De Reactor

Dagboek van een Goelag-kampbewaker: uniek en verbluffend document over de Goelag

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Over de Goelag, de strafkampen in de Sovjet-Unie, is al veel geschreven, maar altijd vanuit de slachtoffers. Uniek aan Dagboek van een Goelag-kampbewaker is dat het werd geschreven door een commandant die ter plekke een gedetailleerde kroniek over het leven in de Goelag bijhield.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site

Over de Goelag, de strafkampen in de Sovjet-Unie, is al veel geschreven, maar altijd vanuit het standpunt van de slachtoffers, de gedetineerden. In Dagboek van een Goelag-kampbewaker, geschreven door Ivan Tsjistjakov, krijgen we een andere stem te horen. Tsjistjakov was junior commandant van een bewakingspeloton, de laagste commandoschakel in het systeem. Hij besloot om niet mee te drinken met de andere bewakers, maar een dagboek bij te houden. Dit unieke en verbluffende document is wellicht de enige gedetailleerde kroniek van de goelag die ter plekke is geschreven, met zelf getekende illustraties.

Reusachtige gevangenis

Het twintigste-eeuwse Rusland zit vol met traumatische ervaringen. Het begon met de Bloedige Zondag (22 januari 1905), toen tsaar Nicolaas II besloot om op zijn volk te schieten omdat het om meer vrijheid en voedsel smeekte. Daarop volgden de Russische Revolutie van 1917, de burgeroorlog, de harde stalinistische jaren, de Tweede Wereldoorlog (die in het Russisch de Grote Vaderlandse Oorlog wordt genoemd), de ‘kannibalistische’ naoorlogse jaren, de instorting van de Sovjet-Unie in 1991 en een gigantische crisis waarmee de planeconomie overging in het kapitalisme, met helemaal aan het eind: het aantreden van Vladimir Poetin, een nieuwe autocratische tsaar.

Jozef Stalin was bijna drie decennia lang de sterke man in de Sovjet-Unie: van 1924 tot 1953. Onder zijn bewind groeide de Sovjet-Unie uit tot een machtige militaire staat, gebaseerd op de marxistisch-leninistische principes van de klasseloze maatschappij. In deze maatschappij was elke vorm van privébezit verboden, iedereen werd op dezelfde manier bejegend, cultuur was gericht op de optimistische vooruitgang van alle geledingen van de economie, de landbouw en de industrie, kritiek was alleen toegestaan op wantoestanden, niet op het systeem. Een vernuftige censuur zorgde ervoor dat er geen ongebreidelde vrijheid van meningsuiting was en dat de opvoeding strikt volgens het boekje verliep.

Gevangenissen waren er altijd al geweest, ook onder de tsaren die in Rusland sinds de middeleeuwen aan de macht waren. Siberië, de gigantische achtertuin van Rusland, was voor de tsaren reeds de geliefde plek om opstandelingen, criminelen en potentieel gevaarlijke elementen heen te sturen. Na de Russische Revolutie was het niet anders. Lenin, de leider van de Revolutie, richtte in de zeven jaar van zijn beleid al nieuwe detentiecentra in, die we zonder twijfel concentratiekampen mogen noemen. Het eerste kwam er in augustus 1918. Vier jaar later zaten er al 80.000 gevangenen opgesloten. 200.000 mensen werden geëxecuteerd. Tussen 1917 en 1922 vielen naar schatting drie tot vijf miljoen doden in de goelag. Stalin zette die traditie enthousiast voort. Tussen 1929 en 1953 hebben ongeveer 29 miljoen Sovjetburgers een deel van hun leven doorgebracht in het goelagsysteem of in ‘speciale ballingschap’. Dat is ongeveer een tiende van de totale bevolking.

Ivan Tsjistjakov was een van de bewakers van die reusachtige gevangenis. We schrijven 1935-’36. Hij bewaakte de gedetineerden die ingezet werden voor de bouw van de BAM, de Bajkal-Amoerspoorlijn, het tweede spoor van de Trans-Siberië Expres, en ten slotte een dubbelspoor ten noorden van het Bajkalmeer – in totaal bijna vijfduizend kilometer rails.

Tsjistjakovs leven was even tragisch als dat van de mensen die hij onder schot hield. Veel is niet bekend over hem. Hij werd geboren aan het begin van de twintigste eeuw, voltooide een studie aan een technische universiteit in Moskou en werkte als leraar of ingenieur. Om dit te kunnen doen, was hij vanzelfsprekend lid van de Communistische Partij. Begin jaren dertig ging er een golf van zuiveringen door het land. Er zouden er nog meer volgen, zowel vóór als na de Tweede Wereldoorlog. Bij de zuivering van 1934 werden alle belangrijke oppositieleiders, verantwoordelijken in deelrepublieken, schrijvers, priesters, militairen en ‘gewone’ mensen opgepakt. Er school geen enkele logica in de golf van arrestaties.

Tsjistjakov werd niet echt gearresteerd; hij werd uit de partij verstoten en als bewaker naar Siberië gestuurd, waar hij elke dag verwachtte gearresteerd te worden. In Siberië was men op dat moment al drie jaar bezig aan de uitbreiding van het spoorwegnet (om de buren, vooral Japan, af te schrikken), maar er waren niet genoeg arbeiders. Gevangenen werden massaal ingezet voor de onbezoldigde dwangarbeid. Ze werden gedwongen om het zware werk te doen met schoppen, kruiwagens, pikhouwelen en zagen. De geografische en klimatologische omstandigheden waren afschuwelijk (het kon er ’s winters veertig graden vriezen), het eten was vies, de kleding ontoereikend en de woongelegenheden waren mensonwaardig. Men heeft berekend dat er bij de BAM ongeveer tweehonderdduizend mensen aan het werk waren: mannen en vrouwen, soms minderjarigen, allemaal zogezegde criminelen, klaplopers, werkweigeraars, prostituees en ‘asociale’ figuren.

Teloorgang van de menselijke ziel

Tsjistjakov was een intellectueel, een man met een geweten, iemand die droomde van een flatje en een gezin. Hij schreef goed en liefhebberde in tekenen en schilderen. In zijn dagboek benadrukte hij dat hij geen ’tsjekist’ was, geen lid dus van de gehate ‘buitengewone commissie ter bestrijding van contrarevolutie, speculatie en sabotage’. Hij was een dienstplichtige, eigenlijk zelf een soort gevangene, want ook al had hij toegang tot het wapendepot, hij behoorde tot een categorie die zelf ook werd bewaakt.

Zijn dagboek, bestaande uit twee schriften, is schrijnend. Tsjistjakov beschrijft het dagelijkse leven tijdens het werk en in de kampen vanuit het oogpunt van de meerdere (ook al was hij zelf een slachtoffer). Hij schrijft over de teloorgang van de menselijke ziel en van alle menselijkheid tout court, maar tegelijk was hij wel gemachtigd om mensen te straffen, desnoods zelfs om ze dood te schieten; hij kon met één woord iemands straf verkorten of verlengen met bijvoorbeeld een half jaar, hij kon op leven en dood vechtende vrouwelijke gevangenen uit elkaar halen (of niet), hij was medeverantwoordelijk voor het ‘welzijn’ van de gevangenen (geen zelfmoord, geen ontsnappingen) et cetera. Meermaals was hij getuige van gruwelijke straffen, zoals toen een gevangene naakt op een boomstronk werd geplaatst in het muggenseizoen, of toen twee gevangenen werden doodgeschoten in hun vlucht en vervolgens rechtop en bevroren werden neergezet bij de poort van het kamp, als afschrikking voor de anderen.

Soms sloegen ook zijn stoppen door, gaf hij zijn eigen mededogen op en werd hij deel van de machine van de wreedheid. Soms verviel hij in onverschilligheid. Het leven was voor hem een opeenvolging van zinloze, absurde zaken. ‘Alle discipline’, schreef hij, ‘stoelt op angst.’ En zelf raakte hij helemaal vergroeid met het systeem, hoewel hij het niet wilde, hoewel hij het liefst van al naar de overweldigende Siberische natuur wilde kijken en schilderijen wilde maken. Hij verlangde zelfs naar Moskou, op dat moment een grauwe metropool – alles beter dan de goelag. Hij dacht erover na om zelfmoord te plegen, maar hij deed het niet. Het was geen lafheid die dat verhinderde, zelfs geen angst, maar zijn verlangen om te blijven schrijven, om in de hartverscheurende misère nog iets menselijks te blijven doen. Het schrijven werkte therapeutisch en was tevens een middel om zijn cynisme te ventileren, bijvoorbeeld toen hij Stalin citeerde (november 1935): ‘Het leven is beter geworden, kameraden, het leven is vrolijker geworden’, en eraan toevoegde: ‘Voor dit overheidssysteem is de mens als mens niemendal.’

Tsjistjakov zou nooit meer terugkeren naar de normale wereld, hij zou zijn sombere maar geliefde Moskou nooit terugzien. Wat moest gebeuren, gebeurde: hij werd uiteindelijk gearresteerd, en toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak (in Rusland was dat in 1941), werd hij naar het front gestuurd, waar hij sneuvelde. Zijn dagboeken zijn toevallig bewaard gebleven en al even toevallig ontdekt en gepubliceerd. Vertaler Arie van der Ent slaagde erin om de laconieke, soms poëtische, soms ronduit sarcastische taal van Tsjitsjakov in bloedstollend Nederlands om te zetten. De dagboeken worden voorafgegaan door een heldere duiding door Irina Sjtsjerbakova, die er andere interessante (bekende en minder bekende) auteurs bijhaalt om de context te schetsen.

Getuigenissen

Dit boek is geen vrolijke lectuur, maar de manier waarop men in het hedendaagse Rusland omgaat met het tragische recente verleden, stemt evenmin tot vrolijkheid. Stalin wordt systematisch gerehabiliteerd door de overheid en door een deel van de bevolking. Het begon al in de jaren negentig onder Jeltsin, die alles in het werk stelde om na de val van de Sovjet-Unie het blazoen van het Russische volk op te poetsen, om helden te creëren – geen helden uit musea (bijvoorbeeld tsaar Peter de Grote, die in de achttiende eeuw Sint-Petersburg stichtte en Rusland moderniseerde), maar hedendaagse helden die men zich kan herinneren, helden van de laatste eeuw (Stalin stierf amper vijfenzestig jaar geleden). Dat Stalin ongeveer vijftien miljoen doden op zijn geweten had (de meesten in de goelag), wordt ofwel ontkend ofwel genegeerd – wat is het ergst?

De epiloog bij deze dagboeken gaat over Memorial, een organisatie die al werd opgericht in 1987 (onder Gorbatsjovs ‘perestrojka’, ommekeer, en ‘glasnost’, transparantie) en ijvert voor het archiveren van alle getuigenissen uit de gruwelijke jaren. Memorial zetelt in Moskou, archiveert vier miljoen getuigenissen en werd al drie keer genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. De Russische overheid wil de organisatie niet subsidiëren. In 2008 viel de geheime dienst zelfs de kantoren van Memorial binnen.

Van de massa informatie die in Memorial ligt opgeslagen, is nauwelijks iets gepubliceerd. De publicatie van de dagboeken van Tsjistjakov vormt hierop nu een belangrijke uitzondering.

Johan de Boose

Ivan Tsjistjakov, Dagboek van een Goelag-kampbewaker (vert. Arie van der Ent), Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam, 2017, ISBN 9789026336584 / 320p.

Partner Content