Boeken voor een spannende zomer van 2000

identify oneself in a thriller book

Hier treft u geen alfabetisch overzicht aan van alle misdaadauteurs, maar een selectie van de – volgens ons – beste boeken uit de laatste, pakweg, twee jaar. Een persoonlijke keuze dus, binnen het genre dat de laatste decennia meer kwaliteit en, terecht, meer aanzien heeft gekregen. Een ’thrillertje’ is een THRILLER geworden. De volgende auteurs bieden de lezers via hun boeken inzicht in de kronkels van de menselijke geest, in angsten, vooroordelen, afwijkingen, wanhoopsdaden of bewust wrede handelingen.

De Turkenflat – Henk Apotheker

2000, Luitingh-Sijthoff

Derde thriller van Apotheker, in grote lijnen ontleend aan een waar gebeurde zaak uit 1991, in Arnhem, woonplaats van de auteur en zijn protagonisten: Dennis Hiemstra, (evenals Apotheker) ex-kraker, en politie-inspecteur Peter Kressen. Turkse en Nederlandse milieus haarscherp neergezet, taal is soepel en overtuigend, prima dialogen en sfeertekeningen. Zowel verhaal als karakters zijn zeer geloofwaardig. Wie over misdaad en Turken schrijft, begeeft zich op glad ijs. Politieke correctheid gebiedt bijna het een niet met de ander in verband te brengen. Dat zou maar stigmatiserend werken. Apotheker trapt niet in die val, daar schrijft hij te intelligent voor. Met een scherp oog voor culturele verschillen en de moeilijkheden die daaruit voortvloeien. Een vierjarig Turks meisje is zoek, op haar fietsje weggereden en sindsdien spoorloos. Turken en Nederlanders organiseren afzonderlijk zoektochten. Bij de verdwijning van een ander Turks meisje, twee jaar daarvoor, heeft de politie haar werk niet goed gedaan, vindt de Turkse gemeenschap. Turkse familieverhoudingen; drugshandelaren; scharrelaar Dennis, met zijn hoogzwangere Kroatische vriendin; een rij-instructeur, tevens verkoper van afslankmiddelen, liefhebber van seksueel getinte opmerkingen; Nederlandse vrouw die weg weet met bankpasje en pincode van Turkse buurvrouw; veertienjarige, ‘slechte’ Turkse jongen, op hartverscheurende manier met zichzelf in de knoop; zijn hardvochtige vader, kampioen in het bedenken van wrede straffen. De ontknoping is meer dan schrijnend en laat zien hoe het kinderen vergaat die in een vijandige omgeving leven. Wat er met je gebeurt als je niemand kan vertrouwen. Zelfs je ouders niet.

Blauw bloed – Pieter Aspe

2000, Manteau

Het is Pieter Aspe weer gelukt. Er is spanning tot op het einde, de dialogen zitten als gegoten, en de situaties in Blauw bloed zijn herkenbaar als je eigen broekzak. Hannelore Martens is een onderzoeksrechter die ingetrokken is bij commissaris Pieter van In, welbekend voor de Aspe-fans. Nadat ze zeventien jaar niets van hem heeft gehoord, wordt Hannelore gebeld door haar vroegere jeugdvriend Valentijn Heydens die haar destijds ‘op een tedere manier had ontmaagd’. Veel plezier zal ze aan die herontmoeting niet beleven. Hannelore wordt ontvoerd en het is aan haar vriend Van In om haar op te sporen op een plaats waar zee, lucht, aarde en vuur samenkomen. Een huisvuilverbrandingsoven in de polders misschien? Aspe plaatst de roman ook in hogere kringen. De gordijnen in het koninklijk paleis zitten vol vochtvlekken en het parket is afgesleten. We ontmoeten een koning die niet alleen in het geniep drinkt (Bacardi en zelfs Duvel), maar ook paft en slipt. Heeft de vorst, die in het paleis gebruikmaakt van een vertaalcomputer, een kind verwekt bij Leona Vidts, de moeder van Valentijn? Aspe gunt ons zelfs een blik in de hel. Nadat hij is vermoord, wordt de oude raadsheer bij het Hof van Cassatie, Marcus Heyden, door een chauffeur in een zwarte limousine afgehaald die hem naar Ciné Ritz brengt, waar hij tot het einde der tijden om de vijfenveertig seconden een reclame voor ‘Spotfree’ te zien krijgt. Blauw bloed is een intelligente, ontroerende en vaak grappige pageturner, die zeer scenisch en visueel is opgezet: ‘Hoewel de koning zich een breedbeeldtelevisie kon permitteren, keek hij nog altijd naar het ouderwetse ding dat hij van zijn broer had geërfd, een lompe bak die alleen nog door stropers wordt gebruikt om er konijnen mee te lokken.’

Het Houdini-meisje (The Houdini Girl) – Martyn Bedford

1999, Anthos

Wat is de belangrijkste vaardigheid van een goochelaar? De toeschouwer op het verkeerde been zetten. Ook de leugenaar gebruikt die tactiek. Goochelaars en leugenaars hebben heel wat vaardigheden gemeen, maar er is ook één groot verschil: goochelkunst is gebaseerd op eerlijkheid. Liegen is gebaseerd op oneerlijkheid. Toeschouwers van een goochelaar zijn bereid misleid te worden, slachtoffers van een leugenaar niet. In Het Houdini-meisje van de Engelse auteur Martyn Bedford voert de hoofdpersoon Fletcher ‘Red’ Brandon, goochelaar, en als zodanig bekend met het verschijnsel misleiding, een strijd op leven en dood met waarheid en leugen, illusie en verraad. Nadat Brandon bijna een jaar heeft samengeleefd met de felle, overrompelende, springlevende Rosa Kelly, komt de politie hem vertellen dat ze dood is. Vanuit een langzaam rijdende trein was ze op de rails gestapt? geduwd? gesprongen? en voor de wielen van een intercity uit de tegenovergestelde richting terechtgekomen. Er blijft hem niets anders over dan terug te gaan in het verleden, het weer tot leven te brengen en uit te vergroten, een speurtocht naar de waarheid te ondernemen. Want Rosa was niet wie ze leek te zijn.

Ze had gelogen bij het leven en na haar dood had ze hem van zijn illusies beroofd. En zonder illusies is een illusionist nergens meer. Brandon stort zich, onder meer in Amsterdam, in de mysteries van Rosa’s leven, dat gruwelijk bleek te zijn geweest.

Belangrijkste ‘misdaad’: schending van vertrouwen. Aan het eind hebben de goochelaar en de leugenaar beide verloren. Zodra de truc wordt verklapt, heeft de goochelkunst niets magisch meer, en een leugen blijft een leugen. Een mooi opgebouwd boek, geschreven met de hand van een vaardige illusionist.

