De literaire bekentenissen van Niña Weijers: ‘Ik houd niet van sentimentalisme’
Als kind las ze boeken die eigenlijk te moeilijk voor haar waren. Vandaag schrijft Weijers gelauwerde romans en is ze vermaard als columniste voor De Groene Amsterdammer. Dit is haar bekentenis.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.
Als kind las ze boeken die eigenlijk te moeilijk voor haar waren. Op de middelbare school verslond ze de leeslijstjes. Aan de universiteit was de keuze voor literatuurwetenschap al lang geen keuze meer. Ze leerde er wat het betekent om een goede lezer te zijn. Even koesterde ze academische ambities, maar ze besloot te leren wat het betekent om een goede schrijver te zijn. Vandaag schrijft Weijers gelauwerde romans en is ze vermaard als columniste voor De Groene Amsterdammer. Dit is haar bekentenis.
1. Altruïsme, of egoïsme: schrijf je voor de lezer, of toch vooral voor jezelf?
Wat mijn korte carrière als schrijver mij in elk geval heeft geleerd, is dat je nooit echt zal weten wat iets bij een lezer teweegbrengt. Je mag nooit de verrassende manieren waarop literatuur iemand kan aanspreken onderschatten. Waar ik niettemin op hoop, is dat wanneer lezers mijn boek dichtslaan het in hun hoofd nog niet afgelopen is. Ik vind het zelf ook fijn als een boek na het lezen ervan de ruimte krijgt om te gisten. Ik wil er dan ook voor zorgen dat mijn boeken meerdere ingangen en meerdere uitgangen hebben.
2. Megalomaan, ijdel, hautain… Weinig schrijvers staan erom bekend bescheiden te zijn. Dicht jij jezelf weleens genialiteit toe?
Genialiteit vind ik eigenlijk niet zo’n interessant concept om over mezelf of over wat dan ook na te denken. Cultuurhistorisch is de term een beetje besmet. De geniale kunstenaar is vooral een heel erg mannelijk cliché dat lang de standaard is geweest voor hoe we naar kunst kijken en erover nadenken. Volgens mij heeft het concept van genialiteit vrouwen heel lang buitengesloten.
Ik vind het ook altijd een beetje gekoketteer. Ten koste waarvan gaat die genialiteit dan? Als ik zelf iets heel goed of mooi vind, dan vind ik dat gewoon zeer geslaagd of indrukwekkend. Bovendien is het volgens mij juist een teken van kwaliteit wanneer je tijdens het lezen niet de hele tijd zit na te denken over degene die het geschreven heeft. Bij Virginia Woolf denk je niet de hele tijd: o, dit heeft zij gemaakt. Het boek is juist heel vanzelfsprekend het boek. Achteraf kan je natuurlijk wel denken hoe knap het is dat iemand erin is geslaagd om zoiets te maken, maar tijdens het lezen mag dat niet in de weg zitten.
3. Vanitas betekent zowel ijdelheid als leegheid. Zou je nog schrijven als elk boek anoniem werd gepubliceerd?
Na mijn antwoord hierboven is het misschien een interessantere vraag of je dan nog zou lezen. Want aan de ene kant maakt het niet zoveel uit wie het boek heeft geschreven, maar tegelijkertijd is een naam ook een richtlijn. De identiteit kleeft toch aan de tekst.
Ik zit in de redactie van het literaire tijdschrift De Gids. Er is altijd de mogelijkheid om alle kopij die binnenkomt anoniem te lezen. Dat kan voor een eerste lezing heel nuttig en verfrissend zijn, want er zitten soms bekende namen tussen, waardoor je op voorhand al iets gaat invullen. Maar het grappige is dat je achteraf dan toch de behoefte voelt om te weten door wie en in welke context de tekst geschreven is. Je kan het dus ook niet helemaal wegzetten als volstrekt irrelevant voor de leeservaring.
Het is misschien wel een interessant gedachte-experiment om je af te vragen op welke manier mensen zouden lezen wanneer alles anoniem werd gepubliceerd. Maar ik denk dat het experiment altijd zou mislukken, omdat we ons toch heel erg hechten aan context. Niettemin is het belangrijk dat die niet gaat overheersen, waardoor het autobiografische aspect de waardering voor het werk al op voorhand gaat invullen, of zelfs belangrijker wordt dan het boek zelf. In Nederlands is er bijvoorbeeld controverse ontstaan rond de Turks-Nederlandse schrijfster Lale Gül. Ze had een heel mooi boek geschreven over hoe ze zich heeft afgezet tegen de Turkse gemeenschap. Nu wordt ze door haar gemeenschap heel erg bedreigd. Opeens is dat dan het verhaal dat alles overschaduwt.
