Charles Ducal presenteert nieuwe poëziebundel: ‘Ik heb geen enkele moeite om met God te spreken’
‘Je zult met poëzie de wereld niet redden’, zegt Charles Ducal. Toch hoopt de dichter in zijn nieuwe bundel dat alle ‘schorten, kassa’s en dweilen’ die de wereld doen draaien, de straten van Brussel zouden innemen.
Charles Ducal geldt als een van de belangrijkste hedendaagse Nederlandstalige dichters. Maar regelmatig schrijven doet hij niet, en daar ligt hij ook niet wakker van. De sociaal geëngageerde linkse dichter en schrijver heeft het druk met leven. ‘Ik heb lucht nodig,’ zegt hij. Eind april verscheen na zeven jaar een nieuwe dichtbundel van zijn hand, De koers van de eeuw, 10 cycli en 72 gedichten in totaal. Over de klassieke Ducal-thema’s, zoals de autoritaire vader en de relatie tussen man en vrouw, maar ook over alle maatschappelijke kwesties die de dichter beroeren. De betekenis van de titel is meervoudig, legt Ducal uit aan het begin van ons videogesprek. ‘De koers van de eeuw verwijst naar een druk bekeken wielerkoers, maar ook naar de loop van de eeuw. En er zit iets van een wedstrijd en de competitiviteit van onze samenleving in het woord, denk aan de koers van de beurs.’
Als het gaat over de ‘koers’ in de zin van de loop van eeuw, dan dendert de wereld bergafwaarts, maar dat lijkt onze koude kleren niet te raken?
Charles Ducal: De centrale cyclus in de bundel, waar deze titel bovenstaat, heb ik inderdaad vooral geschreven vanuit mijn bezorgdheid over de onverschilligheid tegenover wat er met de wereld aan het gebeuren is. Ik denk dan aan de vluchtelingen die omkomen in de Middellandse Zee en natuurlijk ook aan het klimaatvraagstuk. De eerste regel van het eerste gedicht in die cyclus luidt: ‘En nu op weg naar nu, beveelt het opperhoofd’. Heel veel politici in verantwoordelijke posities besturen de wereld met een ongelooflijke kortzichtigheid. Ze richten zich op kortetermijndoelstellingen. Ze laten de onmiddellijke belangen van de economie en de multinationals prevaleren op een langetermijnvisie, die echt wel nodig is om deze toestand recht te trekken.
WE RAZEN OP DE AFGROND AF, MAAR VOORLOPIG GAAT ALLES GOED: DAT DRUKT MIJN GRONDGEDACHTE OVER DE WERELD WEL TREFFEND UIT.
Aan het thema van de vluchtelingen wijdt u de aparte cyclus Zonder naam, zonder gezicht.
Ducal: De vluchtelingenproblematiek raakt mij diep, ook omdat ik daar in mijn privéleven mee te maken krijg. Ik ben bestuurslid van de vzw Recht op Migratie. We beheren een vluchtelingenhuis, dat we via crowdfunding hebben gekocht, en waar we mensen zonder papieren tijdelijk opvangen. Meestal zijn dat vrouwen met kinderen die nergens anders terechtkunnen, omdat hun asielaanvraag is afgewezen of vanwege moeilijkheden in de procedure. Wij geven ze een onderkomen en zoeken samen naar een oplossing. Vanuit dat engagement is het thema eigenlijk vanzelf in mijn poëzie terechtgekomen.
Wat me op dit moment ook na aan het hart ligt, is de campagne #wearebelgiumtoo van de verenigingen van mensen zonder papieren. Zij willen 150.000 Belgen overtuigen een open brief te ondertekenen, waarin wordt gevraagd om mensen zonder papieren te regulariseren en een menswaardig bestaan te geven. Want leven zonder papieren, is leven zonder rechten. Voorlopig zitten we nog maar aan 24.000 handtekeningen, maar als we die 150.000 behalen, zou dat een heel sterk signaal zijn, waardoor de vraag van regularisatie opnieuw op de politieke agenda kan komen.
In uw gedichten over vluchtelingen beschrijft u hoe wij vooral proberen om de blik af te wenden en de deur gesloten te houden. ‘Ons huisje is gezellig dicht.’
Ducal: Toch denk ik dat veel mensen verontwaardigd zijn over de manier waarop rijke landen omgaan met vluchtelingen uit arme landen of oorlogsgebieden. Aan de andere kant wordt de publieke opinie natuurlijk sterk beïnvloed door de politieke wereld – denk aan Fort Europa, dat zijn grenzen op militaire wijze afschermt – die de komst van vreemdelingen voorstelt als een overspoeling en een gevaar. Dat baart mij grote zorgen.
Wat vermag de dichter daartegen?
Ducal: Je zult met poëzie de wereld niet redden. Poëzie speelt zich af in een almaar kleinere niche. In het beste geval bereik ik met mijn gedichten enkele honderden mensen. Maar eerlijk gezegd vraag ik mij ook niet af wat mijn poëzie bijdraagt aan de oplossing van de problemen die ik aankaart. Ik hoop natuurlijk wel dat die gedichten bij lezers als een soort wake-upcall fungeren. Poëzie mag voor mij geen elitair eiland zijn. Ik probeer redelijk toegankelijk te schrijven, zeker in dat soort gedichten, juist om uit die kleine niche van de poëzie te breken. Het doet me veel plezier dat uitgerekend de gedichten over vluchtelingen of de gedichten die ik heb geschreven als Dichter des Vaderlands worden gepubliceerd in bijvoorbeeld de vakbondspers. Ze worden ook voorgelezen op politieke meetings en manifestaties allerhande.
U wilt de mensen een geweten schoppen?
Ducal: Je bent toch altijd geëngageerd met de bedoeling een boodschap over te brengen. Neem nu het gedicht over die moslima die op een strand in Zuid-Frankrijk gedwongen werd zich uit te kleden. Dat heeft mij diep geschokt. Niet alleen de interventie van de agenten, maar ook de onverschillige en zelfs instemmende houding van de mensen eromheen. Als je zo’n gedicht schrijft, hoop je natuurlijk dat je eigen verontwaardiging overgaat op de mensen die het lezen.
Het gedicht Rode bloemen is dan weer een eerbetoon aan de mensen die we in de coronacrisis essentiële werkers zijn gaan noemen.
Ducal: Door de coronacrisis hebben we inderdaad gemerkt wie de samenleving doet draaien. En dat zijn niet, zoals filosofe Ayn Rand in De kracht van Atlantis schreef, de ceo’s, maar wel de schoonmakers, de caissières, de postbodes, de pakjesbezorgers, de buschauffeurs en ga zo maar door. Ik heb dat gedicht gemaakt in opdracht van de socialistische vakbond ABVV naar aanleiding van Internationale Vrouwendag. Ze hadden me een videofilmpje gestuurd ter inspiratie, met getuigenissen van schoonmaaksters over hun werk en wat jarenlang schoonmaken met hun lichaam doet. Ik wilde een gedicht schrijven om hen op te tillen, en waardering te tonen. En ook om een situatie aan te klagen. Vandaar in de laatste strofe het beeld van al de schorten, kassa’s en dweilen, die front moeten vormen en in de straten van Brussel moeten gaan demonsteren.
U schreef wel vaker over sociale vraagstukken, maar dit is toch de eerste keer dat de wereld zo nadrukkelijk uw gedichten binnendringt.
Ducal: In mijn allereerste bundels was ik nog sterk doordrongen van een bepaalde opvatting over poëzie, die ik via mijn opleiding heb gekregen. Het idee namelijk dat de politiek, de samenleving en maatschappelijke problemen funest zijn voor de kwaliteit van poëzie. Een elitaire opvatting van poëzie dus, waarin de dichter iemand is die zich uit de wereld terugtrekt en op een eiland zijn verheven kunst beoefent. Die opvatting van het dichterschap is opengebroken doordat ik altijd al politiek geïnteresseerd was, maar vooral door de lectuur van Bertold Brecht. Hij is iemand die sociale vraagstukken volop toelaat in zijn werk. En toch geldt hij als een van de grootste dichters van de 20e eeuw.
Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten?
Ducal: Nee, en dus ben ik dat geleidelijk gaan proberen. Ik heb heel veel weggegooid, omdat ik ontzettend op mijn qui-vive was. Ik wilde geen sloganeske dichter worden, geen politieke betogen op rijm of halfrijm schrijven. Die sociaal geëngageerde gedichten zijn dus zuinig ontstaan. Mijn vorige bundel, die niet toevallig De buitendeur heette, begint op de ouderlijke hoeve in mijn jeugd, maar eindigt in Congo, via een omweg langs Palestina. En als Dichter des Vaderlands schreef ik sowieso gedichten met een maatschappelijke kleur, dat werd ook van mij verwacht.
Nieuw is dat deze bundel ook een cyclus bevat die niet over specifieke maatschappelijke problemen gaat, zoals de vluchtelingen, Congo of Palestina, maar over de gevoelens en gedachten die samengaan met de vraag: hoe is het met de wereld gesteld? Een algemeen tijdsbeeld dus, wat die reclamezin op de achterflap van de bundel heeft opgeleverd: ‘we razen op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed’. Die zin drukt mijn grondgedachte over de stand van de wereld wel treffend uit.
In de bundel staan ook een aantal psalmen, waarin u God aanspreekt. Wat betekent religie voor u vandaag?
Ducal: Ik geloof dat God bestaat in de zin dat de mens God heeft geschapen, dus bestaat Hij. Enig metafysisch besef kan ook geen kwaad, vind ik. Het is niet slecht dat de mens met zijn geest iets creëert dat zich boven hem plaatst, en waardoor hij niet zomaar willekeurig, of alleen begrensd door menselijke beperkingen, met de wereld kan omgaan. Vandaar dat ik graag over God spreek en ook geen enkele moeite heb om Hem te schrijven in de vorm van een psalm, al weet ik natuurlijk dat dat een fictief gesprek is.
In het verleden hebt u vaak afgerekend met uw streng katholieke opvoeding.
Ducal: Ik sta huiverig tegenover instituten zoals de Kerk, maar heb veel respect voor mensen die vanuit hun godsdienst een bepaalde hoogstaande levensmoraal ontwikkelen. Ik ken wel wat mensen die dat doen vanuit de islam, of mensen die zich Christenen voor het Socialisme noemen en hun sociaal engagement uit de Bijbel halen. Mijn familie speelt hierin ook een rol. De zus van mijn moeder was een missiezuster die in de tijd van de bevrijdingstheologie naar Guatemala is getrokken. Ze werkte daar samen met de Belgische scheutist Walter Voordeckers en was als een van de eersten bij zijn lijk toen hij is neergeschoten. Zelf heeft ze ook doodsbedreigingen gekregen. Het geloof kan mensen inspireren om een goed mens te zijn, want mijn tante had dat leven van dienstbaarheid nooit kunnen leiden zonder haar religieuze overtuiging.
Het gaat in de bundel ook opnieuw over de liefde tussen man en vrouw. U hebt genadeloze gedichten geschreven over het huwelijk. Maar in Torso, het eerste gedicht van de liefdescyclus De kei in haar slinger, staat te lezen: ‘En ook: ik hou nu van haar.’ Wat is er veranderd?
Ducal: Je moet dat in verband brengen met de regel ervoor: ‘Maar de adelaar moet ergens toch landen.’ We hebben hier duidelijk te maken met een man die bereid is om in te treden in het leven van zijn vrouw. Dat staat inderdaad in contrast met de man uit mijn allereerste bundel, die misschien ook zegt ‘ik hou van je’, maar daar niet naar handelt. Want hij verheft zich als een adelaar boven zijn vrouw en schrijft gedichten in zijn ivoren toren, van waaruit hij eigenlijk op haar neerkijkt. Dus die regel betekent niet zozeer: vroeger hield ik niet van je en nu wel, maar veeleer: ik heb de liefde geleerd.
Maar wat heeft de dichter dan precies geleerd?
Ducal: Dat er geen enkele reden is om neer te kijken op het gewone leven. Wel integendeel. Het verdient juist absolute voorkeur om binnen te gaan in het leven van een ander en samen in de liefde te leven. Dat is veel belangrijker dan op een vluchtheuvel onsterfelijke gedichten schrijven, die je toch niet onsterfelijk zullen maken. Een centraal thema van deze bundel is de naderende dood, en het daarmee verbonden relativeringsproces. Ik ben stilaan ouder aan het worden. Ik heb veel mensen rondom mij zien sterven, vrienden en familie. Dan besef je: we zijn hier maar even. Er staat ergens: ‘ik weet dat straks het licht uitgaat’. Vanuit dat besef ga je je jeugdige overmoed – denken dat je voor de eeuwigheid aan het schrijven bent en het gewone leven met enige minachting tegemoet kunt treden – loslaten. En ik vind dat gezond. Leven in het besef van de dood is voor mij nu meer een bevrijdende en troostende dan een angstaanjagende gedachte. Te kunnen zeggen: ik ben geen adelaar, maar een musje, dat straks in de goot ligt met zijn pootjes omhoog.
Hoe is dat troostend?
Ducal: Je leert relativeren. Daardoor ga je niet minder intens leven, maar je laat je niet meer op sleeptouw nemen door problemen en zaken die uiteindelijk niet belangrijk zijn. Ik ben bijna 70. Met veel geluk krijg ik er nog 20 jaar bij. Automatisch ga je dan meer waarde hechten aan wat zich nu afspeelt en wat je betekent voor andere mensen, in plaats van je eigen persoontje te verabsoluteren. Wat dichters nogal eens plegen te doen. De laatste regels van de bundel luiden: ‘daar is de terminus. Hoog tijd dus voor wat vrolijkheid. Balkend naar af.’ Dat is humoristisch bedoeld natuurlijk. Als er één geluid is dat diametraal staat tegenover de verheven kunst van de poëzie, waarmee dichters de dwaze illusie koesteren onsterfelijk te kunnen worden, is het wel het balken van een ezel. Maar die ezel die balkend richting het einde loopt, is misschien wel gelukkig. (lacht) Kan een bundel optimistischer eindigen?
U was tussen 2014 en 2016 de allereerste Dichter des Vaderlands. Een belangrijk doel van dat project was de verwijdering tussen de twee grote taalgebieden in dit land tegengaan. Sindsdien lijkt die verwijdering alleen maar te zijn toegenomen.
Ducal: Er wordt vanuit de politiek dan ook ontzettend had getrokken en gesleurd om het land uit elkaar te halen. We mogen blij zijn dat de toestand vandaag niet nog erger is. Dat zegt iets over het draagvlak voor de splitsing van België onder gewone mensen. Al van in de jaren 1970 zit men de geesten te vergiftigen met het discours dat België eigenlijk uit twee landen bestaat, met twee publieke opinies en twee democratieën, die aparte wetten vragen. Vlamingen kunnen niet stemmen voor Franstalige politici en omgekeerd. Alle politieke partijen en grote organisaties zijn gesplitst, de vakbonden zo goed als. Niettemin blijkt uit enquêtes dat de meerderheid van de Belgen nog altijd tegen de opdeling van het land is gekant.
Door al dat gestook is natuurlijk het contact tussen de twee landsdelen alsmaar verminderd, en ik vind dat doodjammer. Hoeveel Vlamingen kijken nog naar het nieuws van de RTBF? Hoeveel Vlamingen lezen weleens Le Soir? Hoeveel Vlamingen kennen iets van de kunstenaarswereld bezuiden de taalgrens? Vlaanderen en Wallonië worden inderdaad meer en meer gescheiden werelden, maar dat mag je de gewone Vlamingen en Walen niet kwalijk nemen, wel de politieke krachten die daarvoor al een halve eeuw alles in het werk stellen.
U hebt uw sympathie voor de PVDA-PTB nooit onder stoelen of banken gestoken. De communisten zijn de enige nog unitaire partij van België, maar hebben wel heel wisselend succes in Vlaanderen en Wallonië.
Ducal: Dat heeft te maken met de sociaal-economische geschiedenis. Het industriële Wallonië was altijd linkser, meer socialistisch en minder behoudsgezind dan het rurale Vlaanderen. Maar hoe iemand als Raoul Hedebouw bij zijn tussenkomsten in het parlement zonder probleem van het Nederlands naar het Frans overschakelt, en op die manier ook de Vlamingen aanspreekt: ik vind het prachtig om te zien.
Charles Ducal
– 1952: geboren in Leuven als Frans Dumortier
– Studeerde Germaanse filologie
– 1987: debuteerde met de bundel Het huwelijk
– 2014: werd de eerste Belgische Dichter des Vaderlands
– 2018: publiceerde de roman Kroniek van een verzonnen leven
– Ontving verschillende literaire onderscheidingen, waaronder de Herman De Coninckprijs en de driejaarlijkse Karel Van de Woestijneprijs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier