Dansen op het graf van Julien Schoenaerts
Guido Lauwaert heeft geen goed woord over voor het prul van mythomaan Stan Lauryssens over het leven van acteur Julien Schoenaerts.
Het graf van Julien Schoenaerts op het Eerepark van Schoonselhof in Antwerpen is een kasseiweg, drie meter lang, een meter breed. Een pad met een lichte helling. Oplopend, neerdalend, de boorden iets lager. Elke kassei heeft zijn eigenheid. De weg symboliseert het parcours van de markantste Vlaamse acteur van de twintigste eeuw. Een man met de poëzie van het toneel in elke spier, in elke hersencel. Hij was moeilijk bij te benen. Je moest alert zijn om te begrijpen waarheen hij ging, welke stap hij zette en waarom hij even halt hield. Dat was zo op zijn geliefde grond, het speelvlak, de straat, een trappenhuis, een woonkamer, een kleedkamer als de wachtkamer naar zichzelf in een andere gedaante.
Sensatie aandikken
Stan Lauryssens heeft over de legendarische acteur een boek geschreven. Hij heeft zich gefocust op drie belangrijke periodes uit het leven van Julien Schoenaerts: De voorstelling Koning Jan in wat toen nog de KNS heette, een verblijf in een tehuis voor geestesgestoorden en de op- en ondergang van Schoenaerts’ eigen theater, het Ringtheater in Borgerhout. Elke periode heeft Lauryssens gebruikt om de sensationele elementen ervan in te vetten en aan te dikken. Aan elke zin voelt de lezer die Julien goed of enigszins gekend heeft aan dat de Lauryssens zichzelf belangrijker vindt dan zijn onderwerp, de persoon die hij portretteert of interviewt.
Slordig verzonnen verhaal
Het boek is een samenraapsel geworden van uit hun verband gerukte anekdotes, krantenknipsels, roddels, facts and figures, om er een verhaal van te maken als een boerentaart met een dikke laag ongeklopt slagroom, een weke bodemdeeg en fruit met prut in plaats van fut. Getuigenissen worden naar de geldzak van de auteur gezet en doktersdossiers (als hij ze al te lezen kreeg, wat deontologisch gezien onmogelijk lijkt) geplunderd werden om de meest pikante onderdelen aan te dikken, enkel en alleen vanuit een trieste maar onuitroeibare ijdelheid. Het resultaat is een slordig verzonnen verhaal waarbij de werkelijkheid het moet afleggen tegen een geile verbeelding.
Voorbeeld: De dag dat Julien Schoenaerts halverwege Koning Jan uit de voorstelling stapt, holt de auteur, als redacteur van De Nieuwe Gazet – het Antwerpse neefje van Het Laatste Nieuws – naar de redactie en beschrijft het gevoel waarmee hij zijn artikel schrijft. Maar ook de sfeer op de redactie. Ik citeer (blz. 48/49): ‘Vrijdag 13 februari 1970 … Een van de verborgen kamertjes aan het eind van een steile houten trap is omgebouwd tot archief “buitenlandse kranten” en kreunt onder vergeelde exemplaren van NRC Handelsblad, Het Parool, de Volkskrant en Het Vrije Volk.” De exemplaren van de drie laatstgenoemde kranten kunnen dan wel vergeeld zijn, maar dat geldt zeker niet voor de eerste. Het eerste exemplaar van NRC Handelsblad dateert van 1 oktober 1970.
Stan Lauryssens heeft een historisch boek willen schrijven. Hij heeft het echter nog bonter gemaakt dan een beginneling in dat genre. Hij verzint dialogen, bijvoorbeeld tussen Jef (Geeraerts), die hij Porno Jefke noemt, en Julien. En hij gaat zelfs nog verder! Wat Julien denkt, schrijft hij uit. Dat kan in een roman, maar Schoenaerts is geen roman. Wat Lauryssens zelf benadrukt in zijn nawoord dat als volgt begint: “Vergis je niet, Schoenaerts is non-fictie, een docudrama. Geen roman, geen verbeelding, niets verzonnen. De man, de mythe, de brand, alles oprecht, alles waar en echt gebeurd.”
De waarheid verkracht
Het verblijf in de psychiatrische afdeling beschrijft Lauryssens alsof hij er zelf bij aanwezig was. Onmogelijk, want hij is nooit een beul of een sadist geweest, wat de psychiaters en de verpleegkundigen wel zijn, zoals hij ze typeert. Hij is een fantast, een man die de waarheid bedriegt, verkracht en besteelt.
Bovendien misbruikt hij een man van eer. Julien Schoenaerts was een man die elke gedachte een hak zette. Net als Socrates of Wittgenstein had hij vragen bij de waarde van een woord, de zin van de zin, het kabaal van de taal, de muziek van de stem. Het woord, de zin, de taal en de stem van anderen, maar ook van zichzelf, maakte dat hij conflicten had met zijn vrienden, verwanten en vreemden.
Wat ook door velen – en Stan Lauryssens bewijst dat met zijn gelumbeckt pak papier – niet gezien of begrepen is, is dat zijn gekte een spel was. Een gekte waar – toegegeven – zijn directe omgeving vaak last van had. Maar ook lust. Waanzin heeft hij opgelopen tijdens zijn verblijven in de gestichten. Akkoord, vaak was hij niet te volgen, maar is dat een bewijs van waanzin? Hij was manisch-depressief, wat een vorm van superbe luciditeit is, die men met behandelingen trachtte te vernietigen. In plaats van ze te sturen in een richting waar ‘de patiënt’ versterking van zijn verbeelding aan beleeft. Ten bate van zijn talent.
Dansen op het graf
Met Schoenaerts danst Stan Lauryssens op het graf van Julien Schoenaerts. Dat is een wandaad. De uitgave is een schande, maar begrijpelijk. Waarom? Omdat de jonge generatie die zich nestelt in de uitgeverswereld geen gedegen bagage heeft. Het gelooft daarenboven enkel in de kassa en houdt alleen zijn carrière in de gaten. Als er maar gescoord wordt, de sensatie ten top, dan raak je wel hogerop.
Geen toestemming
Nog dit: Matthias Schoenaerts heeft geen toestemming gegeven zijn uitspraak als lokvogel op de cover van het boek te zetten. De uitspraak is uit haar verband gerukt. Er is een quote van gemaakt om de geile nieuwsgierigheid van de kandidaat-koper aan te wakkeren. Genoeg. Genoeg walg over het boek, de uitgever, de auteur. Het einde van dit artikel mag niet in mineur eindigen. Daarom…
Julien Schoenaerts is het best te vatten in een vers uit Illuminations, de tweede dichtbundel van Arthur Rimbaud: ‘J’ai tendu des cordes de clocher à clocher; des guirlandes de fenêtre à fenêtre; des chaînes d’or d’étoile à étoile, et je danse.’
Stan Lauryssens, ‘Schoenaerts’, Manteau, 244 blz.
Guido Lauwaert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier