Auteur Sofie Lakmaker: ‘De meeste transgenders zijn bezorgd of ze wel transgender genoeg zijn’
Sofie Lakmaker schreef met De geschiedenis van mijn seksualiteit begin februari al het debuut van het jaar. ‘Iedereen lijkt te denken dat twee vrouwen alleen met elkaar kussen om omstaanders op te geilen.’
Ik was eigenlijk van plan om oxazepam in huis te halen’,vertelt Sofie Lakmaker, half lachend. Ik had haar gevraagd hoe de weken en maanden na het verschijnen van haar debuut waren geweest. Zij denkt aan de stress die daar onvermijdelijk bij hoort, ik had vooral de vele loftuitingen in gedachten. Het is een tijd geleden dat een debuut nog zo veel aandacht kreeg in de Lage Landen. Nochtans is de autobiografische roman De geschiedenis van mijn seksualiteit een klassiek coming-of-ageverhaal, maar wel geschreven door een jonge, lesbische schrijfster die er zelfs nog niet uit is of ze wel een vrouw wil zijn. Lakmaker verhaalt over haar studentenleven in Amsterdam, waarin ze via een moeilijk bij te houden aantal liefjes en vriendinnen probeert uit te zoeken welke toekomst haar seksualiteit heeft. Het is soms aandoenlijk, op het einde zelfs ontroerend en vooral ontzettend geestig. De geschiedenis van mijn seksualiteit barst van de energie en de belofte.
Als ik Lakmaker eind juni in haar eenkamerappartement in Amsterdam opzoek, wil ik dus eerst weten hoe de voorbije maanden zijn geweest. ‘Ik was erg onzeker, vandaar dat kalmeringsmiddel. (lacht) Uiteindelijk was ik heel blij met de aandacht, maar in de eerste weken ging het wel vooral over dat gendergedoe. Fijn dat ik daarmee in de media kom, dacht ik, maar zelfs in de boekbesprekingen ging het amper over de literaire kwaliteiten. Dat maakte mij wel zenuwachtig, tot er een mooie, literaire recensie verscheen in NRC Handelsblad. Daar was ik heel trots op, en ook opgelucht over.’
Plots zijn er wel heel veel kostuum-drama’s over lesbiennes. Blijkbaar kunnen we een lesbienne pas verdragen als ze een korset draagt.
Het is ook wel moeilijk om het over uw debuut te hebben zonder over u te praten.
Sofie Lakmaker: Ja, misschien was ik daar wat naïef in. Maar je hoopt toch iets te doen met de stijl waarin je schrijft, want uiteindelijk kan iedereen wel wat over zichzelf schrijven. Het is trouwens ook niet helemaal autobiografisch, het is een roman. Ik was laatst op een demonstratie voor de rechten van transgenders, en iemand wilde met me op de foto omdat ze mijn boek gelezen had. Leuk, dacht ik. Maar achteraf vertelde ze: ‘Elke keer als er iets verkeerd gaat in mijn leven kan ik nu gelukkig denken: ik heb in ieder geval niet zo veel foute levenskeuzes gemaakt als Sofie Lakmaker.’ Totaal geschift, maar ik probeer zulke opmerkingen gewoon los te laten nu. Daarvoor is het wel goed dat ik in een pizzeria werk.
Werkt u daar nog altijd?
Lakmaker: Ja, ik vind dat werk ook fijn. Ik heb de afgelopen maanden gemerkt dat ik daar alles beter kan laten bezinken. In die hectische periode was dat echt een rustpunt.
Het geld rolt nog niet binnen?
Lakmaker:(lacht) Nee, ik heb gisteren mijn rekening gecheckt en ik sta in het rood. Royalty’s krijg je pas een jaar nadat je boek is verschenen. Ik ga er ook wel wat aan verdienen, hoewel ik dat nooit had gedacht, maar absoluut niet zo veel als bijvoorbeeld Lize Spit. Ik heb al een regendouche voor mijn vriendin gekocht, en ik ben op zoek naar designerstoelen voor in mijn appartement. Helemaal vooruitlopend op volgend jaar ben ik extreem royaal geworden, dus ik geef veel meer rondjes op café.
U komt uit een intellectuele familie. Groeide u op in een omgeving waar het haast vanzelfsprekend is dat iemand een boek probeert te schrijven?
Lakmaker: Mijn halfbroer Daniël Van der Meer is natuurlijk uitgever bij Das Mag en mijn moeder heeft non-fictieboeken geschreven. Maar het is absoluut niet zo dat ik gepusht werd om zelf te schrijven. Toen ik op mijn 22e of 23e al een boekcontract kreeg bij Das Mag, vond mijn moeder me wel heel jong. Ze vroeg zich af of ik niet beter eerst wat meer zou lezen en nog een jaar of tien zou wachten voor ik zelf iets op papier zette.
Wist u al wat u ging schrijven toen u dat boekcontract kreeg?
Lakmaker: Ik had drie ideeën toen ik voor het eerst met mijn redactrice sprak. Een ervan was een XL-versie van het kortverhaal dat ik al voor Das Mag schreef, en dat ook De geschiedenis van mijn seksualiteit heette. Dat is het dus geworden, want dat was het persoonlijkst en daarmee zette ik het meeste op het spel. Ik wist dus wel al ongeveer wat ik zou schrijven, hoewel bijvoorbeeld mijn moeder in die periode nog leefde. Het slothoofdstuk over haar dood is me pas later te binnen geschoten.
Dat hoofdstuk legt nochtans heel mooi een extra betekenislaag over de hele roman.
Lakmaker: Ik wil wel doen alsof ik een mastermind ben die het allemaal vooraf netjes had uitgedacht, maar zo is het niet gelopen. (lachje) Ik schaamde me zelfs een beetje toen ik dat hoofdstuk had geschreven: wéér iemand met een moeder met kanker. Het leek mij een cliché, maar mijn broer was het daar helemaal niet mee eens. Sterker nog: hij vond dat ik er nog wel wat extra pagina’s over mocht schrijven.
Helpt dat een beetje, een boek schrijven over de dood van uw moeder?
Lakmaker: Ik zou niet zeggen dat het voordelig is, nee. Ik herinner me de dagen rond haar dood nu ook zoals ze in het boek staan. Als ik daar met mijn vriendin, die mijn moeder niet heeft gekend, over wil praten, vertel ik haast dat hoofdstuk na. Er is nochtans veel meer gebeurd in die dagen, dingen die misschien gewoon niet in de literaire opbouw van mijn roman pasten. Het grotere verhaal blijft natuurlijk gewoon dat ik eerst een moeder had en nu niet meer, en daar weet ik nog altijd geen raad mee. Mensen denken trouwens dat ik er heel graag over wil praten omdat ik er in mijn boek over heb geschreven, terwijl het tegenovergestelde waar is. Daar staan dingen in waar ik het tot daarvoor zelfs met mijn vader nooit over had gehad.
Uw boek is een van de weinige succesromans met een lesbisch hoofdpersonage. In vergelijking met de vele romans over homo’s is het zelfs een zeldzaamheid. Waarom zijn er daar zoveel minder van?
Lakmaker: Dat geldt niet alleen voor de literatuur. Ook voor films, bijvoorbeeld, hoewel er nu plots wel heel veel kostuumdrama’s over lesbiennes verschijnen. Blijkbaar kunnen we een lesbienne pas verdragen als ze een korset draagt. (lachje) Ik weet niet of ik daar een goede verklaring voor heb. In Amsterdam zijn er wel heel wat lesbische of biseksuele schrijfsters, zoals Maartje Wortel, Hanna Bervoets, Niña Weijers en Nina Polak. Ze lijken het in hun werk maar zelden expliciet over die seksualiteit te hebben. Ik kan daar wel in komen. Ik was ook bang om gereduceerd te worden tot lesbienne, omdat ik dat voor een deel dus ben en er ook nog eens over schrijf. Het is bij mij gelukkig goed uitgedraaid.
Welke boeken of auteurs las u zelf toen u opgroeide?
Lakmaker:The Argonauts van Maggie Nelson heb ik heel graag gelezen. Een heel sterk boek vond ik ook Stone Butch Blues van Leslie Feinberg, dat helaas niet meer in druk is. Er zit een scene in waar een jonge butch voor het eerst seks heeft en daarbij een voorbinddildo gebruikt. Ik had dat nog nooit gelezen, tenzij half grappend, zoals ik in mijn eigen boek eigenlijk doe. Feinberg schrijft in alle ernst over die seks, en bovenal enorm liefdevol. Het voelde haast helend, om over dit soort seks te lezen op een manier die zichzelf serieus neemt. Maar ik lees ook andere auteurs heel graag: Salinger, Coetzee, en Rituelen van Cees Nooteboom vond ik ook heel goed.
Niemand hoeft te weten waar ik precies ben geopereerd, en of ik veel last heb van mijn littekens.
Hij komt er in uw boek nochtans bekaaid af: u zet Nooteboom neer als een griezel.
Lakmaker: Ja, hij is ook een beetje een viezerik. Ik zag hem onlangs in Amsterdam op een bankje voor zich uit zitten staren, terwijl ik voorbijfietste. Toen had ik wel wat met hem te doen, hoewel ik niet eens weet of mijn boek hem heeft bereikt. Nu ja, hij moet het maar kunnen hebben.
Hoe komt het dat lesbiennes in de media- en cultuurwereld veel afweziger zijn dan homo’s?
Lakmaker: Ik maak er in mijn boek grapjes over: homo’s worden tenminste in elkaar geslagen, over lesbiennes denkt iedereen dat ze over een week wel weer bijdraaien. Het is vrij raar hoe mensen met ons omgaan. Nu lijk ik zo veel op een jongen dat mijn vriendin en ik voor hetero’s worden aanzien. Vroeger heb ik talloze keren meegemaakt dat ik met een meisje stond te kussen, en mensen vroegen of ze mochten meedoen. Soms namen ze zelfs meteen aan dat dat wel kon. Kussen is een heel intieme bezigheid, maar iedereen lijkt te denken dat twee vrouwen het enkel doen om omstaanders op te geilen. We worden in alles minder serieus genomen, want we zijn én vrouw én lesbisch. Homo’s zijn tenminste nog mannen, met alle voordelen die daar in de samenleving bij horen.
U bent ook transgender. Dat zit maar heel zijdelings in het boek, terwijl ik me kan voorstellen dat het u ook opslorpte in die periode.
Lakmaker: Het boek beschrijft ongeveer de periode van mijn 17e tot mijn 23e. Ik zat toen vooral met vragen over het ongemak dat ik voelde, zonder dat ik daar al veel conclusies aan kon verbinden. Het is moeilijk om te schrijven over iets dat nog aan de gang is, maar het is natuurlijk wel een dankbaar onderwerp. Ik denk dat ik er later nog wel een ander boek over zal schrijven.
De Nederlandse filosoof Maxim Februari ging u daar al in voor.
Lakmaker: Dat was heel concreet, bijna een kennismakingsgids voor mensen die niets weten over transgenders. Niemand hoeft te weten waar ik precies ben geopereerd, en of ik veel last heb van mijn littekens. Ik moet eerlijk zeggen dat ik ook een ander verhaal heb te vertellen. Het was voor Februari heel duidelijk: hij was vroeger een vrouw, maar nu – bam! – is hij een man. Het gaat bij mij allemaal veel geleidelijker.
In de media krijgen vooral die afgeronde verhalen aandacht, zoals in Vlaanderen journalist Bo Van Spilbeeck, politica Petra De Sutter en muzikant Sam Bettens.
Lakmaker: Het zijn dankbare verhalen, natuurlijk. ‘Vroeger was ik heel ongelukkig met mezelf, en nu klopt het allemaal: eind goed, al goed.’ Ik vond Girl van Lukas Dhont een prachtige film, maar het verhaal past ook wel in een bepaald narratief. Dat meisje kon zelfs niet meer naar haar lichaam kijken in de spiegel. In veel opzichten kon ik het wel prima met mijn lichaam vinden. In mijn omgeving lijken transgenders ook meestal een verhaal te hebben dat op het mijne lijkt. Sterker nog, de meeste transgenders zijn bezorgd of ze wel transgender genoeg zijn. Bij de Vrije Universiteit Amsterdam, waar transgenders voor alle ingrepen moeten zijn, is er een toeloop van mensen die helemaal niet alle operaties willen doormaken. Ze willen slechts een of twee dingen veranderen.
U bent vaak heel erg kritisch voor die behandeling van de Vrije Universiteit.
Lakmaker: Het is ook het enige ziekenhuis in Nederland waar wij terechtkunnen, ze hebben een monopolie. Er is nu een Instagramaccount, VU gender mistreatment, dat volgens mij gevolgd wordt door iedereen die ooit voor zo’n behandeling in de VU is geweest. Er worden horrorverhalen verteld door mensen die in de ogen van de VU dus nog niet trans genoeg zijn. Ze beginnen nu stilaan wel te erkennen dat er zoiets bestaat als non-binair, hoewel daar nog altijd heel wantrouwig over wordt gedaan. Mensen die twijfelen worden beschouwd als verward of zelfs ontoerekeningsvatbaar. Maar misschien is dat gewoon een normale staat van zijn? Ik kreeg vaak het advies om te doen alsof ik er helemaal uit was wat ik wilde zijn, omdat ik anders misschien geen enkele behandeling kreeg. Het zorgsysteem duwt ons echt in een bepaalde richting.
Ik schreef u in mijn mails aan als Sofie. Klopt dat nog wel?
Lakmaker: Dat vind ik moeilijk. Ik ben er 100 procent zeker van dat de voornaamwoorden ‘zij’ en ‘haar’ niet over mij gaan, en ‘hen’ en ‘hun’ ook niet. Ik ben er vrij zeker van dat het ‘hij’ en ‘hem’ wordt. De kinderen van mijn vriendin zijn me op een bepaald moment Tobi gaan noemen, en dat voelt ook heel goed. Maar soms denk ik: shit, nu moet ik er helemaal voor gaan, terwijl ik me ook wel prettig voel bij Sofie. Ik voel me verplicht een knoop door te hakken die ik misschien wel helemaal niet wil ontwarren.
Voor andere transgenders is het een doodzonde om hun oude naam te noemen.
Lakmaker: Ik zou liegen als ik zei dat ik over mijn nek ga als ik Sofie nog hoor. Ik wil de mensen om me heen ook niet het gevoel geven dat ze iets heel fout kunnen doen.
Gaat uw volgende boek daarover?
Lakmaker: Nee, ik ga eerst nog andere dingen doen. Ik heb tot mijn zeventiende bij de jongens gevoetbald, en wil daar heel graag een boek over schrijven. Ik wil het over die sport hebben en alles wat daarbij hoort. Het zal ook wel over gender gaan, maar veel minder nadrukkelijk. Ik ga daarnaast misschien een televisieprogramma maken waarin ik praat met voetballers die me fascineren, maar dat staat nog niet helemaal vast.
Maar voorlopig blijft u nog even in die pizzeria werken?
Lakmaker: Wel, eigenlijk niet. Ik ga er waarschijnlijk stoppen. Maar dat heb ik mijn bazin nog niet durven te zeggen. (lacht)
Sofie Lakmaker
– 1994: geboren in Amsterdam
– Begon aan studies Russisch en literatuurwetenschappen, om in 2018 af te studeren in de filosofie
– Schrijft columns en bijdragen voor De Groene Amsterdammer, en nu ook voor LINDA Meiden
– Publiceerde eerder dit jaar haar debuut De geschiedenis van mijn seksualiteit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier