Doeschka Meijsing – Over de liefde
Liefde en haar vergankelijkheid, het is een thema waar je zonder een zekere onverschrokkenheid niet heelhuids uitkomt. Maar die heeft Doeschka Meijsing.
Liefde en haar vergankelijkheid, het is een thema waar je zonder een zekere onverschrokkenheid niet heelhuids uitkomt. Maar die heeft Doeschka Meijsing.
‘Over de liefde’ staat er pontificaal op het omslag. Wat is dit? Een handboek? Een pleidooi? Een filosofische beschouwing? Ook niet. Dit is een roman, de elfde van Doeschka Meijsing.
Hij draagt overigens wel iets van de net genoemde andere genres in zich – zij het dat het instructieve aspect ervan vooral laat zien hoe het níét moet: hoofdpersonage en vertelster Philippa ‘Pip’ van der Steur heeft net voor de derde maal in haar leven een liefdesrelatie zien stuklopen. Na twaalf jaar heeft haar geliefde, de veel jongere vrouw Jula, haar laten zitten. En wat misschien nog wel het ergste is: ‘Hoe dat allemaal zo gekomen was, was een vraag aan een vacuüm, dat zich slechts langzaam en pijnlijk liet vullen.’
Liefde is blind, jawel. Niets had Pip zien aankomen, terwijl de hele stad al geruime tijd overwoekerd werd door ‘wijnranken van roddels en geruchten’: Jula heeft een mán, ‘nog ouder dan ik, getrouwd, op het randje van verlepping, daar kon ik me toch geen zorgen over maken?’ Tja, maar Jula gaat wel écht weg. Ze wil een kind. Daar sta je dan.
Doeschka Meijsing heeft het thema eerder bij de hand gehad, bijvoorbeeld in het donkere, imposante De beproeving (1990), waarin de verdwenen geliefde ook al Julie heette. In Over de liefde is een iets meer onthechte schrijfster aan het woord.
Het gebeurde (overigens sterk autobiografisch: in Jula kan de in het grachtengordelwereldje ingevoerde lezer Meijsings ex Xandra Schutte, voormalig hoofdredactrice van Vrij Nederland, herkennen) blijft even hard en rauw, maar het wordt hier weliswaar ernstig maar toch met een zekere lichtheid verteld, waarbij de wat knorrige Pip weleens geestig uit de hoek komt.
Door de breuk wordt ze teruggeworpen in de tijd, daarbij zeer ‘geholpen’ door de dvd die ze in de eerste zin van de roman in haar brievenbus vindt. Op het schijfje staat een documentaire over het leven in het voormalige Nederlands-Indië die een bekende van haar heeft gemaakt.
En een van de mensen die daarin aan het woord komen, blijkt haar eerste grote liefde, althans verliefdheid te zijn: de in de Oost geboren Buri Vermeer, haar gymlerares uit haar middelbareschooltijd. Met de herinnering aan die tijd, goed veertig jaar geleden, keert ook de schaamte terug.
Over de lesbische liefde, destijds de bron van haar schaamte, staan een paar opmerkelijke passages in dit boek, die doen terugdenken aan Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam (1986).
‘Ik kan het me niet veroorloven tegen het homohuwelijk te zijn, want ik vind dat een beschaafd land zijn burgers gelijk moet berechtigen. Maar waarom liep het altijd uit op een imitatie, een imitatie over the top ook nog eens? Ik had bedacht dat het was omdat de homoseksuele mens nu eenmaal, aangezien zij zich niet voortplant, de taak heeft de versiering van de schepping te zijn, het broodnodige overbodige.’
Weinige dagen nadat ze de dvd heeft bekeken, komt Pip bij in een ziekenhuisbed, vanwege een vrachtwagen die twee dames op de stoep zou hebben overreden als Pip hen niet opzij had geduwd en hun zo het leven had gered. Ze loopt er zelf wel een schedelbasisfractuur bij op. Zodat ze, na een zware operatie, waaruit ze met een gat in haar geheugen ontwaakt, hulp behoeft. Die krijgt ze van ex Jula. Een van de twee vrouwen op de stoep, overigens, was Buri Vermeer.
Zo komt alles weer samen. Een wat wonderlijke plot misschien, maar je slikt hem want het gaat om wat er daarná gebeurt: Pips gevecht om de herinnering, om de liefde, om haar eigen plaats in de wereld. En laat dat maar aan Meijsing over.
Misschien dat daarbij niet letterlijk élke zin zijn volmaakte vorm heeft gevonden, maar wat schrijft Doeschka Meijsing vaak goed! Hele lappen zou je willen citeren, maar dat kan nu eenmaal niet. Toch deze ene, prachtige zin, waarin misschien wel de essentie van het uiteindelijk machteloze en tegelijk magische van de liefde wordt uitgedrukt – Pip bedenkt het als ze in het begin van het boek terugdenkt aan Buri Vermeer: ‘Vogeltje, ik zou je nog herkennen als wij beiden al duizenden jaren dood zijn.’
Meijsing schreef tot nu toe een betrekkelijk klein (vijftien titels) maar zeer consistent oeuvre. Buitenstaanderschap, fascinatie/zelfverlies en verloren liefde zijn terugkerende thema’s. Ze debuteerde in 1974 met De hanen en andere verhalen, won de Multatuliprijs voor Tijger, tijger! (1980), en de Annie Romeinprijs 1989 voor haar hele oeuvre. Meijsing oogstte ook grote lof voor haar romans De tweede man (2000) en 100 % chemie (2002).
Doeschka Meijsing – Over de liefde
Uitgeverij: Querido, Amsterdam/Antwerpen
Aantal pagina’s: 237
ISBN: 978-90-476-0051-0
Herman Jacobs
Romans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier