunnen dieren dansen’? Filosoferende kinderen kunnen dus vertellen wat ze willen. Omdat de meningen van de kinderen au sérieux worden genomen en niet op voorhand als dwaas worden afgedaan, neemt hun eigenwaarde toe.
Kristof Van Rossem: “Ik liet in een klas eens foto’s zien van dieren en vroeg welke afbeelding bij hen een filosofische vraag opriep. Een jongetje dat anders nooit veel zei in de klas, was gefascineerd door de schildpad. Toen ik hem naar zijn vraag vroeg, moest hij diep nadenken. Alle klasgenootjes zaten gespannen te wachten tot hij iets zou zeggen. Hij vertelde dat hij de prent had gekozen voor de traagheid van de schildpad.
Toen zei hij plots: ‘Mijn vraag is, kan je trager denken ?’ Hij legde uit: ‘Ik dacht over die vraag na en toen besefte ik dat ik trager aan het denken was dan anders, misschien wel even traag als een schildpad’. Ik vond dat geniaal. Dat zie je vaak: dat in het filosoferen kinderen aan bod komen die zich tijdens de gewone les liever op de achtergrond houden.”
Dat kan Goedele de Swaef beamen. Het is ook haar opgevallen dat kinderen die minder sterk staan, soms de knapste vragen in de groep gooien. “Het is gek: minder vlotte praters kunnen hier enorm in op gaan. Het gevoel dat er eindelijk naar hen geluisterd wordt, is heel goed voor hun zelfbeeld. Leerkrachten bevestigen dat. Als filosoferen de verhoudingen in een klas op een positieve manier kan veranderen, vind ik dat toch wel mooi.”
Het was Matthew Lipman, een academicus uit New Jersey, die eind jaren 1960 tot de bevinding kwam dat het logische en kritische denken niet genoeg gestimuleerd werd in het onderwijs. De leerlingen in groep doen nadenken over filosofische kwesties zou volgens hem de scheve situatie kunnen rechttrekken.
Hij begon zelf romans voor kinderen te schrijven die als impuls konden dienen voor een denkuurtje in de klas. Dat soort stimuli wordt nu nog altijd gebruikt. Fragmenten uit boeken (zie kader), maar ook een film of toneelstuk kunnen inspiratie leveren voor FMK. Al kan je natuurlijk ook inspelen op wat zich in de klas voordoet.
Een goede begeleiding van de filosofeersessies in de klas is geen overbodige luxe. Een vrijblijvende praatbarak mag het in geen geval worden. Het is niet voldoende dat kinderen opinies uitwisselen, het is de bedoeling dat ze op elkaars ideeën reageren. FMK wil leerlingen stimuleren om te onderzoeken waarom ze denken wat ze denken.
Kinderen maken elke dag gigantisch veel mee maar zien niet altijd betekenis in hun ervaringen. Daarom is het nuttig af en toe tijd uit te trekken om structuur te brengen in de chaos die op hen afkomt. Door te filosoferen, leggen ze verbanden en komen tot inzichten.
Door dingen in vraag te stellen, kweken ze kritisch denkvermogen. Maar dat is niet het enige positieve effect van het filosoferen en redeneren. Ze leren ook helder formuleren. En aan die mondigheid beleven niet alleen de kinderen zelf plezier.
Goedele de Swaef: “Met hun frisse ideeën leren ze mij soms met andere ogen naar de wereld te kijken. De verwondering over het alledaagse zijn wij volwassenen vaak kwijtgespeeld. Kinderen komen op vragen die je zelf nooit had kunnen bedenken.”
Peter Van Dyck
Non Fictie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier