Bart Van Loo: ‘10 jaar na de biografie kijken we anders naar Napoleon’
Bart Van Loos klassieke biografie uit 2014, waarin hij Napoleon bekijkt door het fascinerende sleutelgat van de Franse Revolutie, verschijnt dit najaar in Frankrijk in een herziene uitgave. Die uitgave vormt de basis voor een herziene en uitgebreide Nederlandse editie die nu in de winkel ligt. In zijn nieuwe nawoord staat hij stil bij wat er in tien jaar tijd is veranderd in onze kijk op de Franse keizer
Op 18 juni 2015 mocht ik op de Vlaamse televisie live commentaar geven bij de herinneringsceremonie in Waterloo: de nazaten van Blücher en Wellington tekenden present, en ook Jean-Christophe Napoléon (nakomeling van Jérôme, de jongste broer van Napoleon) reisde naar de plek waar zijn voorvader het onderspit delfde. Van de afstammelingen van de onfortuinlijke maarschalk Grouchy viel geen spoor te bekennen.
Prominent in beeld verscheen de leeuw van Waterloo, die sinds 1826 zijn blik richt naar Frankrijk, een blik die boekdelen spreekt: ‘Beste fransozen, haal het nooit meer in jullie hoofd ten strijde te trekken.’ Rond deze stenen leeuw verzamelden zich diezelfde dag ‘s avonds, en de avond erna, telkens zestigduizend toeschouwers voor een gigantische re-enactment van Napoleons nederlaag.
Met enig geluk kon je een praatje aanknopen met de keizer zelf, althans met de man die hem speelde. Een zekere Frank Samson, een advocaat uit Orléans, nam al meer dan tien jaar die rol voor zijn rekening. Corsicaanse uitdrukkingen, de neiging om veel aan zijn mouw te trekken, mediterrane woede-uitbarstingen, noem maar op: Samson draaide er zijn hand niet voor om.
Bij de herdenking van 200 jaar Waterloo leek het alsof Napoleon met terugwerkende kracht alsnog de overwinning werd gegund.
Nadat hij aan zijn aftocht was begonnen, viel de nacht en raakte ik de weg kwijt op het slagveld. Een auto met rumoerige Duitsers volgde nauwgezet mijn wankelmoedige poging om de juiste weg terug vinden. Even waande ik me een van de overlevende grenadiers die de moordende Pruisen probeerden te ontvluchten.
Niet alleen in Waterloo zelf, maar ook in de media en in vele boeken deed men de slag talloze keren over. Wat had Napoleon moeten doen om alsnog te winnen? Het had niet moeten regenen, zodat de Franse kanonskogels niet in de modder waren blijven steken, zei de ene. Hij had geen oplopend terrein moeten kiezen dat eindigde op een met hagen omzoomde holle weg waarachter de geallieerden de Fransen makkelijk konden afschieten, opperde een ander. Als hij nu eens niet ziek was geweest, suggereerde een derde. En wat als het horloge van Grouchy niet had achtergelopen, grolde een laatste.
(Lees verder onder de cover.)
Het leek alsof de Corsicaan met terugwerkende kracht alsnog de overwinning werd gegund. Geschiedenis als frivool spel van what if-verlangens. Van Wellington was amper sprake. Alles draaide om de man die zo smartelijk verloor en genadeloos werd afgevoerd naar Sint-Helena.
Vervolgens viel me in 2019 het voorrecht te beurt enkele dagen te verblijven op het eiland waar Napoleon de geest gaf. Na de nederlaag bij Waterloo had Europa hem zo ver gegooid als het kon. Naar het gat van de wereld, het hol van Pluto, het eiland Sint-Helena. Een monumentale kerker zonder muren, vastgeketend aan de eindeloze horizon van de Atlantische Oceaan. ‘Een katafalk in de rotsen’, aldus Chateaubriand.
(Lees verder onder de preview)
Door het raampje van het vliegtuig kon ik op een dag zelf de grauwe vulkaanrots ontwaren. De roestbruine kleur van de rotsen kwam overeen met de bekende beschrijvingen. Dit leek echt het gat van de wereld. Napoleon had gelijk, zo dacht ik in het vliegtuig, Chateaubriand net zo goed, al zette die laatste hier nooit een voet. Toch gingen die donkere verwachtingen snel aan diggelen.
Voorbij de vulkaanrotsen bij het vliegveld openbaarde Sint-Helena zich als een paradijselijk eiland. Groene hellingen, wuivende palmbomen, tropische bloemen, ik kwam ogen tekort. De vogels floten exotische riedels, in de zee maakten dolfijnen capriolen dat het een lieve lust was. Wandelpaden brachten me nu eens op woestijnachtige hellingen en leidden dan weer naar idyllische plekken als Diana’s Peak. Elders ontvouwde zich een glooiend landschap dat niet zou misstaan in de lieflijkste kasteeltuinen van Engeland. De hemel veranderde onophoudelijk van aanblik. Wat hadden William Turner, John Constable en Joachim Patinir hun landschapshart hier kunnen ophalen.
Het was er zo mooi dat ik vijf dagen later bij het verlaten van het eiland betreurde geen langer verblijf te hebben geboekt. Ook daagde de gedachte: zette Napoleon de omstandigheden niet extra negatief in de verf? Natuurlijk moet het een diepe vernedering zijn geweest om van het paleis van de Tuilerieën in het bescheiden Longwood House te belanden, waren de muren er dun en was het tropisch klimaat geen pretje, maar Sint-Helena kun je bezwaarlijk de allerergste bestemming op aarde noemen.
Op Sint-Helena bedacht ik me: zette Napoleon de omstandigheden niet extra negatief in de verf?
Ach, wie komt het hier ooit controleren, moet Napoleon hebben gedacht. Trefzeker boetseerde hij zich tot een beklagenswaardige martelaar. Het maakt zijn propagandastunt alleen maar indrukwekkender. De halve wereld en nagenoeg het hele nageslacht: in Sint-Helena stak de gevallen keizer ze allemaal in zijn zak.
Het was goed Plantation House te bezoeken en de hand te drukken van Philip Rushbrook, de verre opvolger van Hudson Lowe, de man die Napoleon het leven zo moeilijk had gemaakt vanaf 1816. In een van de vertrekken zag ik aan de ene kant een portret van de keizer hangen, aan de andere kant een van Lowe.
Twee eeuwen na datum worden de twee nog altijd gedwongen elkaar in de ogen te kijken. De omweg langs Longwood House, waar Napoleon de laatste jaren van zijn leven sleet, vaut le détour, dat spreekt. De kamer waarin hij stierf. Het biljart waarop hij kaarten en documenten spreidde. Zijn geliefde badkamer. De mooie tuin. Maar het meest bekoorde me toch de locatie van zijn graf, een zerk zonder naamsvermelding omdat Hudson Lowe het keizerlijke ‘Napoleon’ niet toeliet.
Het decor rond het lege graf is van een verkwikkende schoonheid. Bougainvillea’s die tot hoog in de bomen klimmen. Paarse tinten in een weldadig groen geheel. Een veel intiemere plek dan het hagiografische en enigszins kille kader van de Dôme des Invalides in Parijs, waar de resten van Napoleon sinds 1840 rusten.
In 2021 wilde men weten of Napoleon vrouwonvriendelijk was geweest. De actualiteit bepaalt onze kijk op het verleden.
Vandaag ligt de reis naar Sint-Helena al vier jaar achter mij en blaast Napoleon – De schaduw van de revolutie negen kaarsjes uit. De tijden zijn veranderd. Mocht ik in 2014-2015 onbekommerd over Napoleon praten in de media, dan ging dat tijdens de herdenking van zijn dood in 2021 anders in zijn werk. Toen ik in een tv-studio Napoleons overlijden op Sint-Helena in herinnering bracht, kreeg ik andere vragen voorgeschoteld. Voor het eerst werd het me zo duidelijk dat het grotendeels de actualiteit is die onze kijk op het verleden bepaalt. Men wilde weten of Napoleon vrouwonvriendelijk was geweest. En of het waar was dat hij de slavernij opnieuw had ingevoerd. Zelfs kreeg ik de vraag hoe het juist zat met zijn inspanningen om vaccins te ontwikkelen. De wereld had Black Lives Matter en #metoo zien passeren, ze had een pandemie gekend.
Uiteraard waren het terechte vragen. Zo voorzag de Code civil bijvoorbeeld in een boete voor overspelige mannen, terwijl vrouwen veroordeeld konden worden tot een verblijf van drie maanden tot twee jaar in een opvoedingsgesticht. In zijn privéleven was Napoleon allesbehalve vooruitstrevend als het op vrouwen aankwam en kon hij zich helemaal vinden in de door zijn eigen wetboek geproclameerde onderwerping van de vrouw aan het gezag van de man. Maar toen ik een paar nuancerende kanttekeningen maakte — in Nederland moesten vrouwen bijvoorbeeld nog wachten tot 1919 voor ze algemeen stemrecht kregen, in Frankrijk tot 1944, in België tot 1948 — werd me dat niet in dank afgenomen op Twitter. Ook dat verraste me. Was mijn boek in 2014 in een belangrijke Nederlandse krant nog onthaald als een ‘vilein boek’ dat onheus afrekende met Napoleon, dan werd ik nu weggezet als iemand die de Corsicaan onterecht verdedigde.
Ineens gaat het bikkelhard over een sluitend moreel oordeel. En jawel, ook ik móést een vonnis vellen.
Voor nuance bleek weinig plaats. Leek de kwestie of hij nu goed of slecht was in 2014 eerder nog een soort van entertainmentbevraging – naast de obligate vragen over die hand op borsthoogte en zijn lichaamslengte –, dan ging het nu bikkelhard over een sluitend moreel oordeel. En jawel, ook ik móést een vonnis vellen. Ik opperde dat geschiedschrijving geen boekhoudkundig programma is waar je alle positieve en negatieve elementen kunt invoeren, vervolgens op een knop drukken, om dan ten slotte op een serveerblaadje het saldo gepresenteerd te krijgen. Dat het waarschijnlijk onmogelijk is een historische weegschaal te creëren die het gewicht kan torsen van aan de ene kant de geniale Code civil, aan de andere kant het bloedvergieten van miljoenen. Dat geschiedenis een eindeloos spel van ambivalentie is en dat Napoleon daar juist een uitstekend voorbeeld van was.
Zonder de Franse Revolutie had Napoleon nooit zo’n onwaarschijnlijke carrière kunnen uitbouwen.
Maar ik zei ook dat ik een andere verhouding aan de dag legde met de aartsvaders van de Lage Landen uit De Bourgondiërs, ook al zou iemand als Karel de Stoute vandaag ongetwijfeld voor het Internationaal Strafhof in Den Haag moeten verschijnen. Wat is dan het wezenlijke verschil met Napoleon? De Bourgondische hertogen hebben de Franse Revolutie niet gekend, Napoleon wel, sterker: zonder die Revolutie had hij nooit zo’n onwaarschijnlijke carrière kunnen uitbouwen en zouden er amper of geen boeken over hem zijn geschreven. Zelf erkende hij die schatplichtigheid ook – sterker, na de executie van de hertog van Enghien zei hij luid en duidelijk: ‘Ik ben de Franse Revolutie.’
En op Sint-Helena herhaalde hij dat hij ‘de fakkel heeft doen branden’ en ‘de beginselen heeft bekrachtigd’ van diezelfde Revolutie. Het leek me dan ook niet meer dan normaal dat de door hem geëxporteerde revolutionaire waarden van liberté, égalité en fraternité als een kritisch interpretatiekader over zijn carrière konden worden gelegd.
Zo beland ik automatisch bij de uitdaging die me elf jaar geleden aan het schrijven van dit boek bracht. Was het mogelijk om de twee meest tot de verbeelding sprekende verhalen uit de moderne westerse geschiedenis, Napoleon en de Franse Revolutie, vertellend samen te ballen in 450 pagina’s? In de wetenschap dat over beide fenomenen talloze kleppers van meer dan duizend bladzijden bestaan? Kon je dat doen zonder in het napoleontische woud van epiek en propaganda verloren te lopen? (Niet dus, ik moest in ieder geval blozend vaststellen dat ik het cliché van Sint-Helena als baarlijke hel op aarde klakkeloos had overgenomen.) En zou het mogelijk zijn dat te doen met een narratieve flair die de lezer het gevoel geeft dat hij een roman leest terwijl het geheel wetenschappelijk en inzichtelijk overeind blijft?
Een werk dat hopelijk genuanceerd genoeg is om een aantal elementen aan te dragen voor lezers die er toch naar verlangen een oordeel te vellen? Met een (beschrijvende) bibliografie die ze de weg wijst naar meer verdieping? Een werk dat zich kortom richt tot iedereen met een passie voor geschiedenis, of zoals de grote Franse romanschrijver Georges Perec het zou formuleren, een boek om ‘plat op je buik liggend’ te verslinden?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier