Edouard Louis maakt theater van zijn boeken: ‘Het podium is weer een andere manier om te vluchten’
Boeken, theater, muziek en binnenkort film: sinds Eddy Bellegueule alsEdouard Louis door het leven gaat, trekt de jonge Fransman op alle fronten ten aanval. ‘Een autobiografisch oorlogsgebaar’, noemt hij dat zelf: ‘Ik heb dit verhaal en ik ga het jullie vertellen, zodat jullie ongemakkelijk worden over deze wereld waarin we leven.’
Op zijn 22e debuteerde hij met zijn autobiografische roman Weg met Eddy Bellegueule, en sindsdien is Edouard Louis de onvermoeibare onruststoker die in zijn romans een stem geeft aan de onzichtbaren en de littekens blootlegt die de Franse politiek gemaakt heeft. Toch zit er geen greintje stoerheid in de jongeman tegenover ons. Hij heeft een bijna timide voorkomen en een ontwapenende gevoeligheid. Edouard Louis vertelt over zijn nieuwste project The Interrogation, een theaterstuk geregisseerd door Milo Rau, dat opgevoerd wordt tijdens het KunstenFestivaldesArts in Brussel. Net zoals hij dat al deed in Parijs en Venetië, gaat Edouard Louis opnieuw het podium op. Niet alleen voor een beschouwing van de weg die hij heeft afgelegd als klasseverrader – hij groeide op in een arme familie in het noorden van Frankrijk en is nu een literaire superster – maar ook om het theater zelf ter discussie te stellen.
Waarom stemt iemand die de films van de broers Dardenne of van Ken Loach gezien heeft niet voor de rest van zijn leven op links?
We krijgen u steeds meer op het podium te zien. Vanwaar die behoefte aan theater?
Edouard Louis: De eigenheid van het theater is zo mooi dat ik meteen zin krijg om die zelf te ervaren. Maar ook het idee van vluchten speelt mee. Mijn gevecht om schrijver te worden was al een manier om te ontsnappen aan mijn kindertijd, mijn verleden, mijn sociale lotsbestemming. Toen dat gelukt was, kreeg ik zin om nog een keer te vluchten, zodat ik niet vastgepind zou worden op een enkele rol: die van schrijver. Bij elke vlucht beeld ik me in dat de volgende keer ook de laatste keer zal zijn, en elke keer weer dringt zich een nieuwe vlucht op.
Op de middelbare school had ik het idee van: het is goed, ik ben ontsnapt aan mijn kindertijd. Toen ik ging studeren in Parijs, leek het pas echt alsof ik aan mijn lot ontsnapte. Ik veranderde meteen mijn naam om de herinneringen uit te wissen die aan mijn geboortenaam vastkleven. Toen ik mijn eerste boek schreef, zei ik tegen mezelf dat ik nu echt aan mijn voorbestemming ontsnapt was. Daarna werd het schrijven van mijn tweede boek een wraak voor mijn kindertijd, enzovoort. Het is eigenlijk een aaneenschakeling van mislukte eindes.
En dus is uw verhaal vertellen op de bühne een nieuwe vlucht?
Louis: Het is ook een manier om een autobiografisch gebaar te verlengen en te radicaliseren, om het tot het uiterste te drijven. Ik wil nog andere plekken bezoeken met de verhalen die ik vertel. Ik wil de ruimtes vermenigvuldigen waar ik die stemmen, die lichamen die in de kunst niet genoeg gehoord worden, mee naartoe neem. Het is een autobiografisch oorlogsgebaar. Ik heb dit verhaal en ik ga het jullie vertellen, zodat jullie ongemakkelijk worden over deze wereld waarin we leven, deze wereld vol onrecht, ongelijkheid, armoede, sociaal geweld of homofobie. Dat doe ik trouwens ook met muziek, want ik ben samen met Woodkid (Franse zanger en videoclipregisseur, nvdr) bezig aan een plaat.
Het theater was uw allereerste reddingsboei, al op de middelbare school.
Louis: Ik was een klein homojongetje, verwijfd, met een verlangen dat niet aanvaard werd in de wereld waarin ik leefde. Daarom had ik ook niet veel vrienden op school. Niemand wilde spelen met ‘de flikker’, want dat zou funest geweest zijn voor hun reputatie. Ik was heel vaak alleen. Ook thuis voelde ik me zo, want mijn ouders begrepen niet wat ik was, ze aanvaardden mijn manier van zijn niet, mijn manier van praten. Op school zocht ik radeloos naar manieren om geliefd en aanvaard te worden. Werd er een stripclub opgericht? Dan sloot ik me aan, en zei ik tegen mezelf dat als ik talent had, ik misschien eindelijk erkend zou worden. Maar dat werkte niet. Van schaken tot kalligrafie: ik probeerde een heleboel dingen, maar ik was er gewoon niet zo goed in.
Op een dag zag ik een aankondiging van een nieuwe toneelclub. Ik was 13 en ik had nog nooit een voet in een theater gezet. Maar ik ging erheen en ik kreeg de opdracht om te improviseren. Opeens zweeg iedereen en waren alle ogen op mij gericht. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik voelde dat er op een positieve manier naar me gekeken werd. Tot dan toe hadden blikken altijd iets gezegd als: waarom ben jij niet normaal? Toen kreeg ik applaus, en het was alsof dat geklap het lawaai van de beledigingen deed verstommen.
Was dat een vorm van overleven, omdat u een rol speelde die ervoor moest zorgen dat u aanvaard werd?
Louis: Ik speel al sinds mijn geboorte rollen om mezelf te beschermen. Ik probeerde mannelijker te zijn, ik deed alsof ik van voetbal hield, al die karikaturale kenmerken van mannelijkheid. Met theater kreeg ik appreciatie, voor het eerst. Ik werd toegelaten op een hogere middelbare school met een theaterrichting, en werd daar plots geconfronteerd met een volledig nieuw universum. Het was het startschot voor mijn emancipatie en vrijheid.
Mijn terugkeer naar het theater vandaag brengt dan ook iets diep ontroerends met zich. Op school zijn we ooit gaan kijken naar Hedda Gabler, met Thomas Ostermeier als regisseur. Ik was daar ondersteboven van. Toen Thomas Ostermeier mij op een dag vroeg om mee te spelen in zijn opvoering van Ze hebben mijn vader vermoord was dat bijna een soort van hollywoodiaans happy end.
Op het podium iemand anders spelen is dus een goede manier om je te bevrijden van wie je bent en waar je vandaan komt?
Louis: Ja, maar voorlopig lukt me dat niet. Ik ben de gevangene van mijn eigen verhaal. Ik voel nog altijd de drang om zaken te vertellen, levens waarvan ik getuige ben geweest. Als we het hebben over individuele of collectieve transformatie is een autobiografie bovendien een nog grotere confrontatie dan fictie. Het is verontrustend, omdat je je niet kunt vastgrijpen aan het feit dat het een personage is. Hoe vaak hebben mensen niet gevraagd: ‘Maar er zal toch wel een beetje fictie zitten in wat je schrijft?’ Alsof ik hen gerust moet stellen, alsof ik moet zeggen: ja, de waarheid is heus niet zo verschrikkelijk. Conservatieve stemmen zeggen dat het navelstaarderij is, egocentrisme, maar eigenlijk is er niets dat mensen zo veel over zichzelf doet vertellen als autobiografisch werk. Toen ik Ze hebben mijn vader vermoord opvoerde in Parijs, wachtten de mensen me na afloop van het stuk op om over hun eigen vader te vertellen. Mensen vinden dat ze het recht hebben om ‘ik’ te zeggen, om te bestaan. Dat is een heel krachtig gegeven.
Dit nieuwe stuk heet The Interrogation, de ondervraging . Wie of wat legt u op de rooster?
Louis: Het podium is de ondervraagruimte van het theater en de kunst: jij, kunst, kun jij iets betekenen voor ons? Kun jij onze levens veranderen? Mij individueel geluk bezorgen? Heb je ons geen leugen verteld toen je zei dat je ons zou bevrijden? Waarom stemt iemand die de films van de broers Dardenne of van Ken Loach gezien heeft niet voor de rest van zijn leven op links? Die onmacht van kunst vind ik verschrikkelijk. Mensen laten een traan bij het zien van zo veel miserie en sociaal geweld, maar daarna gaan ze gewoon verder met hun leven. Anderzijds zijn er ook mensen die zich zijn gaan engageren voor het feminisme of de klimaatstrijd na een theatervoorstelling. In The Interrogation laveren we tussen die paradoxen in.
U verwijt de literatuur vaak dat ze zich opsluit in kleinburgerlijke verhaaltjes, maar kan hetzelfde verwijt niet aan het theater gemaakt worden? We zien niet vaak toeschouwers uit de werkende klasse in het publiek zitten, precies omdat er slechts zelden over hen gesproken wordt.
Louis: De werkende klasse is afwezig in alle ruimten van vertegenwoordiging. Behalve misschien in de politiek, waar de werkende klasse onophoudelijk vermeld wordt, vaak om ze te karikaturiseren, te beledigen, te zeggen dat ze de economie dwarsboomt omdat ze niet genoeg werkt. Ook in film is de manier waarop over armen gesproken wordt zo karikaturaal, dat het een andere manier is om niet over hen te praten. In de literatuur en het theater, die meer elitair zijn dan de media of de politiek, is de afwezigheid nog radicaler en stilzwijgender. Toch zijn er artiesten die daarmee breken, zoals Thomas Ostermeier of Mohamed El Khatib. Maar ja, het zijn werelden die bijna volledig afwezig blijven uit de artistieke ruimte. Met dit stuk hoop ik een soort van tegenaanval in te zetten.
Hoe kan de afwezigheid van die wereld in de kunst uitgelegd worden?
Louis: De meeste artiesten komen uit bevoorrechte milieus, of in elk geval uit de middenklasse. Ze hebben niet noodzakelijk veel geld, maar wel een groot cultureel kapitaal. Toen ik mijn eerste boek opstuurde, waren er uitgevers die zeiden dat niemand zou geloven dat zo’n armoede bestaat. Hoe wil je dat mensen praten over iets waarvan ze zelfs het bestaan niet kennen? Het is een werkelijkheid die we door een bepaalde artistieke werkwijze moeten kunnen weergeven. Ze is er niet, ze is niet direct zichtbaar.
Ik weet nog dat sommige lezers naar het dorp van mijn kindertijd zijn gegaan en zeiden: we zien het geweld niet dat Edouard Louis beschrijft, we zien hier geen homofobie of racisme. Maar wat hadden ze dan verwacht? Dat homo’s daar vermoord worden midden in een aardappelveld? Ja, soms gebeurt dat, de moord in België op Ihsane Jarfi is daar een triest voorbeeld van. Maar vaak is geweld niet meteen waarneembaar. Over die werelden praten, vereist opbouw, het is niet genoeg om ergens één dag lang een camera neer te poten. Het is iets dat moet worden uitgewerkt. Als Pierre Bourdieu (Franse socioloog, nvdr) een grafiek opstelt, dan begrijpt iedereen plots wel hoe de sociale wereld in elkaar zit. Dat is net zo voor kunst. Dankzij opbouwend werk, met Milo Rau, proberen we zichtbaar te maken wat anders onzichtbaar blijft.
Van 27 tot 30 mei staat Edouard Louis op de planken tijdens het Kunstenfestivaldesarts in Brussel. De voorstelling wordt van daaruit live gestreamd. Later ook te zien in München, Gent, Amsterdam en Milaan.
Edouard Louis
– Geboren als Eddy Bellegueule op 30 oktober 1992 in Picardië
– Studeerde aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure en was de eerste in zijn familie die een universitair diploma behaalde
– Auteur van Weg met Eddy Bellegueule (2014), Geschiedenis van geweld (2016), Wie heeft mijn vader vermoord? (2018), Strijd en metamorfose van een vrouw (2021)
– Zijn werk is in het theater gebracht, in regie van Eline Arbo, Thomas Ostermeier en Ivo van Hove. Twee boeken worden binnenkort verfilmd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier