De memoires van Vande Lanotte, de keizer van Oostende: ‘Een toppoliticus is een opgejaagd mens’
In een openhartige, bijna schaamteloos eerlijke autobiografie blikt Johan Vande Lanotte niet alleen terug op zijn loopbaan, hij biedt ook inzicht in de ruige manier waarop dit land wordt bestuurd. ‘Ik heb ooit mijn dossiers over de tafel naar het hoofd van PS-voorzitter Busquin gegooid.’
Johan Vande Lanotte is altijd een rouwdouw geweest, een politicus die geen schoonheidsprijs hoefde te winnen om zijn zin te krijgen. Drie jaar na zijn afscheid van de actieve politiek heeft hij een boek uit over zichzelf en zijn politieke methodes: Machtspoliticus pur sang. De inhoud is even uitdagend als de titel. Zijn aparte omgang met de macht leverde de auteur eerder al de bijnaam ‘de keizer van Oostende’ op. De reputatie dat hij een ritselaar was, heeft hem uiteindelijk politiek uitgerangeerd, schrijft hij in zijn boek. Terwijl hij naar eigen zeggen zijn macht gebruikte, en ook graag enige ‘creativiteit’ aan de dag legde ten dienste van het algemeen belang – wie niet sterker en slimmer is dan de anderen, haalt het doorgaans niet. Vandaar dat Vande Lanotte over zijn vergunningenbeleid durft te schrijven: ‘Was dat koosjer? Bijlange niet. Onze aanpak was niet onwettig, maar wel op het randje. Oké, en bij die industriële bouwvergunningen gingen we er een beetje over. Mag je dat dan wel doen? Ik denk dat je dat móét doen als de situatie erom vraagt en je de mogelijkheid hebt. Nood breekt wet. Je krijgt daar gemakkelijk kritiek voor, maar ach, dat is dan maar zo. Je doet gewoon wat je moet doen.’
Ik heb maar één keer mijn perscontacten ingezet: om Elio Di Rupo vrij te pleiten van de onterechte beschuldiging van pedofilie.
Vande Lanottes boek is geen lectuur voor tere zielen. Dat maakt de auteur vooraf zelf al duidelijk, door op de eerste pagina’s zijn favoriete gedicht van C. Buddingh’ af te drukken: ‘Zeer vrij naar het Chinees: De zon komt op. De zon gaat onder. Langzaam telt de oude boer zijn kloten.’ De toon is gezet.
Een begrip dat meer dan eens terugkomt in uw boek, is ‘macht vergaren’. Bijvoorbeeld: ‘Van 1988 tot 2018 heb ik geprobeerd macht te vergaren. Als kabinetschef macht te gebruiken en om te zetten in realisaties.’ U was toen amper 33 jaar oud, en het was u al om macht te doen.
Johan Vande Lanotte: Ik ben al van in mijn jonge jaren behept met macht. Als scholier gingen we niet akkoord met de regel dat bij de KSA jongens en meisjes aparte activiteiten moesten ontplooien. Daarom richtten we dan maar een eigen, progressieve jeugdbeweging op, Sein, en dat in een West-Vlaamse uithoek als Poperinge. Aan de universiteit was ik eerst actief in de Wetswinkel, maar ik raakte uitgekeken op puur juridisch advies geven. Daarom richtten we de Huurdersbond op. We beperkten ons niet tot advies, maar probeerden ook de huurwet te veranderen en zo de huurders te empoweren. En wat is empoweren anders dan een mooier woord voor het geven van ‘macht’ aan mensen die niet zo sterk staan?
Vandaar dat wij vandaag vanuit het advocatenkantoor waar we ons nu bevinden (Van Steenbrugge Advocaten in Gent, nvdr) zo veel energie stoppen in het Turkije-tribunaal. We proberen opposanten van president Recep Tayyip Erdogan te empoweren. Dat is nodig, want we kennen gevallen van academici die zonder proces al vele jaren in de gevangenis zitten en daar gemarteld worden. Dat hield mij al bezig als politicus. In de jaren 1990 werd ik als minister bevoegd voor asiel geconfronteerd met een Koerdische hongerstaking. Daar heb ik nachten wakker van gelegen, wat niet mijn gewoonte was. We beschikten over informatie dat die actie enigszins opgeklopt was: wellicht was er voor die mensen wel degelijk veilige opvang in eigen land. Tegelijk waren ze alleen door het feit dat ze zich geout hadden automatisch politieke vluchtelingen. Ik kon ze niet terugsturen. Dat is een streep die ik nooit heb overschreden: ik stuurde geen mensen terug als ze mogelijk gefolterd of vervolgd zouden worden.
Daarom begrijp ik niet waarom socioloog Mark Elchardus in zijn boek Reset ineens het concept ‘mensenrechten’ tussen haakjes plaats en zich afvraagt of mensenrechten wel ‘universeel’ zijn. Die visie speelt criminele regimes zoals dat van Erdogan of van de generaals in Myanmar in de kaart. Vanuit dit kantoor proberen we Turkije net te laten veroordelen wegens misdaden tegen de mensheid.
In uw jonge jaren bij de Raad van State doste u zich uit in een ‘groen glitterpak’ en u had een ‘mongools kapsel’ – uw woorden. U leek een alternatieveling, maar in wezen u was een ambitieuze Kublai Khan.
Vande Lanotte: Bij de Raad van State speelde het in mijn voordeel dat de tegenpartij een negatief vooroordeel over mij had. Als ik dan mijn advies voorlas, waren ze verrast door de kwaliteit ervan. Mijn uiterlijk was mijn manier om mijn ding te kunnen doen. Al was ik bijna niet benoemd geraakt. Ik was weliswaar als eerste uit het toelatingsexamen gekomen, maar ik zag eruit als een gevaarlijke anarchist. De auditeur-generaal aarzelde om mij in dienst te nemen. Vier maanden later vertrouwde hij mij zijn moeilijkste dossiers toe. Zo mocht ik oordelen over de licentie van VTM. Helaas heb ik die zaak niet kunnen afwerken omdat ik intussen al naar het kabinet van Louis Tobback verhuisd was. Anders had ik tégen de licentie geadviseerd: de goedkeuring van VTM was in lopende zaken gebeurd, wat compleet onwettig was.
Maar u had al voor de politiek gekozen.
Vande Lanotte: SP-voorzitter Karel Van Miert vroeg mij om voor zijn partij te komen werken. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik niet zou komen om een beetje brol te doen. Ik zou leiding mogen geven aan een kabinet, of ik kwam niet.
Ben ik eenzaam? Ergens wel. Maar gelukkig zijn er de mensen met wie je samenwerkt.
U had nog geen dag politieke ervaring op een kabinet en u wilde al de baas zijn.
Vande Lanotte: Een minister heeft bij zijn aantreden één essentiële vraag die hij zichzelf moet stellen: wat kan ik doen dat een andere persoon op dezelfde stoel niet zou kunnen? Ik had het geluk dat Louis Tobback mij vroeg om zijn kabinetschef te zijn op Binnenlandse Zaken. Louis wist wat hij wilde veranderen. We hebben de rijkswacht gedemilitariseerd – vóór Tobback was de rijkswacht de vierde component van het leger, naast de land-, de lucht- en de zeemacht. Vanaf Tobback werd het een burgerlijke politie onder gezag van de minister van Binnenlandse Zaken. We hebben ook een einde gemaakt aan het probleem genaamd José Happart, de beruchte Franssprekende burgemeester van Voeren die bestuurs- en taalwetten bewust overtrad. Wij vroegen ons vooraf af wat Happart zou doen, en anticipeerden daarop. Hij zou geen geldige verkiezingen organiseren, dus plaatsten wij voor zijn gemeentehuis containers met stemhokjes. Binnen het jaar was het grootste communautaire conflict van het land ontmijnd. Maar dat lukt natuurlijk geen enkele minister zonder vooraf opgesteld plan, zonder machtsopbouw. Je moet bewust naar hefbomen zoeken om de zaken in beweging te brengen zoals jij dat wilt. En Louis liet mij doen. Hij kwam alleen tussenbeide als hij vond dat het niet goed was. Ik las de kabinetsnota’s, hij de buitenlandse kranten. ‘Ik doe het essentiële,’ zei hij, ‘jij voert uit.’
Het is dus geen compliment voor een minister als men zegt: ‘Hij is zijn eigen kabinetschef.’
Vande Lanotte: Nee. Al heb ik die fout als beginnend minister ook gemaakt.
Het wordt ook gezegd van Frank Vandenbroucke.
Vande Lanotte: Frank is ook zo. Wij zijn daarin mismaakt. Studaxen hebben de neiging om alles te lezen. Dat is niet efficiënt. Bij de CVP was Jean-Luc Dehaene vele jaren kabinetschef geweest, maar als minister en premier durfde hij veel over te laten aan zijn medewerkers. Ook Dehaene durfde zijn macht te gebruiken. Zijn motto was: ‘Objectief is wat mijn eigen objectieven dient.’ (lacht) Tegelijk was Dehaene bij uitstek een toppoliticus die altijd de lange termijn voor ogen hield. Daardoor moeten vrouwen vandaag víjf jaar langer werken tot aan de pensioenleeftijd dan tot in de vroege jaren 1990 het geval was. Dehaene durfde zulke verregaande maatregelen erdoor te duwen omdat hij wist dat de effecten ervan in de tijd werden uitgespreid. Vandaar dat die zware pensioenhervorming er gekomen is zonder echt hard protest.
Na één ambtstermijn als kabinetschef vroeg u om parlementslid te mogen worden. Dat betekende van de politieke top naar de benedenverdieping. Voorzitters, ministers, partij- en kabinetsmedewerkers: allemaal kijken ze neer op parlementsleden. Alleen de parlementaire bodes hebben minder impact op de politieke agenda.
Vande Lanotte: Als Kamerlid beleefde ik nochtans mijn mooiste jaren in de politiek. Je moet natuurlijk zélf ideeën hebben, initiatief tonen en de weinige macht die je hebt voor meer dan honderd procent gebruiken. Tijdens mijn eerste drie jaar in het parlement heb ik het zogenaamde duinendecreet erdoor gekregen, wat een volledige bouwstop in de duinen inhield. Na het verschijnen van het boek Ze zijn zo lief, mijnheer van Knack-journalist Chris De Stoop werd ik voorzitter van de Commissie Mensenhandel. Die leverde baanbrekend werk. En dan heb ik ervoor gezorgd dat er een wet kwam om werkgevers te bestraffen die illegalen aan het werk zetten.
Parlementsleden die klagen, weten niet hoe erg het vroeger was. Louis Tobback vertelde me ooit dat hij in de jaren 1970 pas na dríé jaar in de Kamer zijn eerste vraag mocht stellen aan een minister. Nu is er Villa Politica, De afspraak, Terzake, noem maar op: een beetje parlementslid kan ministers ambeteren zoveel hij of zij wil. Natuurlijk kun je als parlementslid maar macht verwerven als je harder werkt dan de anderen. Als voorzitter van de Commissie Mensenhandel zat ik soms tien uur per dag in het parlement. En in het weekend was ik actief in Oostende. Je hebt zeven dagen in een week. Een politicus moet ze allemaal gebruiken.
Al na drie jaar als Kamerlid werd u gepromoveerd tot minister. Maar de Vlaamse socialisten waren zelden de leidende partij in een coalitieregering.
Vande Lanotte: En dus moest ik mij laten gelden. Ik werd minister en vicepremier onder Dehaene. Ik had thuis geen vijf minuten tijd meer. Elke dag zat ik tot ’s avonds laat te blokken. Als we thuis iets bespraken, zei mijn vrouw Marijke weleens: ‘Ik heb de indruk dat mijn dossier alweer voorbij is.’
In 1996 voerden we met Dehaene II tegelijk een grote hervorming van de sociale zekerheid door, werkten we zes weken lang aan een begroting om de Euronorm te halen en was er elke dag nieuws over alweer een ander kind dat ontvoerd werd. En vervolgens was er de arrestatie van Marc Dutroux en de Witte Mars. En ja, dan ga je naar het parlement en de eerste die tegen jou een opmerking maakt, kaffer je uit. Voor het eerst in mijn leven had ik stress. Een toppoliticus is een opgejaagd mens.
Soms speel je ook toneel. Tijdens de regeringsvorming van Paars-Groen in 1999 probeerden de VLD en de PS ons wat te kleineren. Ik heb toen mijn dossiers gepakt en ze over de tafel naar het hoofd van PS-voorzitter Philippe Busquin gegooid. Waarop ik vertrok. Toen pas zag ik dat ik met mappen van Luc Van den Bossche had gesmeten. (lacht) Vervolgens vroeg ik aan Frank Vandenbroucke om in mijn plaats ‘de lastige’ uit te hangen. Dat was een kolfje naar zijn hand. Op één punt na kregen we het hele SP.A-programma in het regeerakkoord. Dat was de basis van ons verkiezingssucces in 2003.
Nochtans nam u toen enkele betwiste beslissingen: de verkoop van Sabena, de sale-and-lease-backoperatie van overheidsgebouwen, het Zilverfonds en vooral het inpikken van het pensioenfonds van Belgacom. In tijden van een oprukkende vergrijzing gebruikte u dat pensioenfonds om de begroting in evenwicht te brengen.
Vande Lanotte: Die kritiek is be-la-che-lijk. Hendrik Bogaert (CD&V) kwam daar vanuit de oppositie als eerste mee aanzetten: ‘Door Vande Lanotte moet de staat ineens de pensioenen van Belgacom betalen.’ Kent u één ander bedrijf waarvan de pensioenen niet betaald worden door de staat? Wie betaalt de pensioenen van het personeel van de bedrijven van meneer Bogaert? Om te kunnen overleven moest Belgacom naar de beurs, maar die operatie zou bij voorbaat gedoemd zijn om te mislukken als het bedrijf zijn eigen pensioenfonds bleef meesleuren. Dat moest dus worden overgenomen door de staat. De Europese Commissie heeft de prijs vastgelegd: 5 miljard euro. Voor een goed begrip: bij Belgacom ging het om de eerste pijler, het wettelijk pensioen. En maar goed dat we dat pensioenfonds hebben overgenomen, want anders zou Belgacom bij de financiële crisis in 2008 sowieso failliet zijn gegaan. Het fonds zat vol Fortis- en Dexia-aandelen. We hebben ze tijdig verkocht, tegen een mooie prijs. De operatie was dus de redelijkheid zelve. Stel dat Roularta het pensioen van de Knack-redacteurs zelf zou moeten betalen, dat het daarvoor in Roeselare eigen reserves zou hebben aangelegd, en dat het dat kapitaal jarenlang zou beleggen in allerlei aandelen. Ik zou in uw plaats niet rustig slapen.
Geef toe: in de paarse jaren genoot u van uw macht. In uw boek beschrijft u hoe u Frans Rombouts weg kreeg als ceo van De Post. Eerst gooide u het op een akkoordje met Louis Michel (MR). De week erna hakte het kernkabinet de knoop officieel door: exit Rombouts. Wat u niet schrijft, is dat u tussenin een interview gaf aan twee journalisten van De Morgen. Dat weekend was het grote nieuws: ‘Vande Lanotte stelt de positie van Frans Rombouts ter discussie.’ U wist wat er zou gebeuren. Maar door Rombouts alvast publiek op het schavot te zetten, wist ook het hele land wie de sterkste minister was.
Vande Lanotte:(sputtert tegen) Ik denk dat de beslissing pas na uw interview is genomen. In mijn omgang met de pers was ik altijd relatief correct. Natuurlijk speelde ik het spel mee van de primeurs en zo. Maar ik heb nooit mijn telefoon gepakt om journalisten uit te kafferen om wat ze geschreven hadden. Ik heb maar één keer mijn contacten bij de pers bewust ingezet om gedaan te krijgen wat ik wilde: Elio Di Rupo (PS) vrijpleiten van de onterechte beschuldiging van pedofilie. Toen heb ik naar Het Laatste Nieuws en De Morgen vertrouwelijke informatie doorgespeeld uit het gerechtelijk dossier. Twee dagen later wist het hele land dat de man die Di Rupo beschuldigde een fantast was, genaamd Olivier Trusgnach. Dat was een nobele zaak om mijn nek voor uit te steken.
Intussen was u ook de sterke man van Oostende. U opereerde daar onder het motto: ‘Hoeveel geld haal ik als minister naar Oostende? Zoveel als ik kan.’ Louis Tobback heeft u gezegd dat hij dat slecht bestuur vond.
Vande Lanotte: Als burgemeester van een rijke universiteitsstad als Leuven had Louis natuurlijk makkelijk praten. Oostende was en is een veel armere stad, die in 2000 bovendien kampte met een torenhoge jeugdwerkloosheid. Ik was pas naar hier verhuisd toen de Regie voor Maritiem Transport (de overheidsdienst die de scheepsverbindingen met het Verenigd Koninkrijk verzorgde, nvdr) gesloten werd en 1700 mensen hun baan verloren. Het was mijn verdomde plicht om voor zo veel mogelijk geld voor Oostende te zorgen. Daardoor kon Oostende herleven. De werkloosheid is nog altijd te hoog, maar al veel beter dan toen. Deze stad leefde van de visserij en het toerisme. Dat zijn geen sectoren met een hoge toegevoegde waarde. Een bedrijf als Daikin geeft werk aan goed 2000 mensen en heeft een jaarlijkse omzet van ongeveer ongeveer 3 miljard euro, denk ik. De hele toeristische sector van Oostende draait geen miljard euro omzet. Door de creatie van de industriegebieden van Plassendale is de werkgelegenheid fors gestegen. Tegelijk is de werkloosheid onvoldoende gedaald. In Sint-Martens-Latem is er amper werkgelegenheid en toch zijn er geen werklozen. Er is nergens meer werk dan in Brussel, en toch heb je daar de meeste werklozen. Dat heeft te maken met de kwaliteit van de huisvesting en de samenstelling van de bevolking.
Een van uw betere ingevingen, toch vanuit Oostends en West-Vlaams perspectief, is de creatie van de functie ‘minister van de Noordzee’. Daardoor vloeit er geld naar de Noordzee, en dus naar West-Vlaanderen. De bevoegde minister is per definitie een
West-Vlaming. Zo steeg het politieke gewicht van uw stad en uw provincie.
Vande Lanotte: Dat was mooi, hè? Wij hebben in West-Vlaanderen geen echte universiteit, op de campus in Kortrijk na. Dus moesten we er zelf voor zorgen dat er ook onderzoeksgeld naar West-Vlaanderen zou vloeien. Daarbij heb ik inderdaad een handje geholpen. De Universiteit Gent had nog recht op twintig hectare wetenschapspark, maar de rector klaagde dat hij de vergunningen daarvoor niet rond kreeg. Ik heb hem gezegd: ‘Als jij dat Gentse wetenschapspark in Oostende wilt ontwikkelen, zorg ik ervoor dat het in orde komt met de vergunningen.’ Dat is ook gebeurd. Sindsdien komt Carl Devos (politoloog aan de UGent, nvdr) hier in Oostende ‘de blauwe economie’ ontwikkelen.
In 2014 verdwenen de socialisten uit de regering, in 2018 verloor u in Oostende de verkiezingen en uw sjerp. Is dat niet slikken, zeker voor een machtspoliticus?
Vande Lanotte: En als minister in de regering-Di Rupo, van 2011 tot 2014, heb ik nog sterk gepresteerd. Ik heb bijvoorbeeld de energieprijzen onder controle kunnen houden. Vandaag zal iedereen wel weten dat energie echt geen eenvoudig dossier is. In hun rapporten noemden zowel de Vlaamse als de Franstalige kranten mij de beste minister. Ik ging bij de parlementsverkiezingen in West-Vlaanderen nog met 2 procent vooruit, maar de SP.A verzeilde in de oppositie. That’s life.
Er wordt gezegd dat uw ambitie uw ondergang werd. Het feit dat de minister ook nog eens burgemeester moest worden in plaats van de lokale man Jean Vandecasteele, heeft u en uw partij in 2018 stemmen gekost.
Vande Lanotte: Dat is waar. Mensen vonden dat ik de sjerp van Jean heb afgepakt. Die machtswissel was nochtans volgens afspraak met hem gebeurd. Een burgemeester moet voortdurend alle wijken aflopen. Dat hing Jean stilaan de keel uit. Ik wilde dat op mijn eigen manier aanpakken, maar het is mij niet gelukt. Dat had niets met ijdelheid te maken, maar met ambitie. Achteraf gezien hadden we het beter niet gedaan. Wij waren 24 jaar vrijwel alleen baas geweest in de stad. De mensen zeiden: ‘Ze hebben het goed gedaan, nu is de beurt aan anderen.’ Dat is niet leuk, maar wel logisch. We bleven de grootste partij maar werden in de oppositie geduwd. Ik durf nog altijd te zeggen dat we Oostende als een betere stad hebben achtergelaten. En Vooruit zal er in 2024 wel opnieuw staan.
Na lectuur van uw boek valt het op dat de ‘homo politicus’ uiteindelijk een eenzaam man is. Uw relatie met Louis Tobback is niet goed meer, schrijft u. U vermeldt nauwelijks Steve Stevaert, ook dat heeft zijn redenen. En u betaalde privé een prijs: u woonde niet meer samen uw vrouw, en moest een regering vormen terwijl uw moeder op sterven lag.
Vande Lanotte: Natuurlijk was ik een te uithuizige vader. Maar ook toen wij niet meer samenwoonden, zijn we onze zes kinderen samen blijven opvolgen. Mijn politieke carrière was een deel van ons gezamenlijke project. Tot haar dood zijn Marijke en ik ook daarover met elkaar blijven praten. Vandaar dat ik mijn boek aan haar heb opgedragen. Ik ben altijd met haar verbonden gebleven. Ben ik eenzaam? Ergens wel. Maar gelukkig zijn er de mensen met wie je samenwerkt. Met de kinderen heb ik een goede band. De omstandigheden bij de dood van mijn moeder heb ik mij meer beklaagd. Om zes uur ’s ochtends opstaan. Tot halfacht naar het ziekenhuis, waken bij je moeder. Dan naar Brussel, de hele dag vaak wezenloze discussies voeren. Om zeven uur ’s avonds terug naar het ziekenhuis. Die mentale switch was er te veel aan. Ik heb me nooit zo eenzaam gevoeld als tijdens de autoritten van Brussel naar Ieper. Ik kon geen regering vormen, en ik moest afscheid nemen van een stervende moeder. Zelfs in mijn eigen hoofd had ik geen thuis meer. Toen was ik ontheemd. Vandaag noem ik mij onthecht. Toch van de politiek. (Zijn telefoon rinkelt. Tegen Knack:) Neemt u mij niet kwalijk. Het is een Australische makelaar. Iets voor de basket.
Johan Vande Lanotte
– 1955: geboren in Poperinge
– Studies: licentiaat politieke & sociale wetenschappen (UAntwerpen), licentiaat rechten (VUB)
– 1986-2020: diverse academische functies aan VUB en UGent
– 1987-1990: (adjunct)-auditeur Raad van State
– 1988-1991: kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback
– 1991-1994, 1998-1999, 2005-2007 en 2015-2017: Kamerlid
– 1994-1998: vicepremier (vanaf 1995) en minister van Binnenlandse Zaken
– 1995-2018: gemeenteraadslid Oostende
– 1999-2005: minister van Begroting, Maatschappelijke IntegratieOverheidsbedrijven en Noordzee
– 2005-2007: partijvoorzitter SP.A
– 2007-2011: senator
– 2011-2014: vicepremier en minister van Economische Zaken & Noordzee
– 2015-2018: burgemeester van Oostende
– 2019-vandaag: advocaat bij Van Steenbrugge Advocaten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier