‘Als een roman tot een plot is te reduceren, is hij de moeite van het lezen niet waard’
‘De consequenties’ van Niña Weijers won dit voorjaar de prijs van de Lezersjury van de Gouden Boekenuil. Het was de bekroning van een jaar waarin haar debuut zo veel aandacht trok dat ze geen tijd kreeg om aan een nieuw boek te beginnen.
Na Annelies Verbeke, Joris Luyendijk en Griet Op de Beeck, is Niña Weijers de vierde schrijver in de interviewreeks, die Knack.be in deze zomerweken brengt, met Nederlandstalige auteurs die dit jaar met hun boek prominent in het zonnetje stonden.
Waar gaat ‘De consequenties’ eigenlijk over? Het debuut van de inmiddels 28-jarige Weijers telt nog geen driehonderd pagina’s, maar is zo vol dat geen enkele samenvatting de roman recht zou doen. Hoofdpersoon is Minnie Panis: een beeldend kunstenaar die zichzelf tot inzet maakt van haar internationaal gevierd werk. Ze laat zich drie weken ongelimiteerd bespioneren door een fotograaf. Maar als ze daarbij door het ijs zakt, wordt ze verzorgd door een mysterieuze arts die Minnie eerder had behandeld toen ze een opvallend zwijgzame baby was. En dat is alleen maar een rudimentaire navertelling van het plot. Het is een roman over kunst, de relatie tussen jeugd en volwassenheid, de vraag naar authenticiteit en, zoals gezegd, nog veel meer. Is dat soms de reden dat ‘De consequenties’ steeds meer lezers vindt?
Je boek verscheen in mei 2014. Hoe omschrijf je de periode sindsdien?
‘Als een achtbaan. Dat is een slappe metafoor, maar toch: het karretje kwam langzaam op gang en ging steeds sneller rijden. Ik koesterde alleen een bescheiden hoop op een paar goede recensies in kranten. Ik wist dat er niets had kunnen gebeuren, zoals veel debuten overkomt, al ging ik daar nu ook weer niet vanuit: anders had ik dat boek natuurlijk niet geschreven. En toen bleef het zich maar opstapelen. De Anton Wachterprijs voor beste debuut in het najaar, nominaties voor de Librisprijs en de Gouden Boekenuil. Het hielp ook dat media niet zo vindingrijk zijn. Als je in één krant staat, volgen de andere vanzelf. Al die aandacht deed heel veel voor mijn boek.’
Hoeveel exemplaren zijn er inmiddels verkocht?
‘Rond de 14.000, geloof ik. In elk geval: minstens tien keer zoveel als ik ooit had durven hopen. Dat mensen – géén familie of vrienden – het boek hebben gelezen, er met elkaar over praten, het aanraden. Dat ik onbekenden het heb zien lezen in de trein, één keer zelfs in het vliegtuig. Dat het boek in essays wordt gebruikt als referentiepunt voor deze generatie schrijvers en het in een traditie wordt geplaatst. Het is allemaal geweldig – al is dat laatste ook een komisch en soms wat bevreemdend fenomeen: ik heb jaren aan het boek gewerkt zonder me ook maar een moment met dat soort dingen bezig te hebben gehouden.’
Als je de metafoor doortrekt: op welk moment maakte de achtbaan een looping?
‘Toen ik de shortlist voor de Librisprijs haalde. Het is een pure kwelling hoe de bekendmaking is georganiseerd: je moet de hele ochtend thuis wachten tot misschien een tv-ploeg aanbelt. Ik ben expres de nacht ervoor tot half zeven ’s ochtends uitgegaan. Ik weigerde om, waarschijnlijk voor niets, fris als een hoentje te gaan zitten wachten. Toen ik mezelf op tv zag, had ik daar uiteraard een beetje spijt van. Al was alles wat erna gebeurde een feest: deze prijs leeft heel erg in Nederland, en de nominatie deed veel voor mijn boek.’
En wat betekende de prijs van de Lezersjury van de Gouden Boekenuil?
‘Ook dat was een van de leukste momenten. Juist omdat het een publieksprijs is. Ik dacht dat mijn boek daarvoor te controversieel zou zijn, te specifiek. Toen ik het boek schreef – ook maar over mijn eigen fascinaties – dacht ik dat het hoogstens interessant zou zijn voor een bepaald publiek. Dat die honderd geselecteerde mensen toch mijn boek uitkozen, was een grote verrassing, en de fijnste bevestiging die ik het afgelopen jaar heb mogen ontvangen.’
Waarom zou je boek controversieel zijn?
‘Niet in politieke zin. Maar het is geen laagdrempelig boek. Ik vraag best wat van de lezer. Ik onderschat hem niet, maar je moet wel zin hebben in dit boek. Het is in zekere zin een elitair boek: het gaat over specifieke onderwerpen als de kunstwereld, met middenin een 14 pagina’s tellend essay over (de Nederlandse kunstenaar die spoorloos verdween na een performance, MD) Bas Jan Ader. Veel mensen struikelen daarover, heb ik gehoord. Het is ook duidelijk een eerste boek. Het heeft geen keurige opbouw. Het is een net niet helemaal kloppend te krijgen puzzel. Dat wilde ik weliswaar maken, maar toch is ‘De consequenties’ voor mij verre van perfect. En het is een propvol boek. Maar misschien is dat juist wel goed.’
Waarom?
‘Iedereen kan daardoor op een eigen manier inhaken. Iedereen kan er wel iets voor zichzelf in vinden. De roman wordt veel gelezen in leesclubs. Men kan er blijkbaar wel een boom over opzetten. Ik ben ook onder de indruk van wat lezers eruit hebben gehaald. Iemand legde bijvoorbeeld uit dat de roman helemaal is doortrokken van Nietzsches gedachtengoed. Nietzsche heb ik ooit wel gelezen, maar zijn werk heb ik er niet in gestopt. Toch was die analyse zinnig. Iemand anders had een hele theorie over waarom ‘Les Demoiselles d’Avignon’ van Picasso Minnie’s favoriete schilderij is. Ik heb dat alleen maar gebruikt omdat het mijn favoriete schilderij is, maar ook die theorie sneed hout.’
Het is opvallend hoe moeilijk het is om ‘De consequenties’ samen te vatten, zelfs op het niveau van het plot.
‘Ja. Toen het boek verscheen, ontdekte ik dat er een groot verschil is tussen een boek bij je dragen, terwijl je het schrijft, en er vervolgens over vertellen. Op dat moment worden dingen die je erin hebt gestopt of die je met het boek wilde expliciet. In het begin kon ik moeilijk uit mijn woorden komen als men mij iets over mijn roman vroeg. Later ging het beter. Ik heb het niet expres gedaan: een boek schrijven dat niet samen te vatten is. Maar achteraf gezien denk ik wel dat het bij mijn literatuuropvatting hoort. Als een roman te reduceren is tot een plot, is hij de moeite van het lezen niet waard.’
Heb je ook analyses gehoord die absoluut onzin zijn?
‘Nou, bepaalde subtiliteiten zijn niet weggelegd voor de literaire kritiek (lacht). Een belangrijk thema van de roman is de grens tussen diepzinnigheid en kitsch. Wanneer is kunst nog betekenisvol? Wanneer wordt het onzin? Wanneer zijn rituelen, religie, mystiek betekenisvol en wanneer wordt het nep? Daar heeft bijna niemand over geschreven. Sterker: sommigen bekritiseerden de semi-diepzinnigheid en de clichés in de roman. Dan dacht ik: daar gaat het me juist om, daar iets over te laten zien.’
In dat verband: vaak las je dat het tweede deel van ‘De consequenties’, waarin Minnie in contact komt met dokter Johnstone, niet hetzelfde niveau heeft. Zelfs het juryrapport van de Anton Wachterprijs, waarin je uitsluitend lof verwacht aan te treffen, beweert dat.
‘Gelukkig waren er ook critici die juist het tweede deel interessant vinden. Die verdeeldheid is leuk. Dan krijg je discussie. Maar ik snap het wel. Het tweede deel vliegt meer uit de bocht. Vaak las ik ook dat de jeugd van Minnie, die in het tweede deel wordt beschreven, verklaart waarom ze is geworden wie is ze is geworden. Voor mij is het niet zo logisch. Ik denk dat je de band tussen haar jeugd en de latere gebeurtenissen veel ruimer kunt interpreteren. Hoe rijmen die twee levensfases met elkaar? Wat zijn de parallellen? Wat is de synchroniteit? Dat is aan de lezer. Goh, als ik zo’n woord gebruik – synchroniteit – klink ik bijna als Mulisch, maar ik snap zijn obsessie wel met een universum waarin alles verwijst naar elkaar.’