4. Als de literatuur een religie is, welk boek heeft jou dan bekeerd?
Ik hoefde niet bekeerd te worden. Het ging vanzelf (lacht). Ik kan me wel heel mooie boeken herinneren die ik als kind las. Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman, bijvoorbeeld, of Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom en alles van Tonke Dragt. Daar was ik eigenlijk nog te jong voor, maar net omdat ik het niet begreep gingen er werelden voor me open. Het was voor mij juist een meerwaarde.
Als middelbare scholier kreeg ik vervolgens de traditionele leeslijstjes voorgeschoteld. Dus vooral mannelijke, meestal dode schrijvers. Geheime kamers van Jeroen Brouwers was erg belangrijk voor me en De ontdekking van de hemel van Harry Mullisch heb ik verslonden. Ook Bordewijk en Couperus vond ik heel indrukwekkend. Het is een wonderlijk iets wanneer je als scholier in zo’n oud boek duikt. Je verwacht eigenlijk iets heel dufs en gedateerds, maar eens je erin zit merk je hoe totaal nieuw en fris het aandoet. Ik vond dat een heel bijzondere ervaring. Het is zo’n andere tijd, een totaal andere wereld, maar toch kan je het volledig volgen en begrijpen.
5. Welke schrijver zou je het liefst van zijn voetstuk stoten?
Ik houd niet van sentimentalisme. Wanneer een schrijver zonder blikken of blozen verkondigt dat hij de lezer toch vooral wil troosten, dan vind ik dat een grove onderschatting van de menselijke intelligentie. Het is een soort van infantilisering. Uit het hele scala van ervaringen die je de lezer kan bieden vind ik troost de meest schrale die er is. Het mag natuurlijk allemaal. Het kan zelfs heel erg mooi zijn wanneer een roman je zo ontroert dat hij je aan het huilen brengt. Maar het is iets wat nu – algemeen gesproken, maar zeker ook in boeken – hoogtij viert. Het verkoopt heel goed. Geen probleem, maar ik vind het jammer dat ze (deze boeken, nvdr) heel vaak een bijzondere literaire kwaliteit krijgen toegedicht.
Ik heb ook een hekel aan die zogenaamde duiders van hele geschiedenissen, zoals Yuval Noah Harari en in zijn kielzog de Nederlander Rutger Bregman. Die laatste is bovendien een soort copy-paster van andermans ideeën – onder meer Harari – en dus totaal geen originele denker. Iedereen schijnt hun ideeën heel fris te vinden, alsof ze een nieuwe en alomvattende kijk op de mensheid formuleren. Maar het zijn de meest platgetrapte clichés denkbaar die voor heel intelligent, vernieuwend en diepzinnig doorgaan. En het zijn megasellers. Dat kan me echt irriteren.
Die boeken schuren ook niet. Integendeel. Ze bieden een groot, rond en duidend verhaal. Mensen hebben daar een enorme behoefte aan en willen liever niet accepteren dat zo’n verhaal waarschijnlijk niet bestaat. Je kan daar natuurlijk wel begrip voor opbrengen, maar naar mijn gevoel houdt daar het denken op. En als je een boek hebt geschreven dat een soort oplossing biedt, heb je volgens mij per definitie geen literatuur geschreven. Je gelooft dat je iets hebt opgelost dat eigenlijk veel te complex is om op te lossen. Dat soort geloof zie je trouwens op allerlei niveaus in verschillende vormen terugkeren. Complotdenkers zijn er ook een goed voorbeeld van.
6. De waarheid of de leugen?
De waarheid, ook al is dat een problematisch begrip. Als schrijver gebruik je de leugen vaak in dienst van de waarheid. Dat is uiteindelijk ook wat mij het meest interesseert: wat kunnen leugens over een bepaald soort waarheid vertellen? In mijn laatste boek, Kamers antikamers, gaat het daarover: hoe en waarom verhullen we voor onszelf en voor anderen bepaalde waarheden? En wat zegt dat over wat we willen onthullen? Je kan bijvoorbeeld actief liegen, maar ook iets achterhouden. Er is altijd een stukje dat niet gezien wil worden, dat zich steeds weer aan je bewustzijn onttrekt. Dat kan voor erg rare en complexe dynamieken zorgen.
Maar de leugen an sich vind ik niet zo interessant. Ik gebruik hem om te kijken wat als waarheid – evenwel geen absolute waarheid – kan worden opgevat. Dat is niet altijd gemakkelijk of zelfs mogelijk, maar ik zal het telkens weer proberen. Zo kom je bij iets interessants uit, volgens mij.
7. Volgens de Duitse filosoof Immanuel Kant geldt de morele plicht voor iedereen. Ook voor de schrijver?
Een schrijver heeft in elk geval de plicht om de taal niet te verneuken. In deze wereld waarin we handeldrijven en beleid voeren, wordt de taal dagelijks platgewalst tot clichématige uitdrukkingen. Als schrijver is het jouw taak om de taal aan al die lelijkheid te onttrekken. Maar het mooie is: taal is er altijd al. De ingrediënten zijn er. Waar het om gaat is hoe je haar aanwendt, zodat ze weer iets anders gaat betekenen.
Er is zoveel taal waarmee we de werkelijkheid dichttimmeren. We delen een zeker vocabulaire, bepaalde uitdrukkingen en manieren van spreken en we denken allemaal heel goed te weten wat we er precies mee bedoelen. En daar stopt het denken. Volgens mij is het de plicht van de schrijver om die taal open te breken en weer nieuw te maken.
8. Binnen een eeuw zijn er geen schrijvers meer. Is de wereld er slechter aan toe? Zijn schrijvers belangrijk?
Natuurlijk (lacht). Ook al ligt het voor mij voor de hand om dat te zeggen, aangezien schrijvers een gemarginaliseerde beroepsgroep vormen. Ik weet niet goed hoe dat in België zit, maar de manier waarop in Nederland tijdens de coronacrisis met de culturele sector werd omgegaan is werkelijk schrijnend. Er is eigenlijk niemand, ook geen links verkiezingsprogramma, die zich zorgen maakt over cultuur. De coronacrisis heeft aan het licht gebracht wat we als maatschappij blijkbaar echt belangrijk vinden en waarvan we dus verwachten dat onze politici erover waken. Dat blijkt niet cultuur te zijn.
Tegelijk ben ik ook geen activist, maar een schrijver. Daar kom ik steeds meer achter. Ik kan over zaken die ik belangrijk vind wel een uitgesproken mening hebben, maar ik zou me niet zo snel achter een soort activistisch programma willen scharen. Ik heb er wel veel bewondering voor, maar uiteindelijk staat activisme te veel op gespannen voet met mijn schrijverschap. Je hebt er een zekere rechtlijnigheid voor nodig die niet zo goed bij me past. Soms schaam ik me daar wel een beetje voor – het is ook iets persoonlijks – maar het is blijkbaar nu eenmaal niet mijn inborst.
Ik ben geïnteresseerd in een universum dat moreel ambiguer is dan datgene waarbinnen een activist moet opereren. In zekere zin is een ambigue activist een slechte activist – hoewel ik het debat soms graag wat genuanceerder zou zien. Een activist moet toch vooral een zekere helderheid uitdragen. Maar die helderheid is niet waar ik naar op zoek ben. Dat betekent niet dat ik geen statements kan maken en er zijn uiteraard momenten in een leven waarop je heel duidelijk moet zeggen: tot hier en niet verder; ja of nee. En dat mag je niet vergeten, want je moet je niet achter ambiguïteit verschuilen. Maar als ik het heb over het werk dat ik maak, zal ik er altijd voor pleiten.
Zoals ik eerder zei is het volgens mij de taak van een schrijver om meerduidigheid te laten bestaan en met taal de werkelijkheid open te wrikken in plaats van dicht te timmeren. Dat is zijn morele plicht, maar het is geen activistische plicht.
9. Heb je verder nog iets te bekennen?
Ik heb mijn best gedaan om over je vragen na te denken en er naar waarheid op te antwoorden. Maar wat ik er nu precies mee heb onthuld, of juist verhuld voor de lezer én voor mezelf, zal altijd glibberig blijven. Maar dat is ook wel leuk, toch?
William Roelant
Literaire bekentenissen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier