‘De natuur zal zich wel redden op termijn, maar de mens niet’
In Wild land laat journalist Paul Cobbaert de schoonheid van onze natuur zien, in woord én beeld. Zijn boek is een safari in eigen land en een vat vol verhalen. Over de laatste wolf en koning Leopold I, over nazi’s en wasberen, over boze boeren en jagers, over de bloedstollende comeback van de bever. Wij bieden u hier een fragment aan, over hoe we hier méér dieren kunnen redden.
‘Ik zou liever hebben dat de grauwe gors terugkeert dan de wolf.’ Deze uitdagende boutade komt uit de mond van Begijn Le Bleu, comedian en bekend van Foute Vrienden, maar vooral vogelaar en maker van Fwiet, het enige vogelmagazine van Vlaanderen. ‘De ernstig bedreigde grauwe gors staat symbool voor de teloorgang van onze akker- en weidevogels. Dat de wolf terugkeert, is natuurlijk fascinerend, maar het zegt eigenlijk weinig over onze natuur. Als een soort zoals de grauwe gors terugkeert, wil dat zeggen dat het beter gaat met onze natuur. Vandaar de boutade.’
De achteruitgang van de grauwe gors is schrijnend. Op een kwarteeuw tijd is de populatie afgenomen van een 1500 broedparen tot een veertigtal vandaag. Een van de laatste bolwerken van deze voorts onopvallende vogel zijn de akkerlanden van Hoegaarden, Vlaams-Brabant. Het is daar dat ik met Begijn Le Bleu ga wandelen. ‘Onze akker- en weidevogels hebben het moeilijk omdat de kleine elementen ver- dwijnen uit het landbouwlandschap. Een boom, een haag, een struik: dat is alles wat deze vogels nodig hebben om te broeden.’
‘Maar die elementen zijn verdwenen omdat de landbouw meer plek wou om te produceren. Dat ook de insecten achteruitgaan, is de finale nekslag. Met “dank” aan het massale gebruik van pesticiden. Het is allemaal om zeep gegaan na de Tweede Wereldoorlog. Het Marshall-plan van de Amerikanen heeft schaalvergroting in de hand gewerkt. Het paard verdween, de machine kwam. De natuur werd uit de landbouw gebannen.’
We stoppen even. ‘Ik hoor een grauwe gors,’ zegt hij stil, maar zichtbaar uitbundig. En inderdaad: de grijsbruine zangvogel zit op een struik te zingen. Dat de man elke vogel herkent aan zijn zang, vind ik ongelooflijk straf. Even later wijst hij ook een geelgors aan. ‘Luister goed: zijn zang doet denken aan de vijfde symfonie van Beethoven. Er wordt gezegd dat de beroemde componist zich heeft laten inspireren door het gele vogeltje. Of zou het omgekeerd zijn? (lacht)’
De ernstig bedreigde grauwe gors op een landbouwveld in Hoegaarden.
‘In een ecosysteem zijn alle soorten met elkaar verbonden. Was het alleen de grauwe gors die verdwijnt, ik zou zwijgen. Maar álle akker- en weidevogels hebben het moeilijk: kneu, veldleeuwerik, geelgors, zomertortel, braamsluiper, gele kwikstaart, grauwe kiekendief, patrijs, kievit, enzo- voort. Daarom is deze teloorgang zo dramatisch. De ortolaan is al verdwenen. We moeten eigenlijk eerst naar onze bodem kijken. De bodemsoorten doen het niet goed. Je moet je volgende boek over onze wormen schrijven. Dat zal gelezen worden. (lacht) Neen, serieus: een ongezonde bodem heeft een nefaste impact op onze insecten. En als de insecten verdwijnen, krijgen ook de vogels klappen. Of waar moeten zij hun eten halen? En zo heeft het uiteindelijk impact op de hele voedselketen. (even stil) Het kan me soms zwartgallig maken. De natuur zal zich wel redden op termijn, maar de mens niet.’
Ik wil kijken naar oplossingen en vraag hem waarom het in deze regio beter gaat. ‘Dat is het gevolg van een goede samenwerking tussen overheid, boeren en natuurver- enigingen zoals de werkgroep Grauwe Gors. Kleine landschapselementen blijven staan, akkers worden beter beheerd en gezonder bemest. Dat zorgt ervoor dat er meer insecten en muizen zijn, wat dan weer voedsel is voor de vogels. Ik mag eigenlijk niet te negatief klinken. Er is wel degelijk hoop. We kúnnen meer dieren redden. Zorgen voor een gezonde bodem is de basis. Dat is onontbeerlijk voor de rest van het systeem. Dat vereist wel een radi- cale omslag van de landbouw: geen intensieve landbouw meer, geen pesticiden, geen kunstmest. Met andere woorden: biologische landbouw. Ik weet niet of alle boeren daartoe bereid zijn. Ik heb soms het gevoel dat ik sta te roepen in de woestijn.’
(Lees verder onder de foto’s.)
Hij wijst ook naar het beleid. ‘Ik ben voorstander van de soortenbeschermings- programma’s die opgesteld worden voor de meest kwetsbare dieren. Dat maakt een beleid op maat mogelijk. En het werkt: de terugkeer van de grauwe klauwier is het beste bewijs daarvan.’ Anno 2022 zijn er 26 soortenbeschermingsprogramma’s in Vlaanderen, vooral voor akker- en weide- vogels, reptielen en kleine zoogdieren. Een actuele lijst is terug te vinden op de web- site van de Vlaamse overheid. Deze programma’s bevatten telkens verschillende maatregelen op maat van de soort. In het ultieme geval kan overgegaan worden tot herintroductie.
We stoppen opnieuw even. Begijn loert door zijn telescoop. ‘Ik zie een blauwe kiekendief,’ roept hij haast extatisch. ‘En we zijn al mei. Die zou normaal in het noorden moeten zitten. Misschien wijst het erop dat hij hier probeert te broeden. Dat zou schitterend nieuws zijn. Ik kan er echt van genieten deze soort bezig te zien. Het is bijna meditatie voor mij. Het doet me alle zorgen vergeten. Zie die mooi gebalanceerde vlucht, zeg. Wat een zalig beest.’
De teloorgang van de insecten is symbolisch voor de staat van onze biodiversiteit. Ken je het zogenaamde voorruitfenomeen? Deense wetenschappers onderzochten het aantal insecten dat elk jaar te pletter vliegt op autovoorruiten. De conclusie: een daling van tachtig procent tussen 1997 en 2017. En neen, dat is niet omdat onze insecten een betere oogarts gevonden hebben. De bijen bijvoorbeeld: maar liefst een derde van onze wilde bijensoorten staat op de rode lijst van soorten die met uitsterven bedreigd zijn. Dat moet alle alarmbellen doen afgaan, want bijen zijn onze belangrijkste bestuivers: een groot deel van onze plantensoorten en voedsel- gewassen zijn van hen afhankelijk. Zonder bijen kunnen onze fruit- en groententeelt in gevaar komen.
(Lees verder onder de foto’s.)
Wie of wat de grote boosdoener is? Vooral chemische middelen zoals pesticiden, zeggen de meeste wetenschappers. Pesticiden worden gebruikt om gewassen te beschermen tegen ‘ongewenste’ organis- men zoals kruiden en insecten. Zij tasten echter de bodem aan, de basis van alle leven. Vaak wordt naar de landbouw verwezen, terecht, maar ook de industrie is een grote bodemvervuiler.
Het zijn niet alleen de bijen die in de gevarenzone verkeren. De totale vliegende insectenmassa zou op een kwarteeuw tijd met maar liefst 75 procent afgenomen zijn, zo bleek uit een veelbesproken Duitse studie van 2017. Er werd zelfs gesproken over ‘insectageddon’: de grote insectenapocalyps. Andere studies nuanceren deze cijfers ietwat, maar de sterke achteruitgang van de insectenpopulaties wordt door niemand tegengesproken. Dat kan een drama worden voor het ecosysteem. Bestuiving is één iets. Ook de vogels zouden zonder voedsel vallen. Want zoals al dikwijls herhaald: in een ecosysteem zijn alle soorten met elkaar verbonden.
Wat moeten we doen om de insecten te redden? Zowat alle experten hebben hetzelfde antwoord klaar: chemische vuiligheid verbieden. Het woord is aan Harry Mardulyn, een grote naam in Waalse natuurmiddens: ‘Ik zal u zeggen wie verantwoordelijk is: de lobbyisten van chemische reuzen zoals Bayer en Syngenta. Zij zijn zo machtig dat ze een verbod op pesticiden kunnen tegenhouden. De Europese Unie zou beter eens haar tanden tonen. Als we onze bodem en onze insecten willen redden, dan moeten pesticiden verboden worden.’
We hoeven echter niet te wachten op de overheid om de insecten te redden. We kunnen allemaal een bijdrage leveren door wat meer verwildering toe te laten in onze tuin, een bloemrijk gazon bijvoorbeeld. Of door kleine landschapselementen aan te leggen, zoals bomen, hagen en poelen, waar insecten zich thuis voelen. Dat zijn kleine maatregelen die een gigantisch verschil maken. Of doe mee aan de jaarlijkse campagne Maai Mei Niet van Simon Demeulemeester en Knack. In 2022 namen al 105 gemeenten en bijna tienduizend individuele Vlamingen deel. Resultaat: 17 (!) miljoen bijen die elke dag te eten kregen.
Het concept is even eenvoudig als effectief: een maand lang je grasmaaier in het tuinhuis laten staan. ‘Meer dan tien procent van Vlaanderen bestaat uit tuinen,’ vertelt de bevlogen initiatiefnemer. ‘De helft daarvan is gras. Dat is gigantisch veel. Het is dáár dat we het verschil kunnen maken. Tuinaannemer Frederic Houssin wees me op No Mow May, een campagne in Groot-Brittannië. Als je je gazon niet elke week, maar om de drie à vier weken maait, kan je tot tien keer meer bijen aantrekken. Dat is ook onze boodschap. De campagne is inderdaad een succes, maar het belangrijkste gevolg is de mindswitch: meer en meer mensen stappen af van de idee dat een strak gazon zonder bloemetjes de norm is.’
‘Weet je wat ook een probleem is?’ Ik sta opnieuw in Hoegaarden, bij onze vriend Begijn Le Bleu. ‘We kijken te wetenschappelijk naar de natuur, en te weinig spiritueel. We zijn onze diepere band met de natuur verloren en dat vind ik jammer.’
‘Vroeger kreeg zowat elk dier een betekenis. Een leeuwerik was de boodschapper van God, want deze vogel leek rechtstreeks naar de hemel te vliegen. Ik vind dat mooi. We zijn het echter verleerd om met de natuur te leven. Sommige kinderen weten zelfs niet meer dat melk van een koe komt. We zien de natuur vooral als iets dat moet opbrengen. Dat zorgt ervoor dat we de boel kapot maken. Ik pleit voor meer eerbied. Dat hoeft daarom niet zweverig te zijn.
Paul Cobbaert, Wild Land, Ertsberg, 240 p., 34,95 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier