‘Goed zijn is een taboe geworden’
Kwaliteit en kwantiteit staan niet altijd in een logisch verband met elkaar. Anders was ‘Dertig dagen’, de meest recente roman van Annelies Verbeke, ook het bestverkopende boek van de eerste helft van 2015 geweest.
Na Joris Luyendijk en Griet Op de Beeck, is Annelies Verbeke de derde schrijver in de interviewreeks, die Knack.be in deze zomerweken brengt, met Nederlandstalige auteurs die dit jaar met hun boek prominent in het zonnetje stonden.
Het was een experiment, vertelt Annelies Verbeke (1976): schrijven over iemand die goed probeert te doen en tevreden in het leven staat. Een experiment dat fantastisch is uitgepakt. ‘Dertig dagen’ – een caleidoscopisch verslag van een maand uit het leven van Alphonse Badji, een voormalige muzikant met Senegalese roots die als klusjesman zijn brood verdient in de Westhoek – is de beste Nederlandstalige roman die dit voorjaar is verschenen. Wijs, humoristisch, melancholiek, diepzinnig, maatschappelijk relevant. Verbeke’s vierde roman is, als de beste literatuur, op veel manieren te lezen. De veelgeprezen schrijfster die desondanks nog nooit op een shortlist van een grote prijs stond, verdient het ditmaal om ze alle drie te winnen.
In Humo werd je ‘de koningin van het Vlaamse boekenjaar’ genoemd. Voel je je een koningin?
‘Ik ben natuurlijk blij verrast dat het boek zo aanslaat. Dat was niet vanzelfsprekend, ik had geen idee hoe ‘Dertig dagen’ over zou komen. Maar koningin – nee, niet echt. Ik kom in de periode na een boek altijd in een soort postnatale depressie. Ik werk, ook voor ‘Dertig dagen’, tot de laatste deadline door. Steeds kleine dingen veranderend. En dan wordt het boek voor de leeuwen gegooid en is het weg. Dat stemt mij weemoedig. Ook neem ik iedere keer nadat ik een groot thema heb behandeld – zoals wanhoop in mijn vorige roman ‘Vissen redden’ – daar ook in mijn eigen leven afscheid van. Maar nu heb ik een positief thema gebruikt. Goedheid. Wat heb ik dan nu afgesloten? Dat geeft me het gevoel dat ik terug moet naar een nulpunt. Eind juni ging ook nog mijn lieve hond dood, het levende wezen dat er altijd bij was als ik zat te schrijven, dat elke dag met een wandeling deed beginnen. Op een nulpunt dus.’
Dus je bent nog niet echt met iets nieuws bezig?
‘Ik maak korte verhalen. Ik had ideeën voor twee bundels, maar ene lijkt me relevanter dan de andere. Ik verblijf vanaf half september een maand in een schrijversresidentie in Amerika. Ik hoop daar echt met iets nieuws te beginnen.’
Wat vond je van de ontvangst van ‘Dertig dagen’?
‘Wat me vooral opviel waren de heel verschillende lezingen van Alphonse. Voor mezelf zat er vanaf het begin een grote spanning in. Ik wist waar het heen ging – het einde dat eigenlijk geheim moet blijven om mensen hun leeservaring niet af te nemen. Ik heb dat vanaf het begin voorbereid. Sommigen pikten dat op. Die waren gevoelig voor alle verwijzingen die ik erin had gestopt, zij vonden het beklemmend. Anderen ontging het volledig. Zij zagen in Alphonse’s leven een en al vrolijkheid, zij vonden het een uiterst positief boek. Natuurlijk is het een kenmerk van goede literatuur dat die lezers ruimte geeft om het verhaal zelf te interpreteren. Dat er dan verschillende lezingen zijn is normaal. Maar toch: dat het zó uiteen zou lopen had ik niet verwacht.’
Alphonse ís toch ook een sympathiek personage?
‘Zeker. Ik wilde de waarde van de mens benadrukken. Ik heb daarom vele pagina’s gebruikt om de lezer te verbinden met de hoofdpersoon. Als dat is gelukt, komt het slot des te harder aan. Ik hou ervan om te schrijven over de problemen en gekte van mensen. Maar dat zit nu in de figuren die Alphonse bezoekt. Hijzelf is iemand die minder problemen heeft dan mijn andere personages. Hij weet: wie goed doet, zal niet noodzakelijk goed ontmoeten, maar dan kun je nog wel goed doen.’
Verklaart de sympathie die Alphonse oproept het succes van ‘Dertig dagen’?