Held van de Dag (Man of the Hour) – Peter Blauner

1999, Luitingh-Sijthoff

Peter Blauner, voormalig journalist bij New York Magazine, schrijft misdaadromans met een sterk sociale inslag. Voor zijn eerste roman, Slow Motion Riot , met als hoofdpersonen een idealistische reclasseringsambtenaar en een achttienjarige crackdealer, volgde hij een trainingsprogramma voor reclasseringsambtenaren en ging hij, met een kogelvrij vest aan, naar crackhuizen. Het leverde een hard, spannend, goed geschreven boek op. Voor zijn tweede boek, Casino Moon, dook hij in de wereld van de casino’s en de maffia. In het derde boek, The Intruder, raakte een middle-classgezin verzeild in een nachtmerrie van willekeurig geweld en werd de hopeloze situatie van daklozen geschetst. Held van de Dag toont vlijmscherp de betrekkelijkheid van heldendom en de verscheurdheid van mensen die in twee culturen leven. Onderwerpen die makkelijk verleiden tot een schoolmeesterachtige toon, maar daar is geen sprake van, ook al is de hoofdpersoon een leraar die zijn multiculturele leerlingen op de vervallen Coney Island High School via de literatuur wil laten nadenken over zichzelf. De leraar ondervindt op harde wijze het verschil tussen heroïek in de literatuur en die in het echte leven. De ene dag wordt hij, door de media, tot held uitgeroepen en de volgende dag tot dader verklaard van een bomaanslag. De persoonlijke omstandigheden van de personages worden helder en met mededogen neergezet: de leraar, met een manisch-depressieve ex-vrouw en een breekbaar zoontje; de oud-leerling van Palestijnse afkomst, verstrikt geraakt in de oude en de nieuwe wereld, als fanatieke moslim bereid om een heilige oorlog te voeren, waarin slachtoffers vallen. En dat zijn er nog maar twee. Blauner wil realistisch schrijven, maar ook verontrusten. Dat is hem weer gelukt.

Meisjes (Girls) – Frederick Busch

1999, Anthos

Een man die sinds het verlies van zijn dochtertje alle meisjes ziet als de dochters van iemand anders, of ze nu leven of dood zijn. Verdriet woekert door zijn lichaam en geest, de koude omsluit hem, letterlijk en figuurlijk, zo intens dat zelfs zijn oogballen koud voelen. Om de weg niet volledig kwijt te raken, verstopt hij zich in zijn baan en begint hij een verbeten zoektocht naar verdwenen meisjes. Jack is de krachtig geportretteerde hoofdpersoon in Meisjes van Frederick Busch, literatuurdocent in New York, die al zo’n twintig boeken schreef en diverse literaire prijzen ontving. Het begin van het boek is even huiveringwekkend en aangrijpend als het einde, daartussenin wordt de angstaanjagende fictie werkelijkheid voor de lezer.

Verdriet, schuld, onmacht, moed, overlevingsdrang: grote thema’s, gegoten in een verkillend verhaal. Jack woont, met zijn vrouw Fanny en zijn hond, op een universiteitscampus in de staat New York, waar hij bewaker is. ‘Een opleidingscentrum voor de overbevoorrechte, ondergedisciplineerde kinderen van grof geld en breed gemak.’ Toch weerhoudt zijn ongenoegen over de verwende studenten hem er niet van hen te beschermen tegen drugshandelaren en andere ellende die ze zichzelf dreigen aan te doen. Een studente die zelfmoord wil plegen, probeert hij daarvan af te schrikken door haar over zijn ervaringen in Vietnam te vertellen. De mensen die hij heeft gedood, wier versplinterde botten en het slijmerige spul dat uit hun ogen komt, je blijven achtervolgen.

Een veertienjarig meisje dat uit een nabijgelegen stadje verdwijnt, zet hem op het spoor dat voor hem het enige juiste lijkt. Dat heeft alles te maken met het overlijden van zijn dochtertje, wier doodsoorzaak lange tijd met raadselen omgeven blijft. Het bepaalt ook de verhouding tot zijn vrouw, een schrijnende relatie vol onmacht en hulpeloosheid. De beschrijving van buitensporige sneeuwval en ijzige kou versterken het ijzingwekkende gevoel dat het verhaal verspreidt. Geen rechtlijnig verhaal over goed en kwaad. Psychologische kronkels en emotionele afgronden vormen een voortdurende bedreiging, ook voor degenen die ‘goed’ willen zijn. Een psychologische thriller? Een literaire thriller? Wat doet het ertoe. Meisjes is een indrukwekkend verhaal, met een ontredderende ontknoping.

Foute Boel! (One False Move) – Harlan Coben

1998, De Boekerij

De Amerikaanse auteur Harlan Coben is winnaar van drie grote mysteryprijzen: de Edgar, de Anthony en de Shamus Awards. Dit is het eerste boek dat in het Nederlands werd vertaald. Zijn protagonist is Myron Bolitar, sportmakelaar (representeert mensen in de sportwereld). Deze keer moet hij een vrouwelijke basketballer beschermen, die door onbekenden bedreigd wordt: Brenda Slaughter, vijfentwintig jaar, een meter zesentachtig, de kleur van gourmetkoffie met melk, geen maatje zesendertig, ‘een bak sores’, en bijzonder aantrekkelijk. Haar moeder verdween twintig jaar geleden met onbekende bestemming, haar vader, basketbalcoach en wurgend beschermend over zijn dochter, is nu ook verdwenen. Via Bolitar krijgen we een inkijkje in de sportwereld en in de politiek, twee terreinen waarop men zich bij voorkeur met meedogenloosheid handhaaft. Maar ook de rassenkwestie komt ter sprake en Bolitar blijkt ondanks zijn venijnige uitvallen en scherpe humor een politiek correcte good guy . Zó goed zelfs dat hij bijna de gevaarlijkste persoon uit het verhaal over het hoofd ziet. Scherp geschreven en wat belangrijk is: de humor doet niets aan de spanning af. Bolitar, ooit een veelbelovende basketballer die door een ernstige blessure moest afhaken, heeft een aantal ongebruikelijke trekjes voor de harde held in een thriller. Hij woonde tot over zijn dertigste thuis bij zijn ouders, vindt de armen van zijn vader nog steeds de veiligste plek ter wereld, en heeft verlatingsangst. Zijn maatje Win, die hem altijd te hulp schiet, ziet eruit als een ongevaarlijke engel. Veel mensen komen er, misleid door zijn uiterlijk, te laat achter dat hij behalve cynisch ook zeer gewelddadig is. Alle personages zijn goed uitgewerkt. Zoals de gebroeders Bradford, die voor New Jersey zijn wat de Kennedy’s voor Massachusetts waren, met alle smeerlapperij die bij macht schijnt te horen. Het verhaal heeft mooie wendingen en de plot is zeer verrassend.

Bloedbeeld (Blood Work) – Michael Connelly

1998, De Boekerij

Voormalig FBI-agent Terry McCaleb is zich ervan bewust dat de slechtheid van de mens geen grenzen kent. Als specialist in het opsporen van seriemoordenaars streed hij tegen de ergste vormen van het kwaad. Die strijd gaf zin aan zijn leven. Maar toen begon zijn hart mankementen te vertonen en moest hij de FBI verlaten.

Na twee jaar wachten kreeg hij, veertig jaar oud, op ’t nippertje een donorhart. Hij begon een nieuw, rustiger leven op zijn vissersboot. Tot de zuster van een vermoorde vrouw zijn hulp komt inroepen. Hij voelt er weinig voor, maar het noodlot bewandelt eigen wegen, zoals we uit veel misdaadromans weten. De vermoorde vrouw blijkt degene aan wie hij zijn donorhart te danken heeft.

Ondanks de waarschuwingen van zijn arts begint hij aan een bloedstollende jacht op de moordenaar. Aangemoedigd door de wanhoop en vasthoudendheid van de zuster, op wie hij verliefd wordt, en door de aanblik van het zoontje van de vermoorde vrouw, laat hij zijn hart nogmaals voor de slachtoffers spreken. De slachtoffers die in hun laatste ademtocht zijn naam fluisterden.

En hij was de enige die dat hoorde. Hij weet wat hem te doen staat, maar kan niet voorzien dat de moordenaar hem bijna wurgt in de omhelzing van Kaïn en Abel, van Kennedy en Oswald, van duisternis en licht. Meeslepend geschreven. Bloedbeeld is de zesde in het Nederlands vertaalde misdaadroman van Connelly, die jarenlang als politieverslaggever werkte. In de film naar het boek speelt Clint Eastwood de hoofdrol.

Indringer – Patrick De Bruyn

2000, Van Halewyck

Het wordt steeds meer een Vlaamse specialiteit om het hoe en waarom van politieke schandalen in detail te beschrijven in spannende en geloofwaardige misdaadromans. Na File is Patrick de Bruyn er weer met zijn tweede thriller, Indringer, waar het schandaal met de reconversie van de Limburgse kolenmijnen en het gesjoemel in aandelen Superclub in het geding zijn. In deze roman gaat het om de Kempense Auto Sites (K.A.S.) en heet de topmanager Abe Thijs. Het is niet moeilijk om bestaande plaatsen en personen te herkennen.

Waar het om gaat: na de mijnen zijn ook de autofabrieken in Limburg gesloten. Om de hoge werkloosheid te bestrijden, stelt de regering miljarden ter beschikking. Dit geld trekt aasgieren aan. De Bruyn beschrijft hoe een Amerikaans internetbedrijf diverse politici en kaderleden van K.A.S. meedogenloos onder druk zet om veel geld in het ‘dotcom’-bedrijf te investeren. Deze investering zal andere geldschieters voldoende vertrouwen in Multimegaclub inboezemen. Daarop zullen de eigenaren met een beursgang hun echte slag kunnen slaan en alle beleggers berooid achterlaten. Het scenario dat De Bruyn schetst, is ingewikkeld, maar allerminst onrealistisch. Indringer begint als een seksidylle in Marbella waar Claire op het balkon door haar later gearriveerde man Dirk Dooms met een fles champagne en een bubbel in zijn broek wordt verrast. Maar de hel breekt los als hun vijfjarige dochtertje op klaarlichte dag verdwijnt. De locaties zijn van bij ons, maar we flitsen even vlot naar Hongkong en de Caraïben. Het loopt uit op een zonder meer tragische zelfmoord door auto-uitlaatgassen, een wanhoopsdaad die de Bruyn superieur in scène zet.

Kind in het water (Boy in the water) – Stephen Dobyns

1999, Anthos

Om de lezers tot op het bot te laten voelen dat onder een ogenschijnlijk kalme oppervlakte smerige wezens huizen, mensen genaamd (geen monsters), met weerzinwekkende ideeën en wensen, schreef Stephen Dobyns De kerk van de dode meisjes ( The Church of Dead Girls, 1997). Een kathedraal van een boek, met als label ‘literaire thriller’, omdat veel onwetenden thrillers en literatuur nog steeds als twee gescheiden zaken zien. In een stadje in de staat New York verdwijnen binnen korte tijd drie tienermeisjes. De biologieleraar van de plaatselijke school vertelt het verhaal, beschrijft de kleine gemeenschap waarmee hij nauw verbonden is en leidt ons aan de hand van bewoners, van een zekere ongeschondenheid naar steeds verder gaande uitbarstingen van geweld. Achterdocht, verdachtmakingen, haat en geweld tegen iedereen die ‘vreemd’ is. De steeg van de hemel naar de hel is slecht verlicht, maar wordt druk bezocht. Ook in Dobyns’ volgende boek: Kind in het water. Bishop’s Hill, een internaat in New Hampshire voor moeilijke kinderen met rijke ouders, staat op het punt opgedoekt te worden. De nieuwe directeur, klinisch psycholoog Jim Hawthorne, heeft de taak op zich genomen de school te redden. Beladen met een wurgend schuldgevoel over de dood van zijn vrouw en dochtertje, die bij een brand zijn omgekomen, probeert hij nieuw leven te wekken in een besloten gemeenschap, met diverse inwoners die onder een ellendig verleden gebukt gaan.

De levens van misbruikten en misbruikers kruisen elkaar en voeren tot steeds gruwelijker daden. Hawthorne, ondanks alles een idealist, raakt steeds meer verstrikt in een web van vijandige, leugenachtige medemensen, van wie sommigen er louter uit eigenbelang voor kiezen om slecht te zijn. Dobyns, hoogleraar Engels en creative writing, excelleert in zijn prologen. Hij weet de lezer vanaf de eerste pagina te verleiden, te intrigeren, mee te voeren naar een gebied dat zó’n zuigende aantrekkingskracht heeft dat men verdrinkt in de woorden.

Psychoville – Christopher Fowler

1999, Luitingh-Sijthoff

Buren! De Engelse auteur Christopher Fowler maakt in Psychoville uiterst slim gebruik van herkenbare, al of niet sluimerende gevoelens van onbehagen over degenen die naast ons wonen. Of vier huizen verderop. Als schrijver van ‘horrorthrillers met fantasyaspecten’ gaat hij natuurlijk een stapje verder en eindigen pesterijen en vernederingen in een vreselijk bloedbad.

Het boek begint met een handleiding voor het maken van een brandbom en een beschrijving van de eerste moord, gepleegd door de verteller. Hij is vijfentwintig jaar, niet krankzinnig, maar tot krankzinnigheid gedreven vanaf zijn veertiende, toen er een eind aan zijn leven begon te komen. Sindsdien heeft elke dag die verstreek geleid naar het verschrikkelijke, glorieuze moment waarop hij wraak kon nemen. Het gezin March woont in een Londense volksbuurt, die moet wijken voor een snelweg. Ze worden noodgedwongen verbannen naar het villadorp Invicta Cross in Sussex, waar hen een betere toekomst zal wachten. De verhuizing naar het slaapstadje is desastreus. Billy, de enige zoon, gaat naar de plaatselijke school, ‘die eruitzag als de bunker waarin Hitler zichzelf had doodgeschoten’. Hun aanwezigheid als arbeidersklasse is een belediging voor de andere bewoners. Billy krijgt ??n vriend, de zoon van een begrafenisondernemer, en ??n vriendin, de eigenzinnige dochter van een verdwaasde vrouw. Hij houdt een rood leren dagboek bij, waarin hij voorspelt dat er verschrikkelijke dingen gaan gebeuren. Het gezin wordt door de andere bewoners getreiterd, vals beschuldigd, Billy’s hondje wordt onder verdachte omstandigheden doodgereden, zijn moeder komt naar aan haar einde; hij keert met zijn vader terug naar Londen, waar het leven er ook niet makkelijker op geworden is.

Tien jaar later vestigt een aantrekkelijk, jong echtpaar zich in dezelfde buurt in Invicta Cross, dat inmiddels is uitgeroepen tot Britain’s Favorite New Town. ‘Tijd voor positieve actie’, staat er in het rode dagboek, dat na een decennium stilzwijgen weer in gebruik is genomen. Gruwelijk, maar ook zwartgeestig, pakt Fowler uit in zijn eerste boek dat meer een thriller is dan een horrorroman. Een slim uitgewerkt verhaal over vernedering en wraak, met een zeer onverwachte plot, die de lezer even van de sokken slaat.

Thomas Harris

Hannibal – Thomas Harris

1999, Luitingh-Sijthoff

Twaalf jaar geleden schonk Thomas Harris de wereld met The Silence of the Lambs een monster in de gedaante van een mens: dr. Hannibal Lecter, alias Hannibal the Cannibal, briljant psychiater met een verfijnde kannibalistische smaak. Het boek over de seriemoordenaar werd, evenals de gelijknamige film, een waanzinnig wereldwijd succes. Lecter, de menseneter, ontsnapt in het verhaal, en toen was er het vervolg, eenvoudig Hannibal genaamd. In Amerika werd Harris overladen met lovende recensies (Stephen King noemde het, met The Exorcist, een van de twee griezeligste boeken van onze tijd) en kreeg hij alleen al voor de filmrechten 350 miljoen frank. Harris dompelt de lezer niet alleen onder in liters bloed, afgebeten ledematen en afgescheurde huid: hij geeft de hedendaagse mens tevens maatschappelijk relevante overpeinzingen mee. Wat raakt ons nog nu alles ons, in de werkelijkheid en in fictie, al geraakt heeft? De auteur gebruikt regelmatig ‘wij’ en ‘u’. ‘Als u gelooft dat u niets kan overkomen, gaat u dan naar binnen?’ Ja, we gaan naar binnen, betreden de wereld van Hannibal Lecter, kenner en uitvoerder van het slechtste in de mens; van FBI-agente Clarice Starling, die zich niet laat verslaan door haar angsten, maar ze overwint; van het slachtoffer dat zelf zo sadistisch is dat je hem van harte gunt wat zijn beul hem heeft aangedaan. Het boek is literair vaardig en geraffineerd opgebouwd. De gemiddelde lezer mag dan geen mensen stukhakken en opeten, een kip heeft hij zeker al eens onder handen genomen. Kannibalen zijn we in zekere zin dus allemaal, en dat slachtoffers later vaak daders worden, is ook een geaccepteerd gegeven. Hannibal Lecters verleden wordt enigszins prijsgegeven, dus begrijpen we hem ietsje beter. We laten ons zelfs, verwerpelijk maar begrijpelijk, licht verleiden door zijn verfijnde smaak op het gebied van muziek, kunst, aroma’s, wijn en keukenequipment. Tot zover worden we als mens, als potentieel monster en als lezer uitermate bevredigd. Maar wat moeten we in christus naam aan met het einde van het boek? Poppenkast, flauwekul, onzin. Jodie Foster, weer gevraagd voor de verfilming van het boek, was ook niet gelukkig met de ‘ontwikkeling’ die Harris voor Clarice Starling heeft bedacht. Vrouw. Lam.

Afgebrand (Afterburn) – Colin Harrison

2000, De Boekerij

Een auteur met an appetite for darkness. Duisternis, waarin seks en sterfelijkheid, pijn en genot, geweten en geweld, verraad en moord, moraliteit en immoraliteit, als onscheidbare tweelingen gepresenteerd worden. Geen auteur die zich er gemakkelijk van afmaakt, maar iemand die zich medeschuldig verklaart aan de normalisering van het geweld. Hij denkt dat schrijvers de proporties kunnen vinden tussen het geweten en geweld. In Afgebrand is hoofdpersoon Charlie Ravich op zoek naar een draagmoeder. Als Vietnam-veteraan lichamelijk zwaar beschadigd, zoon overleden, dochter onvruchtbaar, vrouw met Alzheimer, is hij weliswaar succesvol in de zakenwereld, maar wil hij een nakomeling om zich van een gedroomde onsterfelijkheid te verzekeren. Sterfelijkheid blijkt onontkoombaar, maar de weg tot sterven ?n overleven van de diverse karakters is keihard op papier gezet. Was er in zijn vorige boeken nog enige troost, dan wordt die in dit boek met de grond gelijkgemaakt, ondanks het einde, waar het nieuwe leven dat zich aankondigt alleen maar onpeilbare droefenis oproept. Men is al overspoeld door een lawine van gewetenloze oorlogen; gewetenloosheid in zakenwereld en maffia; een gekmakend gedetailleerde beschrijving van gewelddaden; harde, soms ontroerende, seks tussen vrouwen en vrouwen (in de gevangenis), en tussen mannen en vrouwen (buiten de gevangenis, maar gevangen in machteloosheid). Een hard boek, dat de lezer medeplichtig maakt aan gecompliceerde menselijke verhoudingen en het daaruit voortvloeiende geweld.

VogelMan (Birdman) – Mo Hayder

1999, Luitingh-Sijthoff

Een samenballing van al het denkbare en ondenkbare geweld werd het: de debuutroman van Mo Hayder. Na een leven van seks, drugs en rock-‘n-roll werd ze in Londen veiligheidsbeambte op een ruwe school in een nog ruwere buurt. In haar vrije tijd schreef ze VogelMan. Aanvankelijk was een van de personages een dichter die slechte po?zie schreef. Romantische gedichten, met afgekloven clich?s als vogels die in borsten fladderen, ‘mijn hart fladdert als een vogel’. De dichter sneuvelde in de uiteindelijke versie, de vogels verwerkte ze op een gruwelijke manier in het verhaal over een seksuele seriemoordenaar. Zelf geen fanatiek lezer van misdaadfictie, had ze altijd wel een fascinatie voor true crime.

Ze pikt informatie op uit handboeken over abnormaliteiten, uit sensationele Britse zondagskranten en tijdschriften waarin artsen de meest uiteenlopende vragen zeer gedetailleerd beantwoorden, en via internet. Voor VogelMan ging ze ook te rade bij politiemensen en forensische specialisten. Zo kon ze het boek schrijven dat ze zelf graag zou lezen. Of ze nu schrijft over necrofilie of over dwangmatig liegen, ze ontdekte dat het een fantastische vorm van tijdelijk ontsnappen is. In VogelMan is bijna iedereen een gevangene. Van de omstandigheden, van angsten of obsessies, van het verleden. Een goed voorbeeld daarvan is rechercheur Jack Caffery: gedreven in zijn werk; achtervolgd door een gebeurtenis in zijn vroege jeugd, de verdwijning van zijn broer; bezeten door schuld- en wraakgevoelens; nauwelijks in staat tot een min of meer normale relatie met een vrouw. Hayder wil de lichte en de donkere kant van haar personages laten zien.

De achtergrond van de moordenaar moet duidelijk worden, maar ook die van de good guy . Van de lichte kanten is in VogelMan niet veel te bespeuren: het is een rouwzwart boek.

De Jacht op Amanda (Hunting down Amanda – Andrew Klavan

1999, Meulenhoff

Een aardig Amerikaans vissersplaatsje op een mooie zomerdag in juli. Iedereen is loom en ontspannen. De wereld is goed. Tot de hel losbreekt. Zomaar, van het ene moment op het andere. ‘Het klonk alsof God in een berenval was getrapt.’ De aarde scheurde, het regende vuur en vlees vanuit de hemel, huizen zakten in elkaar, delen van lichamen spatten alle kanten op. Oorzaak: een exploderend vliegtuig. Wie daarvoor verantwoordelijk is, lezen we later. Mensen de hel indrijven, daar is Klavan een meester in.

Met  Don’t Say a Word ,  The Animal Hour  en  True Crime  (verfilmd door Clint Eastwood) verwierf hij sinds begin jaren negentig internationale faam. Hij schrijft hard, veel geweld, maar is vooral een bijzonder getalenteerd verhalenverteller. Niet bang om ingewikkelde, soms paranormale thema’s aan te snijden, zonder de vaart uit het verhaal te halen. In  De Jacht op Amanda  weet hij de lezer, tussen de veelvuldige gewelduitbarstingen door, ook af en toe te ontroeren. De vijfjarige Amanda Dodson, een mollig meisje van gemengd ras, heeft als gevolg van een experiment van een farmaceutisch bedrijf, het vermogen om doden tot leven te wekken. Het is op zich al knap dat hij zo’n gegeven aannemelijk maakt. Het meisje en haar moeder Carol worden meedogenloos opgejaagd door de verantwoordelijke, farmaceutische onderneming, die voor dit doel Executive Decisions heeft ingeschakeld, een privé-leger dat over de hele wereld militaire en clandestiene acties uitvoert. Een mooi gegeven in het bloedstollende verhaal is de opofferingsgezindheid, niet alleen van de moeder, die noodgedwongen ondergronds is gegaan als prostituee, maar ook van de anderen die zij tijdens hun onmogelijke vlucht ontmoet. Een van hen is de zwarte saxofonist Lonnie, die zelf kampt met een verleden van geweld, door hem gepleegd en hem aangedaan. De diverse karakters zijn tot in leven en dood aangrijpend te volgen en het einde heeft een dramatiek, die net als de aanvang van het boek met de hemel eindigt. De onmetelijke lichte hemel.

Acqua alta – Donna Leon

1998, De Boekerij

Een veertiende-eeuws Venetiaans palazzo. De diva van La Scala snippert in de keuken uien en zingt mee met de cd waarop haar eigen stem in I Puritani de rol vertolkt van Elvira, die langzaam krankzinnig wordt. Terwijl de twee stemmen zingen over pijn, liefde en verlies wordt haar minnares in de hal door twee mannen zwaar mishandeld. Buiten is er de dreiging van de  acqua alta  _ het onderlopen van de stad _ en het zal nog even duren voor de held van het verhaal, commissaris Guido Brunetti, zijn rubberlaarzen aantrekt om het kwaad te lijf te gaan.  Acqua alta  is de vijfde misdaadroman van de Amerikaanse, in Venetië woonachtige, auteur Donna Leon. Met name in Duitsland niet van de bestsellerlijsten weg te slaan. Leon is niet van de straat, net zomin als haar hoofdpersonen. In  Der Spiegel  schamperde ze ooit over ‘de belachelijke, joggende, junkfood etende detectives’ van haar Amerikaanse collega’s. Geen platvloerse politieman dus, maar een fijngevoelige intellectueel, een familyman, die evenals zijn schepper verliefd is op Venetië, maar zijn ogen niet sluit voor maatschappelijke wantoestanden. Thema van dit boek: de bloeiende, soms bloederige, handel in gestolen kunstwerken en de daarbij behorende kunstvervalsingen. Neventhema: de minachting van menige Italiaanse macho voor lesbische vrouwen. Een mooie schets van de stad, waar geen auto’s rijden, waar het water regeert en waar ‘de mensen uit het zuiden’, de maffia, als een natuurramp zijn binnengevallen, vermomd als stijlvol uitziende liefhebbers van de opera en de schone kunsten. Spannend tot het einde: verwoesting, kunst, water, rillingen, klappertanden, dierlijke kreten, liefde, dood. En niet voor iedereen gerechtigheid.

De terechtstelling  ( A Place of Execution ) – Val McDermid

2000, Luitingh- Sijthoff

McDermid’s beste werk tot nu toe, en ze heeft al veel uitstekende boeken geschreven. Haar serie over de vrijgevochten privé-detective Kate Brannigan werd een internationaal succes.

Daarnaast schreef ze een paar indrukwekkende psychologische thrillers. En dan nu het hoogtepunt: de volmaakte thriller, waarin de personages, het tijdsbeeld, de sfeertekening van de omgeving, de diverse intriges, de knappe schrijfstijl, en de geniale wending aan het einde, de lezer verbluft achterlaten. De terechtstelling begint met een inleiding, geschreven door een journaliste, Catherine Heathcote, die een boek heeft samengesteld over de verdwijning van een dertienjarig meisje in 1963. Zij groeide op in dezelfde omgeving en herinnert zich haarscherp de verpletterende indruk die het indertijd op haar en haar klasgenoten gemaakt heeft. Heathcote baseert haar verhaal op aantekeningen van de voormalige politie-inspecteur George Bennett, die zich vanaf het begin verantwoordelijk had gevoeld voor deze zaak, ‘een van de wreedste misdaden van de jaren zestig’. Ze voert gesprekken met hem en met andere betrokkenen uit het geïsoleerde gehucht Scardale, waar iedereen familie is van elkaar, en waar de buitenwereld als potentieel gevaar werd beschouwd. Alison Carter, dochter van een weduwe uit Scardale, die hertrouwde met een landeigenaar ‘van buiten’, wordt op woensdag 11 december 1963 vermist, nadat ze met de hond is uitgegaan. Er volgt een intensieve speurtocht, maar haar lichaam wordt nooit gevonden. Een dader is er uiteindelijk wel, en ondanks het ontbreken van een lijk wordt hij veroordeeld.

Journaliste Heathcote heeft de zaak naar eer en geweten onderzocht, het boek is klaar, maar ze is niet voorbereid op de onverwachte reactie van Bennett. Die bezweert haar het verhaal niet te publiceren omdat nieuwe informatie het onmogelijk maakt dit boek als een definitief verslag van het gebeuren te beschouwen. Hoe nu verder? Zoals gezegd, ontrolt zich in  De terechtstelling  een verhaal dat evenveel impact heeft als een spijker die tot op het bot in het lichaam van de fictieve, maar zeer realistisch beschreven, betrokkenen, als wel in het brein van de lezer wordt geramd.

 De hand van een moordenaar  ( Stetsjenije obstojatel’stv ) – Alexandra Marinina

1999, Luitingh-Sijthoff

Het moet de droom zijn van iedere auteur: in de metro zitten duizenden mensen elke dag jouw boeken te lezen. Ze verslinden je hoofdpersoon: een vrouw van in de dertig, met een onopvallend uiterlijk, die lui is, maar ook workaholic, die na het werk met haar voeten in een teiltje koud water gaat zitten, chronisch moe is en rugpijn heeft, die vier dagen met een pak sinaasappelsap doet als ze alleen ’s ochtends een glas neemt. Het klinkt weinig opwindend, bijna afstotend zelfs; toch vormen die verre van glamoureuze trekjes en leefgewoonten van de protagonist een wezenlijk en interessant onderdeel van de verhalen die de Russische auteur Alexandra Marinina te vertellen heeft.

Interessant, omdat we via die details inzicht krijgen in het hedendaagse leven in Moskou. Marinina is juriste en werkte twintig jaar in het onderzoeks- en opleidingsinstituut van het Russische ministerie van Binnenlandse Zaken, waar ze onder meer misdaadstatistieken en daderprofielen analyseerde en theoretische werken over criminologie publiceerde. Twee jaar geleden gaf ze haar baan als luitenant-kolonel bij de politie op om alleen nog te gaan schrijven. Vanaf 1993 verschenen er zo’n twintig thrillers van haar hand. Haar protagonist, Nastja Kamenskaja, rechercheur en analyticus, is voor negentig procent haar alter ego. Geen wereldliteratuur, niet opvallend goed of smeuïg geschreven. Maar Marinina weet wel de aandacht vast te houden door een degelijke schrijfstijl, en door de vastberadenheid van de hoofdpersoon, die vecht tegen vooroordelen _ voornamelijk van mannen die haar werk moeten beoordelen _ en tegen corruptie en criminaliteit tot in de hoogste kringen. Het wordt helder neergezet: hoe het land door de vrije markt, de commercie, de opbouw van de rechtsstaat, veranderde in een paradijs voor criminelen en een nachtmerrie voor de (onderbetaalde) politie.

Haar proza is bij de tijd en _ toch nog volgens de traditie _ een tikje belerend.

 Judaskind  ( Judas Child ) – Carol O’Connell

1999, Meulenhoff

Mocht een thriller de taak hebben te verontrusten, dan is dit een geslaagd voorbeeld. ‘Het gaat niet om de monsters, al zijn ze nog zo eng. Het griezeligste is als er opeens iets in de gewone wereld verandert _ … zoals bloed op de baard van de kerstman.’ Een tienjarig meisje verwoordt de essentie van al of niet fictieve gruwel: de ogenschijnlijk rustige buitenkant, waarachter zich iets monsterlijks verbergt. Neem een kleine stad, Makers Village, in de staat New York. Een week voor Kerstmis verdwijnen er twee meisjes, boezemvriendinnen, Sadie Green en Gwen Hubble.

Beiden zijn verslaafd aan horrorfilms, en vooral Sadie staat bekend als een notoire pestkop. Is dit een van hun streken?

Vijftien jaar eerder werd omstreeks dezelfde tijd een ander meisje ontvoerd en op eerste kerstdag vermoord teruggevonden. Het tweelingzusje van de plaatselijke politieagent Rouge Kendall, die bij de begrafenis bewusteloos was gevallen en wie het sindsdien aan levenslust ontbreekt. De lezer maakt ook kennis met zijn moeder, die lange tijd zwaar alcoholiste was; met de vaders en vooral de moeders van de vermiste kinderen, de een huisvrouw, de ander politica; met de plaatselijke elite: een psychiater, een huisarts, een hartspecialist; met de priester die voor de eerste moord veroordeeld is; met het hoofd van de wat vreemde kostschool St.-Ursula; de plaatselijke en districtspolitie, en de FBI die erbij komt als alles erop wijst dat het hier om een seriemoordenaar gaat, want ook elders zijn meisjes rond de kerst ontvoerd en vermoord. Forensisch psychologe Ali Cray ontdekt de zieke manier waarop de pedofiele moordenaar te werk gaat. Hij dwingt een minder welgesteld vriendinnetje het slachtoffer dat hij op het oog heeft, altijd een welgesteld meisje, in zijn val te lokken. Het eerste kind, het Judaskind, vermoordt hij meteen; het tweede kind, zijn echte doel, wordt altijd op eerste kerstdag vermoord gevonden. Zeer goed uitgewerkte, opvallende karakters, niet zelden beschadigd in het verleden, liefde, geweld, dood, wraak, ethiek, moed, amoraliteit, subplots, gotische horrorelementen. De ontknoping is verrassend en briljant.

 De verkoper  ( The Salesman ) – Joseph O’Connor

1998, Nijgh & Van Ditmar

Wat zou u willen doen met de man die uw dochter had verkracht, mishandeld, in coma geslagen, vermoord? Het antwoord: lijkt eenvoudig: met ijzeren staven verkrachten, mishandelen, in coma slaan, vermoorden. Een Ierse auteur heeft de wraakzucht van een ouder in een psychologische thriller uitgewerkt, maar zelfs in fictie blijkt het niet zo gemakkelijk als men zou hopen. Billy Sweeney, middelbare leeftijd, gescheiden, verkoper van schotelantennes, schrijft een dagboek voor zijn jongste dochter Maeve die na een roofoverval in coma raakte. De daders worden gepakt, maar als een van hen ontsnapt, heeft hij nog maar één doel: zich op de man wreken. Een gegeven dat zou kunnen leiden tot een rechttoe-rechtaan Dirty Harry-uitwerking. Hoewel dat voor de lezer heel ontspannen kan werken, heeft de auteur daar duidelijk niet voor gekozen. Joseph O’Connor, ook columnist en toneelschrijver, schreef een hartbrekend mooi boek over liefde, geweld, wraak en verlossing. Het verhaal dat Billy Sweeney zijn dochter vertelt _ mocht ze ooit uit haar coma ontwaken _, is de levensgeschiedenis van een man die zijn leven heeft verziekt door alcohol en door zijn onmacht om liefdevolle relaties in stand te houden. Hij hield zielsveel van zijn ex-vrouw Grace, die inmiddels is overleden, en van zijn twee dochters, maar dacht vooral aan zichzelf. Hij beschrijft de tijd waarin hij Grace leerde kennen, Dublin in de jaren zestig, maar ook de rechtszittingen die hij volgt, waar hij lijkt te verdrinken ‘in een rioolput vol bedorven woorden’. Buiten de politie om krijgt Sweeney de ontsnapte dader te pakken en dan volgt het meest gruwelijke maar ook het meest aangrijpende deel van het verhaal.

Twee mannen die verstrikt raken in een macabere ineenstrengeling, waarbij goed en kwaad elkaar beurtelings proberen te wurgen.

Ierland als decor voor de strijd tussen twee mannen die vervuld zijn van woede en haat, voor O’Connor geen toevallige symboliek.

Net zomin als het feit dat voor de ontknoping een rooms-katholieke benaming past: verlossing.

 Als twee druppels water  ( Mistaken Identity ) – Lisa Scottoline

1999, Meulenhoff

‘Wat is het verschil tussen een advocaat en een hoer? Een hoer zal je niet naaien als je dood bent.’ Lisa Scottoline, voormalig advocate, heeft deze grap niet toevallig verwerkt. Ze weet alles over de haat-liefdeverhouding die veel Amerikanen _ en niet alleen zij _ met de advocatuur hebben. Advocaten verschijnen altijd op het toneel als er iets vervelends is gebeurd en ze verdienen veel geld. Zes  legal thrillers  heeft ze tot nu toe geschreven, misdaadromans die zich afspelen in de wereld van het recht. Haar hoofdpersonen, meestal vrouwelijke advocaten, zijn doortastende meiden, of ze nu alleenstaande moeder, weduwe, of door hun man verlaten zijn. Ze slaan zich met verve en humor door het leven, dat zich zowel binnen als buiten de rechtbank afspeelt. De opwinding die een rechtszaak met zich brengt, rechtvaardigheid en corruptie, liefde en liefdeloosheid, vrouwen wier echtgenoot/minnaar/assistent vermoord wordt: dit alles wordt in een bundeling van enthousiasme en vakmanschap gepresenteerd.

 Als twee druppels water  is harder en nog intenser dan haar vorige boeken. Hoofdpersoon is de advocate Bennie Rosato, die we al eerder tegenkwamen in  Gezocht wegens moord  ( Legal Tender , 1996). Ze krijgt een cliënte, beschuldigd van moord, die beweert haar tweelingzus te zijn. Dat tempo belangrijk is voor de auteur, die ongeduldig wordt van boeken waarin niets gebeurt, bewijst ze ditmaal extra krachtig. We volgen de beide vrouwen; de zoektocht naar de waarheid in de moordzaak en in het vermeende zusterschap; een moeder die sterft zonder iets van de waarheid prijs te geven; een vader die jaren spoorloos was en zich op dubieuze wijze in het leven van zijn dochter(s?) mengt; politie en rechterlijke macht blijken niet altijd te deugen (een thema dat in meerdere boeken voorkomt); wantrouwen, haat, het harde gevangenisleven, de bokswereld: alles komt bijeen in een achtbaan waar leven en dood van afroetsjen. Het meedogenloze einde zal men niet licht vergeten.

Containervrouwen  (Containerkvinnen) – Kim Småge

1998, Signature/Manteau

Kim Småge, ooit de eerste vrouwelijke sportduikinstructeur ter wereld, situeert haar boeken in de havenstad Trondheim. Hoofdpersoon in  Containervrouwen  is de jonge politie-agente Anne-kin Halvorsen. Afkomstig uit een arbeidersmilieu, alleenstaand, sociaal bewogen. Thema van de roman: Oost-Europese vrouwen die onder valse voorwendselen naar een ander land gelokt worden en daar tot prostitutie worden gedwongen. Halvorsen stort zich met overgave in haar beroep, ook al brengt het haar in contact met de smerige kanten van het leven. Trondheim viert een jubileum voor het zoveeljarig bestaan van de stad en dat brengt veel congressen met zich. Bijeenkomsten van voornamelijk mannen, die ook op seksueel gebied wel eens een verzetje willen.

Russische vrouwen worden, zwaar gedrogeerd, in de ruimen van schepen vervoerd om de mannen aan hun gerief te helpen. Drie van die vrouwen worden in het havengebied in een container aangetroffen. Tussen rottend afval, afgerukte flarden behang, bruingevlekte platen hardboard en beschimmelde stukken vloerkleed bevindt zich een hoofd dat niet dood lijkt. De bijna onverstaanbare kreet  please, help me  blijft Halvorsen het hele boek door in de oren klinken. Hoewel ze het moeilijk vindt professionele afstand van de zaak te bewaren, meerdere malen in huilen uitbarst, en de hele rotzooi steeds in nachtmerries naar boven komt, is ze godzijdank geen heilige. Bij een vrijpartij verliest ze zelfs een belangrijk bewijsstuk. Trondheim wordt mooi beschreven, de kou in de naaldwouden dringt door tot in de botten, en de hopeloze dromen van Oost-Europese vrouwen _ op de markt uitgelachen als ze hun zelfgemaakte ‘haute couture’ te koop aanbieden _ geven het verhaal de authentieke scherpte van een fileermes.

Bittere bloemen  ( Bitre blomster ) – Gunnar Staalesen

1999, Manteau/Signature

Varg Veum, privé-detective, voormalig maatschappelijk werker bij de kinderbescherming, gescheiden, alcoholist. Niet het type alcoholist dat men nog wel eens aantrof in misdaadromans _ de harde jongen die whisky drinkt als water _ maar een wat zorgelijke, oudere man, bekommerd om de maatschappij en het leed waar hij mee te maken krijgt. Hoofdpersoon in de thrillers van Gunnar Staalesen. Noorse auteurs in het genre lijken op dit moment smaakbepalend voor de Scandinavische landen. Sociaal bewogen, vaardig in het beschrijven van het landschap, en een opmerkelijke behoefte om de lezer niet alleen te confronteren met misdaad, maar vooral met menselijke zwakheden. In  Bittere bloemen  belandt Veum meteen al in een smerige zaak, die later bijzonder gecompliceerd zal blijken. Minstens zo belangrijk is het feit dat hij juist de ontwenningskliniek heeft verlaten. Het kleine litteken met drie hechtingen op zijn onderarm tintelt regelmatig en herinnert hem eraan dat hij, met de dosis antabus onder zijn huid, geen keuze meer heeft. Alcoholgebruik zou een desastreus effect hebben. Zijn paspoort voor een nieuw leven wordt besproeid met mineraalwater. Staalesen is een zorgvuldige auteur. Iemand die niet zomaar een misdaadroman wil schrijven. De woorden zijn met liefde gewogen, de personages worden met mededogen neergezet.

Soms heeft hij de neiging wel erg poëtisch vindingrijk te willen zijn, met horizonten als op springen staande zeepbellen, maar meestal leidt zijn weloverwogen taalgebruik tot mooie kleine sfeerschetsen en portretten. Daarnaast is ook de verhaallijn interessant, anders zou het geen goede thriller zijn. Niet zonder humor en relativeringsvermogen ontrafelt Veum een milieuschandaal en de daarmee samenhangende verdwijning van een kind, acht jaar tevoren. Een invloedrijke familie, met ogenschijnlijk zeer verschillende telgen, wordt scherp geschilderd. De verwerking van chemisch en menselijk afval, daders die slachtoffers worden en andersom; het enige cliché waar de auteur zich niet aan heeft willen onttrekken is de moeizame verhouding tussen politie en privé-detective. Het is hem vergeven, zoals ook zijn protagonist veel te vergeven is.

 Messias  ( Messiah ) – Boris Starling

1999, Meulenhoff

De debuutroman van de jonge Engelse auteur Boris Starling begint met Spreuken 21, vers 23. ‘Wie zijn mond en tong bewaakt, bewaart zijn ziel van benauwdheden.’ Iets verderop worden we getrakteerd op Händels Messias, deel twee. De aria van de alt: ‘Hij werd veracht.’ Bijbelcitaten, religieuze begrippen en aberraties voldoen uitstekend in verhalen over mensen die als God zelf willen beschikken over leven en dood. Starling heeft voor zijn boek flink geleend van andere boeken, en films. Vooral Seven heeft diepe indruk op hem gemaakt. Een seriemoordenaar wiens moorden verwijzen naar de zeven hoofdzonden. Hij heeft er veel van opgestoken. Zijn boek stelt grote kwesties aan de orde: familieverhoudingen, verraad, schuld, een belast verleden, de onvermijdelijke donkere kant van de mens, en religieuze waan.

‘Wat ik bedoel, is dat je over straat loopt en een volslagen vreemde ziet en denkt: ik vraag me af hoe het zou voelen om jou te vermoorden. Hoe zou het zijn om je in je hart te steken of je hoofd in elkaar te trappen?’ Dat vraagt hoofdinspecteur Red Metcalfe zich af als hij verantwoording aflegt voor een _ maatschappelijk gerechtvaardigde _ daad van verraad. Het aangeven van een moordenaar. Die sterk met hem verbonden is. Een Londens rechercheteam, onder zijn leiding, krijgt in de hete zomer van 1998 te maken met moorden op een aantal mannen die vreselijk verminkt zijn en die gemeen hebben dat hun tong, terwijl ze nog leefden, eruit gesneden is en vervangen door een zilveren lepel.

Metcalfe verplaatst zich op intense wijze in slachtoffers, daders en situaties. Met drie collega’s opent hij de jacht op de seriemoordenaar, die hen aanvankelijk alleen maar voor raadsels stelt. Na een paar maanden, waarin diverse valse sporen zijn gevolgd, ontdekt hij in een boek over Michelangelo de motieven van de dader. Na een ernstige misleiding wordt Metcalfe geconfronteerd met de werkelijke moordenaar. Een spook uit zijn schuldige verleden. Het slot heeft een bijbelse doem van schuld en boete. Korte hoofdstukken. Snel en slim geschreven.

De zwarte dood – Piet Teigeler

2000, Houtekiet/Fontein

In de Antwerpse premetro valt een schot. Het slachtoffer is Hugo Kegelers, advocaat, specialist Europees recht, veertiger en ideoloog achter alles wat rechts, racistisch en autoritair is, niet alleen in België, maar in heel Europa. In  De zwarte dood  van Piet Teigeler hebben de speurders Carpentier en Dewit er een kluif aan. De moord is een los draadje, en wie eraan trekt, belandt in een onontwarbaar kluwen. Een van de draden leidt naar de Antwerpse diamantsector en vandaar ook naar de collaboratie. Een andere draad voert ons naar de beulen en de moordenaars van Mobutu’s geduchte geheime dienst die inmiddels door Kabila is omgevormd tot een niet minder criminele organisatie. Antwerpen lijkt wel vergeven van de racisten, nazi’s en ecofascisten die op chaos aansturen.

Bijna breekt er paniek uit als drie zwarten in het Instituut voor Tropische Geneeskunde worden binnengebracht met een besmettelijke ziekte die de pest blijkt te zijn. De bacteriënstam is kunstmatig aangemaakt en er is geen antibiotica tegen opgewassen. De militaire inlichtingendienst en de staatsveiligheid worden ingeschakeld. Iemand stuurt aan op ‘Ragnarok’, een term uit de Noorse mythologie die zoveel als eindstrijd of ‘Endlösung’ betekent. Begint het eindtijdperk in Brussel, en wat heeft de ontwrichting van het land door massamoord te maken met het huwelijk van kroonprins Filip en jonkvrouw Mathilde? Teigelers spannende misdaadroman zit vol verrassende verwijzingen naar de recente Belgische geschiedenis, het koloniale verleden en de internationale politiek.

Blonde Wraak (The disappearance of Lyndsey Barratt) – John Wilson

1999, De Boekerij

Wie denkt niet aan wraak na de beschrijving van een groepsverkrachting in deze psychologische thriller. Buiten bewustzijn, uitwendig en inwendig gekneusd, verscheidene botbreuken, overdekt met sperma, in haar vagina, haar anus, haar mond, haar ogen en op haar borsten. Zo werd Lyndsey Barratt aangetroffen in een treincoupé?, een uur nadat ze haar einddiploma, summa cum laude, van de Hershal Academy of Theatre and the Performing Arts in ontvangst heeft genomen. De daders zijn snel gevonden, elf leden van een cricketteam van de Winstanton School. Verwende zonen van rijke ouders. Geen wonder dat de rollen al snel worden omgedraaid en Lyndsey van slachtoffer tot uitdaagster wordt gemaakt. Even later verdwijnt ze spoorloos uit het ziekenhuis. Geen aanklacht, geen veroordeling. Ook voor een corrupte inspecteur van de regiopolitie en een sadistische gymleraar die voor ‘bewijzen’ tegen Lyndsey hadden gezorgd, loopt het met een sisser af. Zeven jaar later ontdekt een journaliste dat tien leden van het voormalige cricketteam op gewelddadige wijze om het leven zijn gekomen. Inspecteur spoorwegpolitie Grank Illiffe pakt de zaak, die hem altijd is blijven achtervolgen, weer op. Is de onvindbare Lyndsey de moordenares? Of haar mysterieuze tweelingzus Linda, die pseudo-snuff-films maakt, waarin mannen met een bijl, een mes, een auto, met drugs, gas of vuur, vermoord worden. Welke rol speelt de wereldvreemde, hyperintelligente computerprogrammeur Deborah Lambert? Sommige personages worden wat al te breed uitgemeten, er zijn wel erg veel lijnen die elkaar kruisen, en vrijdag de dertiende als fatale datum is iets te veel van het goede. Maar het verhaal is spannend, belicht de dubieuze rol van de media in zaken als deze, en veroordeelt bij monde van Illiffe ‘het politiesysteem en het wettelijk systeem dat zo gespitst is op eerlijk zijn tegenover misdadigers dat de onschuldigen eronder lijden’. Het einde is zonder meer schrijnend.

(Ineke van den Bergen)

Het jaartal achter de titel betreft de publicatie in Nederland/België. Van sommige auteurs zijn inmiddels nieuwe boeken vertaald. Bovenstaande aanbevelingen kunnen de weg wijzen bij een keuze daaruit.

Pieter Aspe, Patrick De Bruyn en Piet Teigeler werden gerecenseerd door Piet de Moor.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content