Exclusieve voorpublicatie: Stoute schoenen, het nieuwe boek van Bart Van Loo

Bart Van Loo. ‘Ik zag hoe historisch erf­goed, net als de geschiedenis zelf, uit meerdere lagen bestaat.’ © Geert Van de Velde
Bart Van Loo
Bart Van Loo Bart Van Loo is schrijver en francofiel. (Foto: © Stephan Vanfleteren)

Van De Bourgondiërs, de geschiedenis van wat meesterverteller Bart Van Loo ‘ons oerverhaal’ noemt, werden 375.000 exemplaren verkocht. Op 3 september verschijnt de opvolger, Stoute schoenen, waarin hij een wandeling maakt langs de cruciale plekken uit die periode. Van Loos missie: geschiedenis tastbaar maken. Hij slaagt, alweer, met brille.

Wat verbindt Stoute schoenen met De Bourgondiërs? Nog belangrijker dan data, banketten en veldslagen is voor Bart Van Loo de ‘historische sensatie’: het gevoel dat je als lezer deel uitmaakt van een eeuwenoude tijdlijn. De proloog bij Stoute Schoenen leest als Van Loos intentieverklaring bij dit grootschalige project.

Knack presenteert een exclusieve voorpublicatie uit die proloog, en uit het tot de verbeelding sprekende hoofdstuk over Maria van Bourgondië.

Wat mag u verwachten?

In de Lage Landen leek De Bourgondiërs voor velen een antwoord te geven op de vraag waar we vandaan kwamen; tegelijkertijd bezat het een internationale dimensie die ervoor zorgde dat het boek ook in Frank­rijk, Duitsland en Engeland aansloeg. De in mijn ogen aanstekelijke combinatie van ontstaansverhaal en alternatieve Europese geschiedenis moedigde me aan mijn lang niet uitgedoofde belangstelling om te zet­ten in een tijdreis die niemand me had voorgedaan. En dus nam ik meer dan een jaar na verschijnen van het boek, in de lente van 2020, mijn snea­kers opnieuw uit de kast.

Als ik nu eens, zo dacht ik, letterlijk in de sporen van onze aartsvaders zou stappen en zou proberen het decor van ons oerverhaal aan te raken? Aanraken en opschrijven, reizen en beter begrijpen, anders en dieper beleven wat ik eerder schreef, nieuwe zijpaden in wandelen, onontgon­nen terrein ontdekken. Er zit een avontuurlijke drijfveer achter, zeker, maar ook een wetenschappelijke: het blootleggen van wat verdwenen is, het aanduiden van wat nog overblijft, het paren van verbeelding aan on­derzoek, volharding aan frivoliteit… Daarbij mocht ik vooral niet schro­men het grote verhaal in regionale details te vinden. Geopolitieke evolu­ties vertellen en verklaren vanuit lokale monumenten of gebeurtenissen lijkt me een inspirerende gedachte; overigens ook voor geschiedenisdo­centen: als je leerling de Honderdjarige Oorlog kan lezen in een scheve toren uit zijn of haar geboortedorp, dan zal deze kennis wortel schieten.

Ik wilde aanraken en opschrijven, reizen en beter begrijpen, anders en dieper beleven wat ik eerder schreef, nieuwe zijpaden in wandelen.

Misschien verklaren sommigen me voor gek. Is het ondertussen niet mooi geweest? Blijkbaar niet. Ook na de tien vertalingen en talloze op­tredens, na de Nederlandse en de Franse podcast, na de vele interviews, ja, na de kleine tsunami die over me heen rolde, bleef ze knagen, die inte­resse, die goesting me nog dieper in dit verhaal vast te bijten. Dat had ik niet eerder meegemaakt, meestal zakte de verbetenheid voor een onder­werp weg na het verschijnen van een boek. Hier laaide het vuur alleen maar hoger. Op meerdere bladen papier tekende ik het ene parcours na het andere. Gaandeweg werd mijn werkplek één grote kaart, eentje waarop ik alvast in mijn verbeelding begon te reizen. Weldra voegde ik de daad bij het woord en begaf ik me kriskras van de ene bestemming naar de andere.

Toen de Bruggelingen briesend bij de Boeveriepoort verschenen, was ik blij dat ik eenentwintigste-eeuwse sportsloefen aanhad. Met zijn punt­schoenen moest Filips de Goede alles uit de kast halen om me bij te hou­den. Mijn Bourgondische zevenmijlslaarzen brachten me helaas niet tij­dig bij het struikelende paard van Maria van Bourgondië in Wijnendale: het bijwijlen weerkerende verlangen om haar fatale val te verijdelen en de hertogin in mijn armen op te vangen moest ik definitief opbergen. Soms ben je gedoemd voor eeuwig te laat te komen.

Mijn branie vroeg noodgedwongen om nederigheid. Vaak was het struinen in kelders zonder licht, door beton heen op zoek gaan naar ver­dwenen gotiek, interpreteren, oorspronkelijk veldonderzoek doen, op pad gaan met lokale historici, vragen stellen aan gerenommeerde speci­alisten, een Europees netwerk van Bourgondische connaisseurs creëren om op die manier met meer zekerheid aan de slag te kunnen, maar altijd met de onmiskenbare mogelijkheid je te vergissen – als dat gebeurde, is het mijn verantwoordelijkheid, dat spreekt voor zich.

Gaandeweg werd mijn queeste een leerproces in omgaan met ver­andering, verdwijning, onvoorspelbaarheid. Ik zag hoe historisch erf­goed, net als de geschiedenis zelf, uit meerdere lagen bestaat – een kerk bijvoorbeeld uit een mengeling van romaans en gotiek, een paleis uit Franse, Spaanse en Bourgondische muren, en dan zwijg ik nog over de verwarring die neogotiek kan oproepen. Ik stelde vast hoe gebouwen op een gegeven moment te oud werden en vervolgens simpelweg ver­dwenen, of op wonderlijke wijze opgingen in al dan niet kundig geres­taureerd of wanstaltig verbouwd erfgoed. Hoe vernietigend de mens is geweest – Beeldenstorm, Franse Revolutie, wereldoorlogen. Maar net zo goed hoe een veranderende smaak – weg met de gotiek, leve de ba­rok – of uitslaande branden ervoor zorgden dat kerken veranderden, de­len van kloosters verdwenen. Bijna niets is eenduidig in deze zoektocht, geen enkel monument is nog exact in de staat zoals pakweg Filips de Goede het zag. Deze tijdreis mag dan een haast romantische liefdesver­klaring aan de geschiedenis zijn, het is tegelijk een oefening in het aan­vaarden van de onmogelijkheid de waarheid te achterhalen.

Praalgraf van Maria van Bourgondië in de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal in Brugge. © Geert Van de Velde

Met Maria van Bourgondië door het halve land

In januari 1477 kwam na de dood van Karel de Stoute diens twintig­jarige dochter Maria van Bourgondië aan de macht – een moment van uiterste complexiteit, zonder twijfel een keerpunt in onze geschiedenis. Aan de zijde van haar gemaal Maximiliaan heerste ze amper vijf jaar over onze gewesten, maar we zouden haar nooit vergeten. Ongetwijfeld be­zorgde haar tragische lot de vorstin een speciale plek in ons collectief geheugen. De Nederlandse canoncommissie viste haar op, gebruikte haar als venster om te kijken naar de zo belangrijke Bourgondische peri­ode die door haar huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk zou kante­len in het tijdperk van de Habsburgers. Ook in de populaire tv-reeks Het verhaal van Vlaanderen kreeg zij als ‘Lady Diana van de late middeleeuwen’ evenveel aandacht als Filips de Goede, terwijl Filips de Stoute en Jan zonder Vrees niet wer­den genoemd.

Als kleindochter van Filips de Goede en grootmoeder van keizer Ka­rel was Maria de schakel tussen twee tijdperken. Over haar politieke strijd in 1477, in het bijzonder over het Groot Privilege, die de vorstelijke macht inperkte en meer inspraak aan de gewesten gaf, schreef ik al in De Bourgondiërs. Nu wil ik langer bij haar stilstaan. Liggend op mijn buik, tussen de laurierstruiken in het Brusselse Warandepark, zie ik hoe ze als klein meisje speelt met haar achterneefje. Hoe ze zich in het Gentse Prinsenhof vermaakt met vriendinnen, terwijl haar afwezige vader zich een weg vecht door Frankrijk. En hoe ze, pas 25 jaar, als moeder van twee piepjonge kinderen, in 1482 van haar paard valt. Daar, in het noodlottige Wijnendale, nabij Torhout in West-Vlaanderen, zal deze tijdreis eindi­gen – en beginnen.

Ik kom aanwandelen over de Julianadreef, de Veubeek heb ik net achter me gelaten. Mijn zintuigen staan op scherp. Elke stap ademt geschiede­nis. Over deze paden weerklonken de stappen van figuren die felle kleu­ren over ons verleden legden. Heden ten dage is het Wijnendalebos een paradijs voor paddenstoelen. Hier gedijen meer dan vijfhonderd soor­ten en men laat er dan ook graag dood hout liggen. Hazelwormen en hagedissen kronkelen tussen het kreupelhout. Als de avond valt verlaten vleermuizen hun boomholtes en laveren ze grillig maar trefzeker tussen de takken. Hoger regeren de beuken en de eiken, in de nattere gedeel­ten nemen elzen en essen de macht over.

Terwijl ik de bosgeuren opsnuif denk ik aan het wedervaren van de heilige Bavo († ca. 660). Deze edelman met zijn wilde jeugdjaren be­keerde zich na de dood van zijn vrouw tot het christelijk geloof. Dankzij tal van vrome handelingen schopte hij het niet alleen tot de patroonhei­lige van de Gentse Sint-Baafsabdij, waar Filips de Stoute en Margaretha van Male trouwden, maar ook van de gelijknamige kathedraal waar het Lam Gods hangt van de hofschilder van Filips de Goede. Veel lijnen ko­men samen in dit Wijnendalebos, want uiteindelijk zou deze Bavo zich hier als kluizenaar hebben teruggetrokken. Aan de zijkant van dit do­mein is niet zomaar een plaats die Eremietshoek heet, een knipoog naar heremiet alias kluizenaar Bavo. Hij vestigde zich in de holte van een boom, waar ook vleermuizen zich graag verschuilen.

De heilige Bavo vestigde zich hier in de holte van een boom.

Je hoort de spechten tikken tegen het hout. Alsof ze de geest van Bavo wakker willen schudden. Ik stap steeds sneller door bos en veld, laat de Wulvedreef rechts liggen en vlieg in gedachten door onze vaderlandse geschiedenis. Het kasteel, daar wil ik naartoe, meer bepaald naar een in drama gedrenkte plek. Op het einde van een kaarsrecht pad ga ik rechtsaf en loop ik langs een akker waar kleine gewassen groeien. In de verte zie ik eindelijk de torens van het slot van Wijnendale.

Wijnendale ligt tegenwoordig op het grondgebied van Torhout, destijds niet ver van een cruciaal kruispunt van oude heerwegen. De Steenstraat, die liep van Kassel naar Brugge, en de Zeeweg, van Dowaai naar Oudenburg, troffen elkaar bij Torhout en zorgden voor veel ver­keer. De plaatselijke jaarmarkt was een hoogmis voor de lokale en inter­nationale handel. Het straffe is dat je het tracé van deze wegen gewoon nog kunt volgen en je zo letterlijk rijdt in de sporen van onze verre voor­ouders.

Graaf van Vlaanderen Robrecht de Fries liet rond 1085 een houten kasteel zetten in Wijnendale en sindsdien waren de Vlaamse graven graag geziene gasten. Het is wachten op niemand minder dan Gwijde van Dampierre, die hiervan rond 1278 een achthoekige stenen burcht maakte, voorzien van een dikke muur met allang verdwenen kantelen en op elke hoek een spitse toren. Op de plek waar koning Leopold III in mei 1940 weigerde in ballingschap te gaan, ondertekende graaf Gwijde in 1297 een pact met Edward I van Engeland. Ze beloofden elkaar samen het hoofd te bieden aan de Franse koning Filips de Schone.

In de lange aanloop naar de Guldensporenslag is dit een niet te veron­achtzamen gebeurtenis, maar er is meer. Nadat de Fransgezinde schout van Wijnendale het kasteel had bezet, kegelden de Bruggelingen in de meimaand van 1302 deze leliaard uit de burcht. In het epos van de Gul­densporenslag heeft dit evenement een symbolische lading gekregen. De fameuze Kist van Oxford – lange tijd als een vervalsing gezien, maar het frontpaneel is intussen erkend als een laatmiddeleeuws artefact – be­vat gegraveerde taferelen die de context van de in onze geschiedschrij­ving altijd maar terugkerende veldslag uitbeelden; in het Engels spre­ken ze niet zomaar van de Courtrai Chest (Kist van Kortrijk dus, in 1909 ontdekt in Oxford). Ook de verovering van het slot van Wijnendale, met duidelijk zichtbaar de inrijpoort van het kasteel, heeft hierop een plek.

Het slot van Wijnendale vandaag. © Geert Van de Velde

De contouren van deze prachtburcht worden stilaan duidelijker. Het is geen kleine opdracht, bedenk ik, om dergelijke monumenten netjes te onderhouden. Onlangs werd hier nog een rij van honderdveertig bo­men aangeplant en vertelde de kasteelheer in de pers dat er niet minder dan 203 ramen dringend aan vervanging toe waren. Los van historische anekdotiek leest het geschiedenisboek van dit slot dan ook vooral als een moeizame opeenvolging van verbouwingen en restauraties.

Rond 1300 was Wijnendale in het bezit gekomen van graaf Jan I van Namen, een zoon van Gwijde van Dampierre. Wegens geldgebrek moest een van diens nazaten zijn ‘casteele te Winendale’ in 1407 van de hand doen. Op dat moment neemt deze geschiedenis een Bourgondische bocht. Het kasteel werd namelijk verkocht aan Jan zonder Vrees, graaf van Vlaanderen en hertog van Bourgondië. Deze had net de moord be­volen op de broer van de Franse koning, een opzet die snel uitkwam, zo­dat de hertog tijdelijk vluchtte naar het rijke en veilige Vlaanderen. De affaire ontketende een burgeroorlog in Frankrijk. Jan zal zeker hebben gehouden van Wijnendale, niet alleen vanwege de rust, ook omdat dit slot het verzamelpunt was voor alle strijders van het Brugse Vrije (het rijke en belangrijke landbouwgebied in een wijde omtrek rond Brugge, de grootste kasselrij van het graafschap) die hem in zijn Franse strijd zouden bijstaan.

Verderop zie ik een huwelijkspaar een gevecht aangaan met de wind. Huwelijksfoto’s bij het kasteel van Wijnendale? Schering en inslag. Hetzelfde geldt voor de wind in West-Vlaanderen, die amper wordt gehinderd door bossen en bijgevolg nagenoeg vrij spel krijgt. Jacques Brel zong treffend dat de wind nergens zo beukt als in le plat pays – ‘écoutez le vouloir (…) écoutez le craquer’. Pas toen ik in deze provincie kwam wonen begon ik Brels woorden ten volle te begrij­pen. Waar zijn de eiken, beuken en elzen in West-Vlaanderen toch gebleven? Ooit waren ze in veelvoud aanwezig. De heren die rond het jaar 800 de scepters zwaaiden over de Vlaanderengouw worden in bepaalde ontstaansmythes niet zomaar forestiers of woudheren ge­noemd. Zowat het hele gebied tussen Gent en Kortrijk, maar ook tus­sen Gent en Torhout werd ingenomen door dichte bossen. Vanaf het jaar 1000 werd evenwel werk gemaakt van ontbossing. Bomen moes­ten plaatsmaken voor landbouwgronden. Slechts op enkele schaarse plekken, zoals hier bij Wijnendale, vind je nog restanten van de wou­den van weleer.

De fotograaf maant het pasgetrouwde koppel de slotgracht over te steken. Ook Jan zonder Vrees moet de huwelijkse charmes van zijn do­mein hebben gezien. Overigens moeten bruidsschatten hem zo onge­veer een arm en een been hebben gekost, want al had hij maar één zoon, Filips de Goede, samen met zijn vrouw Margaretha van Beieren zette hij maar liefst zeven dochters op de wereld. In ieder geval kreeg zijn doch­ter Marie het slot van Wijnendale drie jaar na de aankoop als deel van haar bruidsschat mee.

Zij trouwde met de heer van Kleef en uit dat huwelijk werd in 1425 Adolf van Kleef-Ravenstein geboren. Hij is het die ik op het einde van deze wandelweg geknield zie zitten. In mijn verbeelding dan. Daar waar net nog een witte sleep dwarrelde in de wind. Dit is niet meer lopen wat ik doe, dit is stilaan rennen, het drama tegemoet. Adolf van Kleef op zijn knieën. Met in zijn armen Maria van Bourgondië. Daar is ze dan, onze fa­meuze hertogin, beroemd geworden om wat zich hier afspeelt. Het is 13 maart 1482 en ze is net van haar paard gevallen. Haar echtgenoot Maxi­miliaan van Oostenrijk komt ook aansnellen. Uiterlijk lijkt er niets aan de hand, maar Maria heeft helse pijnen. Adolf en Maximiliaan kunnen haar leed niet verzachten.

Als ik zelf ter plekke kom, zijn de schimmen verdwenen en ontwaar ik het kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw van Wijnendale. Of ze werkelijk exact op deze plek is gevallen weten we niet zeker, maar de mondelinge overlevering wil dat. Al heeft ze wel degelijk ergens op dit uitgestrekte domein tijdens een verhitte jachtpartij haar doodsmak gemaakt.

Adolf van Kleef-Ravenstein, heer van Wijnendale, zou een grote rol spelen onder zowel Filips de Goede, Karel de Stoute als Maria van Bour­gondië. In zijn hoofd kijken is onmogelijk, maar Adolf moet bij haar ker­mende lichaam misschien wel hebben gedacht aan de meer fortuinlijke dag van 17 februari 1457. Toen was hij als eregast aanwezig bij Maria’s doopsel in Brussel en mocht hij haar als baby in zijn armen koesteren.

Hierna reist Bart Van Loo in het spoor van Maria van Bourgondië door naar Brussel, Antwerpen, Sluis, Damme, Gent en Dadizele.

Word mede-Bourgondiër

Stoute schoenen – in de voetsporen van De Bourgondiërs van Bart Van Loo verschijnt op 3 september bij De Bezige Bij, 848 blz., 45 euro.

Vandaag gaat stouteschoenen.eu online, een interactieve website waarop ook lezers vergeten kennis en tips over de Bourgondische periode kunnen aanreiken.

Partner Content