‘Wie weet. Het kon ook dat ze hem niet sympathiek zouden vinden, of saai. Ik kan nooit verklaren waarom een boek plots succes heeft. Ik hoop vooral omdat het een goed boek is. De uitgever heeft ook zijn best gedaan om het goed in de markt te zetten. En misschien sluit het aan bij vragen die mensen hebben. Waarom kunnen mensen niet gewoon vriendelijk en aardig zijn? Waarom moeten de mensen die anderen ontzien en vriendelijk blijven als softies of schijnheiligen worden weggezet? Alphonse ziet in dat hij goed kan zijn omdat hij sterk is. Ik denk dat veel mensen met die vragen worstelen. Ze durven er weinig over te praten en auteurs schrijven er ook nauwelijks over. Op goedheid rust een taboe. Ik heb geen antwoorden gegeven in ‘Dertig dagen’, maar ik heb net die vragen wel aangeraakt.’
Wat vond je de mooiste reactie?
‘Ik was heel bij met de recensie van Arjen Fortuin in NRC Handelsblad. Ik ben het niet over de hele lijn eens met wat hij zei – hij benadrukte dat Alphonse een migrant is, wat ik juist niet wilde benadrukken. Maar hij schreef een aantal dingen waarover ik lang heb nagedacht. Dat Alphonse het niet kan geloven dat mensen hem graag hebben. Is dat zo? En komt dat misschien omdat ik er zelf moeite mee heb te geloven dat er van me gehouden word? Ik weet niet of dit de mooiste reactie was, maar ik heb daar echt lang over gedacht.’
Wat is dan de mooiste reactie?
‘De hartverwarmendste was die van Ad van den Kieboom. Hij is vanaf mijn debuut ‘Slaap!’ mijn redacteur bij uitgeverij De Geus en dus ook mijn eerste lezer. Toen hij ‘Dertig dagen’ had gelezen en langs kwam zei hij: dit is zó goed, ik ben er helemaal ondersteboven van. Ik weet dat hij van mijn werk houdt. Ik weet dat hij mij begrijpt. En als hij dan zoiets zegt. Maar ik denk wel dat ik het begrijp. Ad is een Alphonse, hij moet zich in hem hebben herkend.’
Hij moet niet de enige zijn geweest. ‘Dertig dagen’ is je best ontvangen boek sinds ‘Slaap!’ uit 2003.
‘Nou, ‘Slaap!’ vond ook wel tegenkanting. En andere boeken kregen net zo veel goede recensies. Van mijn verhalenbundel ‘Veronderstellingen’ (2012) was er maar één niet goed. Die lof vertaalde zich alleen niet in een enorme lezersschare. Het was immers een verhalenbundel. Ook de graphic novel ‘Tirol inferno’ (2013), die ik met Klaas Verplancke heb gemaakt, kreeg goede recensies. Dus eigenlijk zijn mijn laatste drie boeken goed ontvangen. En ‘Vissen redden’ en ‘Groener gras’ daarvoor eigenlijk ook.’
Maar ‘Dertig dagen’ is van de laatste drie de enige roman. Daarvan zegt men al snel: dat is het echte werk. In sommige stukken die ik las, lijkt het zelfs alsof je dit jaar voor het eerst in zes jaar, na ‘Vissen redden’, met een nieuw boek komt.
‘Ja, romans zouden het echte werk zijn en de rest spielerei. Jammer. Ik ben na ‘Vissen redden’ echt niet met mijn vingers aan het draaien geweest. Ik heb vier theaterstukken en de tekst voor een oratorium geschreven, gekke dingen als ‘Tirol inferno’ en vooral verhalen. Verhalen schrijven is mijn dada. Het is het genre waar ik het meeste plezier aan beleef, als auteur en als lezer. Maar de commerciële werkelijkheid is anders. Ik ga dat niet op mijn eentje veranderen – ondanks alle acties die ik onderneem, zoals de verhalenbundel die ik met Sanneke van Hassel heb samengesteld. Ik wil daar niet over zeuren, mijn verhalenbundels hebben hun publiek. Ik ben alleen bezorgd dat er door het commerciële denken in de literatuur niet meer wordt geïnvesteerd in dingen waarvan men meent dat het publiek er niet van houdt. Poëzie, maar ook verhalenbundels. Dat gebéúrt. Sommige uitgevers brengen dat niet meer. Dat is echt een verschraling van het literaire landschap.’
Zie je ‘Dertig dagen’ als een uitzonderlijk boek in je oeuvre?
‘Het is mijn omvangrijkste boek. Dat komt door het ritme waarin ik wilde vertellen. Het is een trager boek en dus een langer boek. Maar het boek bevat allerlei aanknopingspunten met mijn thema’s in de rest van mijn werk. Bijvoorbeeld: de verhalen in ‘Veronderstellingen’ gaan over de confrontatie tussen de hoofdpersonen en hoe anderen over hen denken. Alphonse ontdekt ook veel op dat gebied. Wel gaat hij anders om met die veronderstellingen – het racisme in allerlei vormen, in zijn geval. Hij pareert het met humor of negeert het, zonder een moraalridder te zijn, want hij heeft de wijsheid ook niet in pacht.’
Zodat hij menselijk blijft.
‘Ja. Ik wilde hem een tegenkant geven. Alphonse is wel positief, maar ook iemand die vlucht. Hij houdt niet van conflicten. Daarom is hij ook in de Westhoek beland: na de aanvaring met Fabrice (een andere muzikant, MD) is hij uit Brussel gevlucht. Pieter De Buysser, de theatermaker die ook veel met goedheid en moraliteit bezig is, vertelde me hoe bijzonder hij dat vond. Hij ziet goedheid in combinatie met rebellie, terwijl Alphonse goedheid combineert met passiviteit. Alphonse weigert de strijd. Dat is iets wat ik tijdens het schrijven pas ontdekte.’
En daarom ook, zonder iets te verklappen, het slot van ‘Dertig dagen’.
‘Toch is hij juist op dat moment niet passief. Hij helpt actief. Alphonse is dan een soort Jezusfiguur. Dat is nog zo’n lijn die door mijn oeuvre loopt. In ‘Vissen redden’ begint Monique Champagne, de hoofdpersoon, zich als een profeet te beschouwen, zij het vanuit een compleet verkeerde intentie. En in ‘Veronderstellingen’ portretteer ik Jezus als Schnauzer. Nog zo’n lijn: Alphonse is een buitenstaander, ik heb altijd over buitenstaanders geschreven. Het verschil is alleen dat mijn personages werden omringd door vijanden, terwijl Alphonse de buitenstaander is waar mensen naar smachten om eens goed hun hart te kunnen luchten. Dat vond ik interessant: nu eens over de geslaagde buitenstaander schrijven. En over de geslaagde helper. Mijn werk zit vol helpers, meestal mislukte, maar ook hier wilde ik de omkering eens maken. Helper en buitenstaander zijn nu een en hetzelfde personage en je kunt niet zeggen dat ze over de hele lijn mislukken.’
Wat heeft de positieve ontvangst van ‘Dertig dagen’ je opgeleverd?
‘Prijzen misschien? Ik sta op de longlist van de ECI Literatuurprijs. Nogal wiedes, durf ik weinig bescheiden op te merken. Ik vind dat ik nu op z’n minst een keer een shortlist heb verdiend. Maar we zullen zien. Op nog meer hopen, heeft geen zin. Literatuur is geen wedstrijd, behalve dan tegen jezelf misschien. Je kunt niet zeggen: dít boek is de beste. Een prijs gaat daarom over: wordt het je gegund of niet? Het is toch raar dat de laatste van Yves Petry niet eens op de longlist van de ECI staat, terwijl zijn vorige boek de Libris won? En dan denk ik: hoeveel vrouwen onder de veertig – of onder de vijfenveertig – hebben ooit een prijs gewonnen? Mijn kansen zijn dus beperkt. En voor de rest? Ik heb altijd veel optredens na verschijnen van een nieuw boek. Hooguit was het nu iets meer dan gebruikelijk. Vertaalrechten? De Engelse uitgave zal bij World Editions verschijnen, voor de rest ligt het nog overal op tafel. Alleen een Duitse uitgever heeft het afgewezen met als argument: we hebben al een boek over een vluchteling. Dat is in ieder geval de stomste reactie die ik over mijn boek heb gekregen.’
En verkoop?
‘Dat is duidelijk beter dan de verhalenbundels hiervoor. De eerste druk van ‘Dertig dagen’ was 7000 exemplaren, de tweede druk 3000 exemplaren en de derde die nu in de winkel ligt, was ook 3000 exemplaren. Nog altijd veel minder dan Slaap!. Dat waren er 75.000 – ongekend in het taalgebied en een heel vreemde manier om de literatuur binnen te komen. Ik ben niet zo’n lawaaierig persoon en toen, in 2003, was het alsof ik schreeuwend de kamer binnenkwam met een zwaailicht op mijn hoofd. En iedereen was boos op mij. Enigszins traumatisch allemaal. Maar het was fijn dat ik meteen op de kaart stond en zo tijd kreeg om door te gaan met schrijven.’
Is het niet frustrerend dat je nu met zo’n goed boek niet eens in de buurt van dat aantal komt?
‘Er zijn veel voorbeelden van boeken waar kwaliteit en kwantiteit niet samenvalt. Zo’n 15.000 exemplaren: dat is in dit taalgebied niet slecht. En er zijn veel vertalingen verschenen. Het is misschien heel Belgisch om te zeggen, maar ik heb weinig reden tot klagen over mijn carrière. Ik werk er ook hard voor, ik ben heel perfectionistisch. Ik zou alleen, zoals gezegd, willen dat mijn korte verhalenbundels beter verkopen. ‘Veronderstellingen’ beschouw ik als mijn beste boek – dat niet op de Libris longlist stond omdat daar geen verhalenbundels aan mee mogen doen, en niet op de Gouden Uil shortlist omdat het me vermoedelijk niet werd gegund, daar was ik echt bedrukt over – maar het is helaas ook de minst verkopende. Dat neemt niet weg dat ik nu weer een hele tijd korte verhalen wil schrijven.’
Maarten Dessing
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier