De Reactor

Brief aan de nieuwe feministische uitgeverij Chaos

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Sarah Posman schrijft een brief aan de nieuwe feministische uitgeverij Chaos die zojuist een eerste publicatie heeft uitgebracht: de nieuwe vertaling van A Room of One’s Own van Virginia Woolf.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site

Lieve Chaos,

Wat een prachtproject hebben jullie opgezet. Een nieuwe feministische uitgeverij – de enige in Nederland sinds dertig jaar – met als eerste publicatie een nieuwe vertaling van Virginia Woolfs A Room of One’s Own. Chaos vind ik een slimme en grappige naam voor een uitgeverij. Bij ‘chaos’ denk ik namelijk niet alleen aan het voortdenderen van mijn eigen kleine leven, waarin stapels boeken en tijdschriften onveranderlijk de rommel in stand houden. Ik associeer ‘chaos’ ook onmiddellijk met de denker van wie ik heb geleerd het grote leven te verbeelden, ver buiten de rommelkamer waarin ik lees en schrijf. Het grote leven is voor Gilles Deleuze de chaosmos, een woord dat hij leende van Woolfs tijdgenoot James Joyce, en dat chaos en kosmos in elkaar laat haken. Chaos voedt de systemen waarin we leven. En omdat chaos aan de basis ligt, staat de orde niet vast en kunnen we de wereld veranderen – voor minder doe je het natuurlijk niet, als uitgever.

Brief aan de nieuwe feministische uitgeverij Chaos
© GF

De onvolprezen Lezeres des Vaderlands maakte al in 2016 duidelijk dat de Laaglandse Letteren nood hebben aan meer chaos. In het boekenvak regeert beslotenheid; ‘de auteur’ is nog steeds in de eerste plaats een witte man. Er wordt onder een parapluutje geschuild en gestaard naar een zelfontworpen firmament van regeltjes en meningen. Het is pas wanneer iemand een scheurtje maakt in het scherm dat we iets nieuws te zien krijgen, dat een vurig brokje chaos ons wat we voor zeker hielden ter discussie doet stellen. Met Chaos willen jullie zo’n scheurtje maken. Op de Chaos-website lees ik dat jullie ‘de literaire wereld tot een betere reflectie van de echte wereld maken.’ Meestal wil ik me omdraaien en weglopen wanneer iemand me de echte wereld voorhoudt, maar het is jullie uiteraard niet om de echte wereld van de realistische mens te doen. Terwijl realiteitszin het geliefde instrument is waarmee die realistische mens de kleine feitelijkheid van de wereld als bedrijvigheid verkondigt, willen jullie juist de veelstemmige verbeelding laten spreken. Wat jullie aanduiden als ‘de echte wereld’ houdt volgens mij verband met wat Woolf ‘het echte leven’ noemt op het einde van Een kamer voor jezelf.

Woolfs essay uit 1928, waarin ze stelt dat vrouwen een kamer voor zichzelf en vijfhonderd pond per jaar nodig hebben om te kunnen schrijven, besluit met een hoopvolle blik op onze tijd. Haar analyse van haar eigen tijd laat zien dat er finaal meer moet veranderen dan de materiële omstandigheden die ze zelf zo belangrijk acht. In 1928, immers, kunnen vrouwen in Engeland studeren aan minstens twee universiteiten en hebben ze al decennia het recht vermogen te bezitten. Het algemeen stemrecht werd er bovendien al ingevoerd in 1919 en sinds de Eerste Wereldoorlog konden vrouwen in heel wat beroepen aan de slag wanneer ze niet het geluk hadden te beschikken over een erfenis van vijfhonderd pond per jaar, zoals Woolfs verteller. De ‘immateriële moeilijkheden’ blijken veel moeilijker te overwinnen dan de materiële. Opdat de wereld zich niet langer vijandig zou opstellen tegenover vrouwelijke schrijvers en kunstenaars, is het volgens Woolf nodig dat vrouwen ‘nog een eeuw langer leven’ en de moed opbrengen ‘om precies te schrijven wat we denken.’ Met die honderd jaar leven bedoelt ze ‘het gemeenschappelijke, echte leven en niet […] onze kleine, afzonderlijke, individuele levens’.

Woolfs ‘echte, gemeenschappelijke leven’ duidt op de gezamenlijke inspanning van vrouwelijke auteurs om verandering te brengen in de regeltjes en meningen die onze smaak en onze manier van lezen hebben gevormd. Woolf is voor mij op haar best wanneer ze fijnmazig haar eigen waardeoordeel verkent. Op het einde van Een kamer voor jezelf leest ze de (fictieve) roman Avontuur van het leven van ene Mary Carmichael. Ze prijst de auteur allerminst als een genie. Integendeel, Carmichael ‘was in feite niet meer dan een slim meisje van wie de boeken over tien jaar zonder enige twijfel door de uitgevers tot pulp zouden worden vermalen’. En toch ziet ze de prestatie van de auteur als van het grootste belang:

[Carmichael] had een grote, gretige, vrijmoedige fijngevoeligheid die al op een heel lichte aanraking reageerde en zich als een plant die voor het eerst buiten staat, verlustigde aan alles wat er om haar heen te zien en te horen viel, die zich ook heel subtiel en nieuwsgierig tussen nauwelijks bekende of onbeschreven dingen bewoog. Haar gevoeligheid belichtte kleine dingen en liet zien dat ze misschien toch niet zo klein waren, bracht verborgen dingen aan het licht en maakte dat de lezer zich afvroeg waarom ze waren verborgen.

Het klinkt clichématig om een jonge vrouwelijke auteur te vergelijken met een ontluikende plant. Woolf spreekt hier echter met een dubbele stem: ze laat de clichés van de traditie botsen met de literatuur van de toekomst. Het werk dat ‘het onbekende meisje’ met haar eerste roman heeft verricht is groots. Ze heeft de lezer aan het denken gezet over de orde van de dingen en het waarom ervan, ze heeft een scheurtje gemaakt. Even verderop in Een kamer voor jezelf, wanneer Woolfs verteller opnieuw een boek van een mannelijk auteur leest, maakt ze een omgekeerde beweging. Aanvankelijk klinkt grote opluchting. De nieuwe roman van de heer A. getuigt onmiddellijk ‘van zo’n vrijheid van geest, zo’n onafhankelijkheid, zo’n zelfvertrouwen’ dat ze er ‘een gevoel van lichamelijk welbehagen’ van krijgt. Lang kan ze zich echter niet laven aan die veilige voorspelbaarheid. Ze merkt plots een ‘rechte, donkere baan’ op die over de bladzijde valt. Een schaduw, met als vorm de ‘I’ van ‘Ik’, belemmert het zicht. Terwijl Carmichael onbeschreven hoeken van de werkelijkheid verkent, is de heer A. te druk met het bevestigen van de bestaande orde, waarin een eentonige, al te nadrukkelijk mannelijke stem alle aandacht opeist. De paraplu van de traditie biedt geen beschutting meer.

In Een kamer voor jezelf toont Carmichael, als paradigmatische nieuwe vrouwelijke stem, hoe veelomvattend ‘het avontuur van het leven’ is door zaken op te merken die voor een auteur als de heer A. niet tot het domein van de literatuur behoren. Met jullie nieuwe vertaling van Woolfs essay, lieve Chaos, zetten jullie dat project voort. Woolf klinkt door de knappe vertaling vlakbij. Tegelijk zorgen de twee begeleidende briefessays, van Simon(e) van Saarloos en Gloria Wekker, ervoor dat je als lezer de negentig jaar die ons vandaag van Een kamer voor jezelf scheiden niet uit het oog verliest. Van Saarloos en Wekker lezen Woolf à la Woolf: intelligent, secuur en op zoek naar wat verborgen bleef. Om zelf ‘precies te schrijven wat [z]e denken,’ schrijven ze zich in en uit Woolfs klassieker. Zo houden jullie samen dat ‘echte, gemeenschappelijke leven’ aan de gang.

Dank voor de nieuwe Woolf & hartelijke groet,

Sarah Posman

Virginia Woolf, Een kamer voor jezelf (vert. Monique ter Berg), Utrecht: Chaos, 2018

ISBN 9789082821406 / 221 p.

Partner Content