Met de titel geef je lezer toch een opdracht: zoek uit wat de consequentie is van wat?
‘Dat is waar. Er wordt mij ook veel gevraagd naar de betekenis van de titel. Dan antwoord ik altijd – een beetje flauw: wat denk jij? Ik hou wel van die programmatische titels, zoals bijvoorbeeld Houellebecq die altijd heeft.’
Het boek is inmiddels meer dan een jaar uit. Het is nu zomervakantie. Ben je klaar met ‘De consequenties’, zodat je aan een volgend boek kunt beginnen?
‘Ik hou nog steeds van mijn boek, natuurlijk, maar ik word het inderdaad moe om mezelf steeds hetzelfde erover te zeggen. Dat maakt het verlangen naar een nieuw boek extra groot. Ik heb daar een jaar helemaal niet aan kunnen werken. Er gebeurt te veel- een groot voorrecht, dat realiseer ik me goed. Toen ik mijn vaste baan opzegde om te schrijven, vroeg ik me serieus af waar ik van ging leven. Niet van boekverkoop, daar rekende ik niet op. Dus: optreden? Broodschrijven? Nu moet ik juist oppassen dat ik tijd overhoud voor wat ik het liefste doe: in vrijheid schrijven wat ik wil.’
Je zegt niet tegen alles ja?
‘Niet meer. Ik heb moeten leren mijn tijd te bewaken. Voor je het weet, schrijf je alleen nog in opdracht. Losse columns in glossy’s, waar je verder niets aan hebt. Of allerlei vriendendiensten voor organisaties die geloven dat een schrijver best gratis stukken wil schrijven omdat ze hem reclame opleveren. Ik heb het afgelopen jaar een aantal dingen gedaan alleen om erachter te komen: dit nooit meer. Ik ben noodgedwongen zakelijker geworden. Ik word komend jaar gastschrijver van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik heb daarnaast mijn vaste ankerpunten zoals stukken schrijven voor ‘De Groene Amsterdammer’ en het redacteurschap van ‘De Gids’. Ook vanuit een kinderachtige behoefte aan een soort gemeenschap waar ik deel van uit kan maken. De rest van mijn tijd gaat naar mijn boek.’
En die tweede roman ga je schrijven onder grote druk?
‘Nee. Mijn debuut is goed verkocht, maar niet zoveel als eerder dat van Franca Treur of Peter Buwalda. Dat ging om honderdduizenden exemplaren. Ik heb daarom het gevoel dat het legitiem is om door te gaan met schrijven, maar niet dat heel Nederland en Vlaanderen hijgend over mijn schouder meekijkt.’
Grappig dat je Buwalda noemt. Hij vertelde in de Kellendonklezing te worstelen met zijn tweede boek: moet ik expres iets heel anders doen of iets soortgelijks schrijven?
‘Ja, hij wilde eerst iets experimenteels doen en heeft daar later vanaf gezien. Ik vind het zelf belangrijk om te weten wat een roman kan zijn. Op welke manieren je een verhaal allemaal kunt vormgeven. Ik wil daar iets mee, al weet ik nog niet wat. Ik heb ook het gevoel dat ik nog moet uitzoeken wie ik als schrijver ben. Ik ga in ieder geval iets maken waarvan ik me zelf afvraag: krijg ik dat wel gedaan? Dat is een goed uitgangspunt.’
Wordt het weer een propvol boek?
Dat weet ik niet, maar het moet geen ‘De consequenties II’ worden. Al ken ik mijn eigen voorkeuren, en die neigen inderdaad eerder naar het overvolle dan naar het spaarzame. Het is ook zo simpel dat ik me afvraag: wat is het boek dat ik zelf graag wil lezen? En dat ik dat dan probeer te maken. Ik heb een vaag idee over het komende boek. Een goed personage. Verder weet ik het niet. De lol zou er van af gaan als ik te veel van tevoren bedenk. De mooiste momenten tijdens schrijven zijn die waarop je opeens denkt: o, gaat het díe kant op. Of dat ik vastzit en erachter kom dat het antwoord op het probleem al in de tekst is verweven. Eigenlijk is dat bijna altijd het geval.’
Maarten Dessing
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier