Gerald Martin – Gabriel Garcia Marquez. De biografie.
Niet dat ze ‘leest als een roman’, maar dat het leven van Gabriel Garcia Marquez net dat tikje boeiender is geweest dan doorsnee, maakt de zeer gedegen biografie van Gerald Martin meer dan duidelijk.
Gerald Martin – Gabriel Garcia Marquez. De biografie.
Uit het Engels vertaald door Ralph van der Aa, Miebeth van Horn, Catalien van Paassen en Willem van Paassen
Uitgeverij: Meulenhoff, Amsterdam
Aantal pagina’s: 688
ISBN: 9789029083393
Misschien is het waar dat van alle biografen de Britse de beste zijn. Zeker waar is dat dé grote gezaghebbende beschrijving van het leven van Gabriel Garcia Marquez (hierna GGM genoemd) waar de lezers van de Nobelprijswinnaar nu over kunnen beschikken inderdaad van de hand van een Brit is.
Gerald Martin, emeritus professor in de moderne letteren aan de universiteit van Pittsburgh en senior onderzoeksprofessor aan de Metropolitan University van Londen, is daarbij niet over een nacht ijs gegaan. Zeventien jaar heeft hij eraan gewerkt, archieven doorgespit en vooral ook met God en klein Pedroke uit GGM’s omgeving gesproken – tot Fidel Castro toe.
We kunnen hem er alleen maar dankbaar voor zijn. En voor het feit dat hij ze uit handen heeft gegeven: in zijn voorwoord maakt hij er melding van dat Magician: Gabriel Garcia Marquez – A Life de ‘ingekorte versie’ is van een nog veel langere biografie van meer dan 2000 pagina’s.
Dat laatste lijkt meer dan plichtsbesef, het wekt de indruk van verslaving. Martin zelf, die in goede Britse traditie een zekere distantie bewaart en niet meer dan nodig zelf door het beeld loopt (hij heeft die afgelopen jaren per slot van rekening, alles bij elkaar opgeteld, een volle maand in het gezelschap van zijn onderwerp doorgebracht), zegt het zo:
‘Menig opgebrande biograaf van veel grotere naam en faam dan ik is tot de conclusie gekomen dat het uiteindelijk al die tijd en moeite niet waard was en dat alleen dommen en dwazen aan zo’n taak beginnen (…). Ik ben misschien geneigd geweest het (daarmee) eens te zijn, maar als ooit een onderwerp het waard was om een kwart van je leven aan te besteden, dan is het wel het bijzondere leven en de loopbaan van Gabriel Garcia Marquez.’
Na lezing van dit boek kun je het er alleen maar mee eens zijn: het ís een bijzonder leven geweest dat GGM tot nu toe heeft geleid. Ten slotte kan niet van iedereen gezegd worden dat hij niet alleen de literatuur heeft veranderd – zijn versie van het magisch realisme heeft de wereld veroverd -, maar zelfs het bewustzijn van een heel continent.
GGM is een naam met de bekendheid en de vanzelfsprekendheid van een merk geworden. De drager ervan is opgeklommen tot een al bij leven gecanoniseerd, exemplarisch auteur die verkeert met de groten der aarde. Hij is niet alleen bevriend met Bill Clinton én met Fidel Castro, maar ook met de Mexicaanse miljardair Carlos Slim, die met Warren Buffett en Bill Gates tot de rijkste mensen ter wereld behoort.
Dat leven begon in het Noord-Colombiaanse plaatsje met de magische naam Aracataca – ‘stroom van helder water’, in de taal van de plaatselijke indianen – of Macondo, zoals het in zijn door GGM gefictionaliseerde en vereeuwigde vorm heet in Honderd jaar eenzaamheid. Het ligt op circa 25 kilometer van de kust. GGM werd er geboren op 6 maart 1927; hij is dus van de generatie van Günter Grass, Harry Mulisch en Hugo Claus.
Die namen worden hier niet geheel zonder reden aangehaald: net zoals zijn Europese collega’s zou GGM een mythologisch schrijver worden, in de zin dat hij het materiaal uit zijn persoonlijke leven heeft omgevormd volgens de lijnen van zijn eigen mythe, en bovendien ook in de zin dat hij graag mag fabuleren en nog weleens speels wil omgaan met de grenzen tussen werkelijkheid en verbeelding.
Er is overigens nóg een overeenkomst met Claus en de anderen: je zou haast wel gaan denken dat vele groten uit die generatie mede groot zijn geworden door ouderlijke verwaarlozing in hun kindertijd en/of animositeit in de gezinsverhoudingen, met name ten opzichte van de vaderfiguur.
Net zoals Hugo Claus zou GGM zijn prille jeugd beleven zonder ouders die zich om hem bekommerden, al werd hem het barre nonnenklooster bespaard dat Claus’ deel zou worden. Zijn moeder liet hem een paar maanden na zijn geboorte achter onder de hoede van haar ouders, kolonel Nicolas Marquez Mejia en zijn vrouw Tranquilina Iguaran.
Weliswaar keerde ze in september 1928 terug om Gabo’s broertje Luis Enrique op de wereld te zetten, maar toen ze zich vervolgens weer bij hun vader Gabriel Eligio Garcia voegde, nam ze niet Gabriel mee maar het jongere broertje. Waarna het vijf jaar zou duren eer Gabito zijn moeder weer te zien zou krijgen.
Zoals Martin laat zien, is dat van niet geringe invloed geweest op het latere werk van de schrijver, waarin behalve macht ook eenzaamheid en het verlangen naar liefde belangrijke thema’s zouden worden.
Hoe kon een arme jongen uit een onbeduidend Caraïbisch vlek uitgroeien tot ‘de nieuwe Cervantes’, zoals Martin GGM ergens noemt, die met Honderd jaar eenzaamheid de misschien wel beroemdste roman van na de Tweede Wereldoorlog schreef?
Als een soort van antwoord hierop noemde de schrijver zichzelf eens ‘een middelmatige notaris’ – niet alleen om aan te geven dat hij niets verzon, hoe ongelooflijk dat ook klinkt voor wie zijn boeken kent, maar evenzeer om ex absurdo erop te wijzen dat die middelmatigheid van hem dan toch wel buitengewoon geïnspireerd moest zijn. Anders gezegd: zijn roem en status dankt GGM volgens zichzelf aan zijn talent.
Het aardige van Martins werk is nu dat hij laat zien hoe je daarnaast brandende ambitie als oorzaak kunt aanwijzen. Vanaf het ogenblik dat GGM in 1948 zijn carrière begon als verslaggever bij de krant El Universal, werd hij voortgedreven door de wil om een belangrijk schrijver te worden.
’t Is een trekje dat hem wat minder knuffelbaar maakt, natuurlijk – maar zoals alle ware groten heeft GGM ook dát, en de koudheid en het egoïsme die ermee samengaan, gethematiseerd in zijn eigen werk. Bijvoorbeeld in wat misschien écht zijn belangrijkste boek is, De herfst van de patriarch (1975), zijn meesterlijke bespiegeling over een hoogbejaarde, prototypisch Latijns-Amerikaanse dictator.
En, overigens, is hij een belangrijk schrijver geworden of niet? Nou dan.
Ten bewijze waarvan: in 2007 werd het vierde Congreso Internacional de la Lengua Española van de Spaanse Koninklijke Academie gehouden. Dé ster van het evenement werd de genodigde GGM, ook al waren ook het Spaanse koninklijke paar, de president van Colombia en vier van diens voorgangers én een zekere William Clinton aanwezig.
2007 was immers ook het jaar waarin Gabo tachtig, zijn schrijverschap zestig, zijn meesterwerk Honderd jaar eenzaamheid veertig en zijn status van Nobelprijswinnaar vijfentwintig jaar oud werden. Het tekent het zo langzamerhand halfgoddelijke aura van de schrijver, die zich overigens alleen op de laatste dag van het congres liet zien. En welke andere auteur zou na een toespraak een vele minuten durende staande ovatie in ontvangst mogen nemen?
Martin rondt zijn biografie af met een kort gesprekje dat hij na afloop van het genoemde congres met de gefêteerde had. Die krijgt het laatste woord – en in het licht van diens leven en werk is het van betekenis zwanger: ‘”Het is goed dat jij erbij was,” zei hij, “nu kun jij de mensen vertellen dat we het allemaal niet verzonnen hebben.”‘
En verder – verder is het afwachten of dat voor dit jaar aangekondigde nieuwe boek van GGM er ook echt nog komt. Alweer net zoals bij wijlen Hugo Claus, is het geheugen van de schrijver in allengs steeds grotere brokken uit zijn hoofd aan het wegwaaien.
Herman Jacobs
Non Fictie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier