De luchtige wraak van Inge Braeckman

Guido Lauwaert lag even in het ziekenhuis en kreeg er zijn muze op bezoek: Inge Braeckman en haar bundel ‘Incantaties 1’.

Drie dagen ziekenhuis. Goed voor 5 dichtbundels, 2 romans en 4 tijdschriften. De merkwaardigste bundel is van Inge Braeckman.

‘Incantaties 1’ heet de bundel. Afwijkend formaat: A4. Er moet heel wat charme aan te pas gekomen zijn om uitgever Willy Tibergien zover te krijgen, gewend als hij is om dichtbundels uit te geven met een oorlogsgeurtje en het uitzicht van een woonblok waar een schele architect zich over gebogen heeft. Aan alle dichtbundels van Inge Braeckman is te zien dat zij kritieken schrijft voor ART, het bewonderenswaardige tijdschrift voor beeldende kunst van de merkwaardige Marc Ruyters. Kunstenaar Jan Vercruysse, tevens vormgever, heeft goed geluisterd naar de wensen van Inge Braeckman. De bundel is een huis en elk gedicht een kamer. Huis en kamers zijn één en toch hebben de kamers een eigen landschap.

‘Het feit is dat de waarheid simpel is, maar dat het niet simpel is de waarheid te vertellen,’ stelt het Nederlandse kunstenaarsduo Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan. Zo begint de beschouwing van Inge Braeckman in het recentste nummer van ART n.a.v. een tentoonstelling van het kunstenaarsduo. Hetzelfde statement geldt voor de gedichten van Braeckman. Ze omzeilt het probleem van het vertellen van de simpele waarheid door de titel van haar bundel, ‘Incantaties 1’. Toverspreuken zijn er echter niet in te vinden, net zomin als betoveringen, daarvoor zijn haar gedichten te radicaal realistisch. Hooguit zijn ze een begin van bezweringen. Ieder van ons streeft naar iets wat er niet is. De hoogste betrachting is de liefde, maar die is onbestaande. Liefde is een verzinsel.

Die gedachte zit verborgen in elk gedicht. Of het nu over een toestand, een gedachte of een persoon gaat. Zij zegt wat zij ziet en spreekt een oordeel uit, voor zichzelf. Het op papier zetten, bundelen en de lezer aanbieden is het vragen naar een second opinion. In geval zij die krijgt, door een recensie bijvoorbeeld, acteert zij die zonder dat haar mening zal worden bijgesteld. Wat op papier staat, is niet kapot te krijgen. Geen aanslag zal haar mening beschadigen. Wat niet reëel is, is sterker dan het reële. Die theorie zit al vervat in het motto, een versregel van Hugues C. Pernath, gehaald uit de cyclus De gedichten van Arne van de bunde’Mijn gegeven woord’: ‘Tot uw, tot mijn ogen sprak’. En nu de man met het dom oor, zoals Hugo Claus hem tweemaal noemde in zijn magistrale cyclus Het graf van Pernath, ter sprake komt. Inge Braeckman kan haar meester niet verbergen. Niet dat zij imitaties schrijft, maar beide dichters hebben dezelfde grondtoon. Hij bestaat uit een laag wraak, verluchtigd met taalspel.

In tegenstelling tot haar eerdere werk zijn de gedichten uit ‘Incantaties 1’ minder hermetisch. Klare en duidelijke taal. Het poëtische zit hem – niet sterker maar bloter – in de gevoeligheid van haar taal. Elk gedicht is een schram in haar brein. Hij weerhoudt haar niet tot het maken van combinaties van tederheid en fataliteit. Een goed voorbeeld is het slotgedicht van de bundel, dat zij schreef als nieuwjaarsgedicht voor 2011. De twee eerste versregels zijn het gedicht, de overige versregels zijn nadere verklaring, en de combinatie waarover zonet bericht zit in die twee regels gevangen: ‘2011, [steeds], ik vind je uit / in deze nacht aan de rand van een slaapravage.’

De cyclus Verlate herinnering vangt aan met een notitie van Gertrude Starink: ‘Ik sta blootsvoets voor het open raam.’ Dat klopt. Wat er volgt in de vijf gedichten van deze cyclus zijn gewenste gevoelens bij verbeelde gebeurtenissen. Een ballast waarvan zij slechts verlost raakt door deze wensbeelden te ontwikkelen op papier. Zwart op wit. Maar daarmee is zij niet uit haar lijden verlost. Het open raam, de cadrage, is een brandwonde van het netvlies. Dat bekent Braeckman in de slotregels van het gedicht met een tussen haakjes gezette titel: [Camera zoemt in op de rug van een vrouw],waarmee deze cyclus afsluit: ‘Zodat het nu lijkt dat ze nooit meer iets worden moet en ze zich niets anders dan het staren door het open raam te herinneren heeft.’

De naam van de bundel eindigt met het cijfer 1. Betekent dit dat er ‘Incantaties 2’ staat aan te komen? Ik ontbood de dichteres. Zij kwam meteen. Terwijl de inhoud van het infuus zich fuseerde met mijn bloed las zij mijn mening over haar nieuwste dichtbundel en zei dat het antwoord op mijn vraag verscholen zit in het slotgedicht. ‘Maar je weet nooit,’ zei zij op haar typisch gewichtige, mythische schichtige, maar altijd voorzichtige karaktertoon, ‘misschien sla ik twee over en schakel meteen over naar drie. Elk gedicht, en dus ook elke bundel, is een priemgetal.’

Met dit cryptisch antwoord moest ik het doen. Wat restte mij anders dan aan mijn mening vast te houden? Die had zij niet in het vuur van een discussie geworpen. En het [titelloos] voorlaatste gedicht de lezer onder de neus te duwen? Het gedicht is grafisch een prozaïsch verhaal. Observerend vanuit een beeldende poëtische waardigheid. ‘De tijd een enkelband. De dynamiek van aandrift in de hand, gegoten in de taal van dit aanwezig paradijs. Incantaties van het zijn. De schokken van het beeld, verkalkt, ontkalkt, terre du tableau. Het ritme is een tekst, de cirkel wordt een schoot, een mise-en-scène voor het woord, een e-reader tegen elke dood. Dixit. Het glacis van de ruimte rijmt. Over sneeuw en ijs ontstaat een werkelijkheid, die zich hertaalt, herhaalt, los van en na herinnering.’

Wat mij betreft mogen er nog veel van zulke hertalingen, herhalingen volgen, bevrijd van de herinnering, maar huizend in het geheugen.

Guido Lauwaert

INCANTATIES 1 – Inge Braeckman – gedichten – PoëzieCentrum 2011 – 22,50 euro – ISBN 9789056551445

Partner Content