Nieuwe tekst van Paul Van Ostaijen ontdekt: ‘Een scherpe kritiek op het consumentisme’

In het Antwerpse geboortehuis van Paul Van Ostaijen. © Belga
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Bijna honderd jaar na het vroegtijdig overlijden van de schrijver presenteert Matthijs de Ridder de eerste volwaardige Van Ostaijen-biografie. In die biografie nam De Ridder ook een opmerkelijke vondst op.

De verrassende vondst gaat om Ecce Europa, een tot dusver onbekende groteske die Paul Van Ostaijen vermoedelijk eind 1919 aan het papier toevertrouwde. Het handschrift is in privébezit.

De Ridder ontdekte de tekst eerder toevallig. ‘Toen in 2017 een gedenkplaat werd aangebracht aan het pand waar Van Ostaijen in 1925 zijn kunstgalerie opende, werd ik aangesproken door iemand die zei “een brief en een opstel van Van Ostaijen” te bezitten.’ De Ridder mocht de geschriften inkijken en maakte zo kennis met Ecce Europa.

Het verhaal, dat zich afspeelt in 1919, gaat over zeven sandwichmannen die, ondanks een verblindende sneeuwstorm, door de Berlijnse straten trekken om reclame te maken voor ‘de Colibribar, alwaar men de schoonste benen kan aanschouwen en het beste gevogelte eten. Voor de orde is zoals men ziet gezorgd, d.w.z. dat vergissingen waarbij vrouwenbenen te eten en hennebillen ter beschouwing zouden worden aangeboden, buitengesloten zijn.’

De Ridder duidt het verhaal als ‘een scherpe kritiek op het consumentisme, zoals hij die later ook zou leveren in zijn bekende Huldegedicht aan Singer’. Daarnaast is de groteske ook te lezen als een uiting van ontgoocheling. De Ridder: ‘Van Ostaijen keek met grote verbazing naar de manier waarop de mensen die in november 1918 en januari 1919 nog met honderdduizenden tegelijk de straat op waren gegaan, zich inmiddels schaapachtig schikten in hun burgerlijke lot.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content