Edgar Hilsenrath – De nazi en de kapper
Het is een geweldig boek, zeg maar gerust een van de belangrijkste Duitse romans van de vorige eeuw: Edgar Hilsenraths onvergetelijke ‘De nazi en de kapper’.
Edgar Hilsenrath – De nazi en de kapper
Uit het Duits vertaald door Annemarie Vlaming.
Uitgeverij: Anthos, Amsterdam.
Aantal pagina’s: 395
ISBN: 978-90-414-1236-2
Het is een geweldig boek, zeg maar gerust een van de belangrijkste Duitse romans van de vorige eeuw: Edgar Hilsenraths onvergetelijke De nazi en de kapper.
‘Ik ben Max Schulz, de buitenechtelijke, maar zuiver arische zoon van Minna Schulz… ten tijde van mijn geboorte dienstmeisje in het huis van de Joodse pelshandelaar Abramowitz.’
Zo haast triviaal (ondanks dat sinistere ‘zuiver arische’) begint een van de allerontriviaalste Duitse romans van de 20e eeuw. Een boek dat terecht op gelijke hoogte met het allerbeste werk van de Nobelprijswinnaars Thomas Mann en Günter Grass is gesteld, maar stukken grappiger is: De nazi en de kapper (1970) van Edgar Hilsenrath.
Deze zuiver arische Max Schulz wordt op dezelfde dag, 15 mei 1907, in hetzelfde Silezische stadje Wieshalle geboren als de Joodse Itzik Finkelstein, die de zoon is van de eigenaar van de deftige kapsalon ‘De heer van de wereld’ (en ironisch genoeg, en geheel in tegenstelling tot Max zelf, bedeeld is met een smetteloos ‘arisch’ uiterlijk: ‘blond haar en blauwe ogen, een rechte neus, fijn getekende lippen en mooie tanden’).
De jongens groeien op als goede vrienden, en Max leert bij Itzik thuis de Joodse manier van leven grondig kennen, bezoekt meer dan eens samen met de Finkelsteins de synagoge en weet zich in Itziks voetspoor te ontwikkelen tot een ‘gestudeerde jongeheer’ die gymnasium heeft gehad. Net als Itzik wordt hij vervolgens leerjongen in de kapsalon van diens vader Chaim.
De toekomst lacht hem toe. Niet slecht voor de zoon van een dikke hoer en ’toekomstig massamoordenaar’.
Jawel. Max Schulz maakt er vanaf het begin absoluut geen geheim van dat hij een van de daders van de Holocaust is geweest. In 1933 wordt hij, hoewel volstrekt geen antisemiet, lid van de SA, en hij zal het uiteindelijk tot SS’er brengen. In het concentratiekamp ‘Laubwalde’ (een fictieve naam, net zoals Wieshalle overigens) maakt hij zich medeschuldig aan de moord op 200.000 mensen.
Na de oorlog eigent hij zich de identiteit van zijn eveneens vermoorde jeugdvriend toe, laat zich besnijden, zijn SS-tatoeage verwijderen en er een KZ-nummer voor in de plaats zetten, en begint een nieuw leven als Itzik Finkelstein.
En wel in Palestina. Waar hij zich ontpopt als een vurig strijder voor de oprichting van de staat Israël en de zionistische zaak, en ten slotte eigenaar wordt van een eigen kapperszaak. Die hij uiteraard ‘De heer van de wereld’ noemt.
Het ongelooflijke aan deze unieke roman (die duidelijk door Arnon Grunberg goed is gelezen voor die aan zijn De joodse messias begon) is niet de omkering (de dader die zich als slachtoffer vermomt), niet de ongepolijste, levendige en soms gruwelijk grappige manier van vertellen, zelfs niet zozeer het gekozen perspectief (het is de nazidader zelf die vertelt) – al was Hilsenrath daar de allereerste mee.
Wat van De nazi en de kapper werkelijk een boek maakt dat je nooit meer vergeet, is de complete vanzelfsprekendheid van een en ander voor het hoofdpersonage. Max Schulz/Itzik Finkelstein heeft persoonlijk niets tegen Joden, integendeel zelfs, maar als de omstandigheden het op zijn weg brengen, dan wordt hij net zo makkelijk een van hun moordenaars.
Zijn toon is daarbij allerminst cynisch, en uitvluchten zoekt hij al helemaal niet. Welnee, als je niet beter wist zou je hiervoor bijna het woord ‘argeloos’ gebruiken: ‘Weet u hoe je 30.000 Joden in een bosje doodschiet? En weet u wat dat betekent voor een niet-roker? Daar heb ik leren roken.’
Er is geen waarom. De vraag ‘Hoe is dat alles toch ooit kunnen gebeuren?’ komt in Max Schulz, deze geboren opportunist, zelfs niet op. Wel krijgt hij tegen het einde van het boek toch nog last, op zijn manier, van gewetensknagingen. Hij is schuldig, en hij weet het.
Maar hij is de enige. Voor de rest van de wereld is hij de voorbeeldige Joodse burger Itzik Finkelstein. Niemand (ook niet de gewezen kantonrechter tegen wie hij aan het slot zijn ware verhaal opbiecht) die hem de straf wil opleggen ‘die mijn slachtoffers genoegdoening biedt’. Dat zo’n straf niet kan bestaan, dat is ten slotte zijn straf. En dat hij als hij sterft (een hartaanval) dezelfde angst voelt als zijn slachtoffers ooit.
Niet dat dat zelfs maar bij benadering genoeg is. Maar er zijn zoals bekend zaken waarvoor geen oplossing bestaat. Daarom bestaat kunst. Daarom bestaat deze ongehoorde, noodzakelijke roman.
Hilsenrath werd geboren in Leipzig uit Joodse ouders, overleefde de nazidictatuur in het getto van de Oekraïense stad Mogilev-Podolsk, dat hij later in zijn debuutroman Nacht (1964) zou beschrijven. Zijn tweede, De nazi en de kapper (1970), verscheen eerst in Engelse vertaling (1971) en pas in 1977 ook in Duitsland. Hij woont sinds 1975 in Berlijn, na periodes in Palestina, Frankrijk en de VS. Hilsenrath schreef verder onder meer de roman Het sprookje van de laatste gedachte, over de Armeense genocide (Nederlandse vertaling 1991).
Herman Jacobs
Romans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier