David de Jong groef in het naziverleden van de Porsches en Oetkers van deze wereld

Marnix Verplancke

David de Jong ontdekte dat ook voor bedrijven als Porsche en Oetker eerst das Fressen kwam en dan die Moral, zoals Bertolt Brecht zei.

Op 20 februari 1933, een paar weken voor de laatste Rijksdagverkiezingen van de Weimarrepubliek, kwamen twintig van de machtigste Duitse zakenlui samen in de officiële residentie van Rijksdagvoorzitter Hermann Göring. De directeur van IG Farben was er, net zoals de bestuursvoorzitter van het Krupp-staalimperium. Ze kwamen luisteren naar Adolf Hitler, die hen anderhalf uur onderhield over zijn toekomstvisie op Duitsland en vervolgens Göring met de hoed liet rondgaan. De NSDAP kwam nog 3 miljoen rijksmark (vandaag 18 miljoen euro) tekort om de verkiezingscampagne te financieren, vertelde die, en hij vertrouwde erop dat die zakenlui dat wel in orde zouden brengen. De hoed was gauw gevuld.

Duitse topindustriëlen zetten dwangarbeiders in en bouwden eigen concentratiekampen.

In Nazimiljardairs focust de Nederlandse, vanuit Tel Aviv werkende onderzoeksjournalist David de Jong op vijf Duitse families waarvan sommige op die illustere avond vertegenwoordigd waren. Meer dan tien jaar lang verleenden ze hand- en spandiensten aan de nazi’s, en vandaag behoren ze nog altijd tot de top van ondernemend Duitsland. Hoe is het mogelijk dat zij ook na de oorlog zo goed als ongestraft hun gang konden gaan, vraagt de Jong zich af, want waar zij voor stonden was niet min. Het gaat om de Quandts, textielondernemers, batterijmakers en eigenaars van BMW; de Flicks, staal- en wapenproducenten, aandeelhouders van Daimler-Benz en tegen het einde van de jaren 1950 de rijkste familie van Duitsland; de Fincks, bankiers en financiers van het omstreden Haus der Deutschen Kunst; de Oetkers, bekend van het bakpoeder, de pudding en vandaag de diepvriespizza’s; en de Porsches, die Hitler zijn Volkswagen Kever bezorgden. Zij waren er niet vies van om dwangarbeiders in te zetten en zelfs eigen concentratiekampen op te richten – tot in Polen toe, waar ze gevangenen in mensonwaardige omstandigheden voor zich lieten werken.

Er was onder hen heel wat openlijke sympathie voor de nazi’s, toont De Jong aan. Ferry Porsche, de zoon van patriarch Ferdinand, was bijvoorbeeld SS-officier. Een paar Oetkers zaten bij de Waffen-SS. Maar misschien nog pijnlijker was het platte opportunisme waarmee die industriëlen de nazi’s tegemoet traden. Zij leken toch vooral zakelijke opportuniteiten te zien.

Een groot stilist is David de Jong niet, maar dat compenseert hij met zijn journalistieke gedrevenheid. Aan Nazimiljardairs ging jarenlang onderzoek vooraf, en dat merk je. De man heeft oog voor detail, gaat op zoek naar documenten die zijn stellingen kunnen staven, en schrijft met een gevoel voor moraliteit. Maar oorlog is oorlog, ontdekte hij, en dan speelt moraliteit geen rol meer. Vandaar dat Porsche en Oetker ook vandaag nog altijd klinkende namen zijn. Uiteindelijk werd alleen Friedrich Flick veroordeeld voor oorlogsmisdaden. De anderen kwamen er met een paar schimpscheuten van af – en met de geruststellende boodschap van de Amerikanen dat ze nodig waren in de strijd tegen het communisme.

David de Jong, Nazimiljardairs, Meulenhoff, 400 blz., 27,99 euro.
David de Jong, Nazimiljardairs, Meulenhoff, 400 blz., 27,99 euro. © National
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content