De Reactor
Een beter klimaat dankzij Trump
Volgens alarmistische auteurs rest ons niet veel tijd meer om de klimaatverandering te keren. Ook Bruno Latour trekt in Waar we kunnen landen? aan de alarmbel.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site. p>
Dat doet hij niet door voor de zoveelste keer tabellen en modellen boordevol gegevens over de penibele effecten van de klimaatverandering op te dissen. We weten alles al, stelt hij. Met ironisch genoegen citeert hij Donald Trumps schoonzoon Jared Kushner: ‘We have read enough books.’ Wat we nodig hebben is een nieuwe politieke kaart die de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar plaatst in het licht van het klimaatvraagstuk en de ontkenning ervan. Centraal daarin staat het falen van de elites. Het moet zo zijn, meent Latour, die ironisch een samenzweringstheorie ineenknutselt, dat de elites ergens in de jaren zeventig, na het Rapport van Rome en na de oliecrisis, tot de conclusie kwamen ‘dat er op aarde niet genoeg plaats meer is voor henzelf én voor alle andere mensen. Daarom hebben ze besloten dat het nutteloos is geworden om te doen alsof de geschiedenis naar een gemeenschappelijke horizon blijft voeren waarin ‘alle mensen’ in gelijke mate kunnen floreren.’ In feite gaven de leidende klassen het op om leiding te geven. Hen interesseerde enkel hun eigen comfort en een veilige vluchtplaats. Après moi le déluge werd het motto.
Trump speelt in dit verhaal een sleutelrol. Hij is namelijk de eerste wereldleider die er openlijk voor uitkomt dat de mensheid hem gestolen kan worden. Alsof de Amerikanen, in het bijzonder de Trumpisten, van mening zijn dat zij niet op dezelfde aarde leven als alle anderen. ‘We moeten de aanhangers van Donald Trump erkentelijk zijn dat ze in deze kwesties helderheid hebben geschapen toen ze hem aanspoorden zich op 1 juni 2017 terug te trekken uit het Parijse klimaatakkoord.’ Pas met the Donald wordt duidelijk hoe onverantwoordelijk de economische en politieke elites de aarde altijd al bejegend hebben en bejegenen, en dankzij hem is nu kristalhelder geworden wat er te doen staat, namelijk de ‘diametraal tegengestelde’ richting uitgaan van die van de Trumpisten.
Zo krijgt Trump de eer om te fungeren als het ijkpunt van Latours nieuwe politieke kaart. Hij komt in de plaats van de twee links/rechts-polen van het oude politieke kompas. Dat kompas leverde goed werk sinds de Franse Revolutie, maar het is zijn oriëntatiekracht kwijt. Wat is dat nog: ‘links’ en ‘rechts’? Dat zijn ‘moderne’ begrippen, en wat Latour betreft wordt het tijd dat we het moderne achter ons laten. Links en rechts wijzen namelijk, al naargelang het thema waarover ruzie gemaakt wordt, verschillende richtingen uit. Als het over economie gaat, trekt ‘rechts’ vandaag de kaart van de wereldwijde vooruitgang, de mondialisering, het openen van grenzen, kortom van de modernisering; ‘links’ wil dan weer de zwaksten beschermen tegen de grenzen van de markt, kiest dus voor de lokale eigenheid (wat aanvankelijk typisch was voor ‘rechts’) en kijkt argwanend naar modernisering. Maar als het over zeden en gewoonten gaat, in het bijzonder de seksuele moraal, verdedigt ‘rechts’ een behoudende moraal en werpt ‘links’ zich op als een voorvechter van universele mensenrechten – grenzen en lokale tradities negerend. Beurtelings wijzen de pijlen ‘links’ en ‘rechts’ de richting van ‘het Globale’ en ‘het Lokale’ aan. Met zulke richtingwijzers kan je niet voort. ‘Er is geen gedeelde horizon meer – zelfs niet om te bepalen wie progressief en wie reactionair is’, schrijft Latour.
De roep van de aarde
De politieke kaart moet dus dringend worden gekanteld. Of je nu links of rechts bent doet er in het nieuwe klimaatregime niet meer toe. De opkomst van het Trumpisme, de derde pool die haaks staat op de beide moderne polen (links en rechts), maakt dit duidelijk. Lange tijd keken politieke waarnemers vol onbegrip naar Trump. Ze waren niet in staat om de paradox te verklaren van een miljardair die zich het lot aantrok van mijnwerkers en tegelijk de belastingen voor vermogenden verlaagde; iemand die wereldwijd economische deals wil sluiten en tegelijk handelsbarrières opwerpt en die aan het bouwen van een muur dwars over het Amerikaanse continent de hoogste prioriteit verleent. Zo’n fenomeen kon eigenlijk niet bestaan. Maar, weet Latour, het is het fenomeen van de toekomst.
In feite slaagt Trump erin om te doen wat al veel eerder had moeten gebeuren: heel het politieke landschap doen kantelen langs een breuklijn die er in klimaattijden écht toe doet. Wie zijn de Trumpisten? Op het eerste gezicht een onverenigbaar rommeltje. Tot Trumps aanhang behoren zowel arbeiders die angst hebben om ‘overspoeld’ te worden door Spaans sprekende, ‘rovende en verkrachtende’ immigranten, als miljardairs voor wie sociale- en milieuwetgeving neerkomt op communistische bemoeizucht. In achterhaalde links-rechts-termen zijn die groepen mekaars tegenpolen, maar in deze scharniertijd troepen beide samen aan de nieuwe pool: die van de ontkenning van het feit dat we aardbewoners zijn die het met mekaar moeten vinden om te kunnen overleven, ‘de systematische ontkenning dat er zoiets als klimaatverandering bestaat’.
Op die premisse bouwen ze een nieuw wereldbeeld, waarin voormalige tegenstellingen er niet meer toe doen. Zowel zij die, verblind door hebzucht, de aarde willen opofferen voor hun winstbejag, als zij die, verblind door angst, de aarde opdelen volgens hervonden etnische en nationale categorieën begrijpen mekaar in hun ontkenning van de aardse realiteit. Dit is natuurlijk dramatisch, maar het opent volgens Latour ook de mogelijkheid voor een wonderlijke politieke hergroepering aan de andere kant. We moeten het links/rechts-kompas aan de kant leggen en durven onderhandelen met voormalige tegenstanders. Misschien ligt daar de werkelijke opdracht: leren tot een klimaatalliantie te komen met ‘mensen die volgens de oude gradatie, overduidelijk “reactionairen” waren’, en ook ‘met mensen die, nog steeds volgens het oude richtpunt, overduidelijk ‘progressieven’ en misschien liberalen, ja zelfs neoliberalen waren!’
Die kanteling van de politieke kaart, beseft Latour heel goed, lijkt voor wie in oude categorieën denkt op een mirakel. Maar de aarde smeekt erom, en daarom is er een kans op slagen. Wie haar roep aanhoort, kan niet anders dan zich bij de echte aardbewoners aansluiten. De politieke strijd in de toekomst zal gaan tussen de ‘bodemlozen’ (zij die negeren dat we met z’n allen samenleven op een gedeelde aarde) en de ‘aardsen’. Als die laatsten het niet halen, loopt het hele zaakje uit op een armageddon.
De deugden van afhankelijkheid
Het ‘Aardse’ is veel kwetsbaarder dan de aarde. De aarde heeft geen politieke beweging nodig. Zij zal, als planeet, nog wel enkele miljarden jaren rond de zon en door het universum vliegen. Het ‘Aardse’ verwijst naar die merkwaardige laag vol leven die heel de aarde omspant, een laag die bestaat uit een subtiele samenhang van elementen, chemische processen en levende wezens, die allemaal op mekaar inwerken, van het diepste der oceanen tot de ijle lagen van de atmosfeer; een tamelijk smalle laag, ‘een vlies, een vernis, een huid, een paar lagen met oneindig veel plooien en kronkels’, complexer dan welk weefsel dan ook, en heel kwetsbaar.
Paleobiologen weten te vertellen dat voor de komst van de mens het leven op aarde al vijf keer gedeeltelijk is uitgestorven. Momenteel beleven we de zesde extinctie, een heel drastische, en één van menselijke makelij. Als de klimaatopwarming voortduurt tegen het huidige tempo, zou die zesde extinctie wel eens de strafste kunnen worden van allemaal. En de kans dat de mensheid zelf uitsterft is niet gering. Wie dit begint te beseffen (en het ziet er naar uit dat jonge scholierenbreinen daartoe beter in staat zijn dan oudere geesten), kan natuurlijk niet anders dan daarmee rekening houden. Politiek bedrijven kan dan niet langer een zaak zijn van mensen die onder mekaar hun zaakjes regelen. Het wordt een zaak van veel algemener belang. ‘Het Aardse’ is de politieke actor die opkomt voor dat ‘algemeen belang’, voor héél die samenhang: oceanen, bossen, dampkring, fossiele voorraden, bacterieën, plankton, bijen, bloemen en noem maar wat op, dus voor al wat deel uitmaakt van de ‘Kritieke Zone’ die de aardbol omspant. De mens vormt daar ook een onderdeel van. Of beter: mens is hij omdat hij daar een onderdeel van vormt, omdat hij bij wijze van spreken in de huidplooi van het ‘Aardse’ is ingevouwd.
Het is volgens Latour hoog tijd is dat we beseffen dat de zogenaamde natuur vol mede-belanghebbenden zit die, net als wijzelf, belang hebben bij het voortbestaan van dat precieuze dunne laag vol leven dat de aarde omspant. Maar misschien legt hij de lat hier wat te hoog. Als je eerst ‘de mens’ moet leren zien als een wezen dat in talloze vormen van afhankelijkheid verwikkeld is met mensen, dieren, bacterieën, bossen, rotsen, lucht- en oceaanstromen, een wezen dat is verknoopt met oneindig veel mede-aardbewoners, een wezen dat bestaat uit die vele draden van afhankelijkheid; als mens-zijn dus niet langer betekent: autonoom heersen over zichzelf en over de omgeving; en als politiek bijgevolg niet langer een onderonsje kan zijn van mensen-onder-mekaar, maar een zaak waarin aardbewoners, liefst allemaal, van de korstmossen tot de nachtegaal toe, moeten worden gehoord, dan is toch de vraag of veel mensen in staat zullen zijn tot een dergelijke recombinatie van ‘het menselijke’ en ‘het natuurlijke’ tot ‘het Aardse’. Wie zou zomaar geneigd zijn om in te stemmen met de bewering dat de mens niet meer moet ‘streven naar emancipatie’, maar moet leren handelen ‘vanuit de hervonden deugden van de afhankelijkheid’?
En mocht dat al kunnen, dan is er altijd nog een nuchtere burger die de vraag stelt: hoe gaan we heel die omwenteling voor mekaar brengen? Hoe valt dit politiek te organiseren? Hoe geef je koraaleilanden een stem?
De stem van bacteriën en ijsberen
Wat te doen? Latour ontwijkt die vraag niet, maar zijn antwoord is teleurstellend. Hoe hemelbestormend en inventief hij bijwijlen is op zijn speculatieve denkwegen, des te banaler is zijn antwoord op de concrete vraag wat er nu te gebeuren staat.
Allereerst, zegt hij, moeten we verder onderzoek doen. Daar is niets verkeerds mee, maar een antwoord op de politieke vraag wat er dient te gebeuren kan je het niet noemen. Bovendien kan je moeilijk beginnen met het motto ‘we hebben genoeg boeken gelezen’ en afsluiten met ‘er moet meer onderzoek gebeuren’. Ten tweede, zo geeft hij toe, is de taak zo omvattend dat ze in feite onmogelijk is. Wat een eigenaardig programma voor een politieke beweging: neem het op voor ‘het Aardse’, besef dat het een onmogelijke opdracht is, maar begin er nu aan. De vraag blijft: hoe?
Her en der, onder andere in Nederland, gaan al een tijdje stemmen op, geïnspireerd door Latour, om ‘belanghebbende aardbewoners’ een stem te geven in het parlement – niet letterlijk natuurlijk, maar door representatie. Een aardig idee, maar hoe het te realiseren? Wie of wat moet gerepresenteerd worden? En hoe sterk mag de stem van niet-menselijke vertegenwoordigers doorwegen?
Helemaal aan het eind van zijn betoog blijkt hoezeer Bruno Latour Fransman gebleven is. Hij herinnert zich de Franse Revolutie. Werd die ook niet op gang getrokken door welwillenden die niet konden voorzien wat voor een regimewissel op til was? En hebben zij desondanks het onmogelijke niet voor mekaar gebracht? Latour herinnert zich ook hoe dat allemaal begon, namelijk met de Cahiers de Doléances. Vanuit alle geledingen van de Franse samenleving, tot het verste dorpje toe, konden mensen van allerlei pluimage neerschrijven wat er op hun lever lag. Die documenten bieden vandaag nog altijd een rijke bron van inzicht in het toenmalige leven. Zou er, bedenkt Latour, met het oog op de enorme taak die de aardbewoners wacht – namelijk te ‘ontdekken hoeveel andere wezens ze nodig hebben om te kunnen voortbestaan’ – niet iets dergelijks kunnen worden aangevat? Zou het niet gepast zijn om opnieuw een inventaris op te stellen van Cahiers de doléances? Dit keer niet met de verzuchtingen van Frankrijk maar met die van het hele ‘Aardse Rijk’, van bodembacteriën tot ijsberen. Welke revolutie zou daaruit kunnen volgen?
Of dit nog een realistisch politiek project is, weet ik niet, maar als artistiek project kan het een voltreffer zijn.
Walter Weyns
Bruno Latour, Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime. Octavo, Amsterdam, 2018. ISBN 978-94-90334-25-3, 131 p. p>
De Reactor 2019
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier