Boekenrecensie: Francis Weyns doet in ‘XVIII’ aan geschiedschrijving zoals ook Bart Van Loo ze bedrijft
In de achttiende eeuw botsten oude autoritaire regimes op hun grenzen, toont Francis Weyns in XVIII, en zagen nieuwe, al dan niet met behulp van een guillotine, het licht.
Toen in 1763 de Zevenjarige Oorlog eindigde, zag de wereld er anders uit dan voorheen. De grootste verliezer was Frankrijk, dat zijn Noord-Amerikaanse en Indiase kolonies had verloren aan de Britten, gevolgd door Spanje, dat de havensteden Manilla en Havana aan diezelfde Britten had moeten afstaan. Maar het was vooral in het oude Europa dat deze ‘eerste wereldoorlog’, waar ook Oostenrijk en Pruisen aan deelnamen, een hoge tol eiste. Er vielen zeker een miljoen slachtoffers. Pruisen verloor tien procent van zijn bevolking, Saksen zelfs het dubbele daarvan.
In XVIII, de adembenemende 18e eeuw, speelt de Zevenjarige Oorlog een grote rol, want net zoals de wereldoorlogen die zouden volgen, putte hij de strijdende landen zo erg uit, dat ze er in de decennia erna aan onderdoor gingen. Ook de winnaars trouwens: Groot-Brittannië mocht dan wel heel wat kolonies bijgewonnen hebben, het land zat ook dik in de schulden. Het hoeft niet te verbazen dat de achttiende eeuw eindigde met een paar revoluties. De Amerikaanse en de Franse natuurlijk, maar ook onze eigen Brabantse Omwenteling van 1789 kan niet los gezien worden van de veranderende tijden. Waartegen kwamen de Zuidelijke Nederlanden toen immers in opstand? Tegen de Oostenrijker Jozef II, die een rationele structuur wilde introduceren op bestuurlijk, juridisch en religieus vlak. Hij wilde de oude gevestigde machten van de troon stoten, waarna die zich daar met man en macht tegen verzetten.
Francis Weyns, die nog geen twee jaar geleden verraste met het elegante, doorwrochte en bijzonder aanstekelijk geschreven XVI – geschiedschrijving zoals ook Bart Van Loo en Johan op de Beeck ze bedrijven – springt twee eeuwen in de tijd, maar zijn werkwijze is vergelijkbaar. Hij geeft een strak beeld van de politieke en militaire gebeurtenissen van die tijd, aangevuld en ingekleurd met tot de verbeelding sprekende details en anekdotes. Zo gaat hij breedvoerig in op het dagelijks leven in Versailles, waar je moest excelleren in ‘de kunst van het hielenlikken van de leden van het hof’, tevens de titel van een essay van filosoof Baron d’Holbach. De achttiende-eeuwse samenleving stoomde op naar de vrijheid, toont Weyns. Het was de tijd van opium en lachgas, van libertijnen die het huwelijk alleen nuttig vonden omdat het je toeliet overspel te plegen, en van het retifisme, genoemd naar de schrijver van erotische romans Rétif de La Bretonne, die het als eerste over schoenfetisjisme had.