‘De dood van Anke Hoffman’ van Piet Baete: een duister dorpsdrama
Met de eenvoudigste middelen, de simpele volkstaal en de hebberigheid van de amorele mens, heeft Piet Baete met zijn thriller ‘De dood van Anke Hoffman’ een tour de force afgeleverd.
Ooit was het mijn professor Willy Delva die op zaterdagvoormiddag urenlang de ‘Algemene Beginselen van het Recht’ ontrafelde. Delva was diepgelovig, op ethisch vlak oerconservatief, maar niet ongevoelig voor de malheuren die de gewone mens ten deel kunnen vallen. Zijn gevleugeld uitgangspunt was de onverdroten strijd tegen de amoraliteit. ‘Gijlie denkt dat het al wuftheid, zondigheid en misdaad zijn die welig tieren in de stad’. Hij hief vermanend de wijsvinger op, en overviel met donderende stem de aula. ‘Dat is wáár! Maar ….’ (onheilspellende stilte); ‘Ge moest eens weten wat er zich allemaal op den buiten afspeelt! In het verborgene woekert haat, geweld, bedrog, lage list en afgunst. Het dorp is niet beter dan de stad’.
Als ik niet beter wist – Baete is geboren in 1978 en van de stad Oostende overgeplant naar Boechout – dan had ik durven zweren dat hij de banvloeken van Delva als leidraad had gebruikt voor zijn geweldige, en nochtans pretentieloze thriller, De Dood van Anke Hoffman. Op het cynische af, schetst hij een kleine gemeenschap met al haar inhibities, vunzige geheimen, overspel, naijver, hebzucht, spilzucht en zelfzucht. Een feest, of misschien beter een heksendans van spitsvondige dialogen. Een fontein van spitante en besmuikte suggesties. Een handboek van wantrouwige en dus kneedbare uitspraken, verdachtmakingen en roddel. Had ik niet geweten dat Baete een geweldig scenarioschrijver is (Team Spirit, Aspe-afleveringen, Professor T. e.a.), dan had ik nooit gedacht dat dit boek de volwaardige, volkse tegenhanger is van The Usual Suspects. Iedereen bedriegt iedereen, iedereen beliegt iedereen, de schunnigheid van de dagelijkse laag schijnheiligheid houdt de mensen samen. Het dorp is inderdaad de poel van alle verderf.
Natuurlijk mondt dat soms uit in grand guignol: een verhaal is maar écht en geloofwaardig als het zichzelf (ten dele) ontkracht. Voor de hand liggende dorpsidioten zijn dan ook de herkenbare speurders. Hoofdinspecteur Luyck houdt het midden tussen de morsige onderzoeker Sapperdeboere uit Kiekeboe en de slonzig-klunzige Columbo; zijn rechterhand Scantorium herken ik als de agente die mij ooit om halfelf ’s morgens tegenhield en nors, kortaf aandrong op een ademtest – geen lachje, verbeten trek om de mond, voor de nukkige grijsheid geboren. Uiteindelijk laten ook zij zich ringeloren door al te evidente aanwijzingen van de wurgmoord die op de lieve tante Anke (altijd het zonnetje in huis) vooraan in het boek is gepleegd. Anke was een allemansvriendje en allemansliefje, ‘charmant, verleidelijk en kwetsbaar, maar labiel’, nuchter en relativerend, in tegenstelling tot haar zus Pauline.
Die woont in een villawijk, is een overbezorgde en maniakaal georganiseerde schooldirectrice met als man een patserige vermogensbeheerder (JP) die weet waar de klepel hangt, en met twee etters van zoontjes. Hun ouders zijn tien jaar tevoren omgebracht door ene Henri Bloemen, die met zijn auto bewust een restaurant inreed, allicht met een andere bedoeling. Anke wil nu een benefiet opzetten voor de ‘moordenaar’ (normaal is dat onberaamde doodslag), tot onbegrip van de omgeving die genoegen neemt met de levenslange schandpaal maar niet met vergeving.
Zoals in een goed Agatha Christie scenario, is iedereen verdacht die rond Anke hangt, ook de slaafse meid Mireille, taartenkoningin Faye van koffieshop Kha-Faye (wat hou ik van die ongeremde kritiek op de platvloerse ‘creativiteit’ bij de naamgeving van cafés en resto’s; wat een heimwee heb ik naar de bordeeltjes in mijn buurt die nog De Kaktus of De Rupsentros, en in Gent zelfs An Die Kleyne Butterfly heetten), Mireilles zoon Brecht van ex-sterrenrestaurant Pommard, of nog begrafenisondernemer Vandevoort. Dat Anke zwanger bleek is een naar nevenverschijnsel. Want in het Vlaamse nieuwburgerlijk ervaren draait alles om schone schijn en om geld. Afpersing. Diefstal. Opbod. Weelde (ook als de muizen de hele kelder hebben leeggevreten). En achterklap.
De inzet lijkt zelfs futiel. De opbrengst van de benefiet. Maar alleen al daarover raakt het dorp verdeeld in twee clans: doen we de koffietafel bij Faye of bij Brecht? Taart of scones? Baete gebruikt zoveel losliggende eindjes, zoveel invalshoeken, zoveel hypotheses, dat niet alleen de speurders maar ook de lezer er tureluurs van wordt. Maar dat is dan de discrete charme van de eenvoud: de mens heeft zoveel verborgen belangen en schuldgevoelens, dat hij moeilijk te duiden valt, tenzij in schematisering. En wie dat spel niet beheerst trekt aan het kortste eindje. Echt opgelost wordt de vete niet, de moord evenmin, al heb je een duidelijke vingerwijzing. Maar hoe ironisch is de tatoeëring op Fayes arm, die ook het motto van deze thriller is: ‘Amor omnia vincit’, liefde overwint alles. Welke liefde? Wat is liefde? Liefde voor mens of geld of egoisme?
Met de eenvoudigste middelen, de simpele volkstaal en de hebberigheid van de amorele mens, heeft Baete een tour de force afgeleverd. De Dood van Anke Hoffman moet de eerste aflevering worden in een reeks die ‘Noodlot’ gedoopt werd. Hoe ver die zal reiken valt nog af te wachten. Want de regel van Terentianus Maurus van voor onze tijdrekening geldt ook nu nog: ‘Pro captu lectoris habent sua fata libelli’, ofte het is de lezer die over het lot van boeken oordeelt. Voor mij is dit diepgelaagde, bedrieglijk ongekunsteld leesbare boek meer dan prijzenswaardig. Een kantelmoment voor de schrijver, en hopelijk ook in zijn beoordeling.
Piet BAETE, De Dood van Anke Hoffman. Antwerpen, Manteau 2021, 273 blz.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier