‘4 Bar’: lovenswaardig debuut van Stef Peeters over de drugssmokkel uit Zuid-Amerika naar Antwerpen
4 Bar van Stef Peeters heeft vaart en geloofwaardigheid. Het draait om de internationale drugssmokkel, die de geschorste politiespeurder Bjorn Hendrickx wil verhinderen, niet uit beroepsliefde maar uit wraak op de Albanese maffiabaas Besnik Leka. Een spannend verhaal dat het moet hebben van geweld, bedrog, en rechtvaardigheidsgevoel.
Zonder clichés staat een beginnend schrijver nergens. Met clichés wordt zijn zwakte blootgelegd. Daar bestaat maar één remedie tegen: zich ontdoen van alle overbodige stijlfiguren en uitweidingen, en het verhaal laten voorgaan. Voor heel wat debutanten is dat uitermate moeilijk, ze willen tonen dat ze zich ingelezen hebben, doen vaak aan schoonschrijverij en opsmuk, en beladen hun helden met stoere en gewaagde taal. Letterkundige grootheden ontsnappen daar aan, omdat ze al een evenwicht gevonden hebben in hun stijl, in hun taalbeheersing, in de kracht van plot en structuur. Ook wie niet volledig overschakelt naar een populair genre als de thriller – wat Jef Geeraerts wél deed – en maar een (ironisch) zijsprongetje maakt zoals Geert van Istendael met commissaris Kluft of Herman Brusselmans met inspecteur Zeik en brigadechef Übertrut, speelt dan met de ingrediënten, niet met de schriftuur.
Dat wil niet zeggen dat pretentieloze volksschrijvers waardeloos zijn, integendeel. Alleen hebben de razendsnelle digitalisering en de beeldindustrie het nut van de rechtlijnige veelschrijvers danig ondergraven. Iedereen acht zich vandaag de dag een onderlegd journalist of een volleerd schrijver als hij maar kan twitteren, facebook volstort met bagger en leeghoofdig gedaas, ja zelfs een eigen blog beheert. Straks krijgt hij of zij allicht een column in een breiblad of in de Groene Voetafdruk. Een boek is voor de ouden van dagen, de flierefluiters, de geobsedeerden, en vrouwen op de rand van hysterie. En voor wie een statussymbool op zijn schouwmantel wil uitstallen: een eigen boek.
Ik merk het aan het stijgend aantal eerstelingen. Op mijn jaarlijstje voor de Knack Hercule Poirotprijs staan al een dozijn debuten, een vijfde van het aanbod tot nu toe. Gelukkig bereiken niet alle boeken onze leestafel: nogal wat producties zijn print-on-demand, de (begrijpelijke) ijdelheid jezelf in druk te zien. Helaas speelt die wildgroei tegen alle beginnende schrijvers: ze raken oververhit (ik heb een politie-agent gekend die zo vol was van zijn kennis van zaken en – helaas kromme – stijl dat hij meteen vond dat zijn uitgever dat boek moest inzenden voor de Nobelprijs. Ernstig!), ze verwarren hun vakkennis met literaire waarde, en buiten hun wil worden ze slecht bediend. Want de ziekte die als schimmel voortwoekert door hun schrijfsels is het totale gebrek aan eindredactie, aan begeleiding, aan nazicht. Een pijnlijk voorbeeld is de eerste misdaadroman van Stef Peeters.
Ik sta altijd welwillend tegenover debutanten, en als ze nog maar een streep talent vertonen blijf je ze aanmoedigen en op goede voorbeelden wijzen. Peeters hééft talent, het talent van een avonturenverteller, redelijk rechtdoor, en zonder al te veel inside showing off. Zijn 4 Bar herinnert aan de betreurde recordman en wereldreiziger Marc Sluszny, die in het begin van deze eeuw een zestal thrillers schreef, samen met Ann Van Loock. Hun eerste worp, Code Zwart, werd in 2014 meteen genomineerd voor de Poirotprijs. Ook vorig jaar slaagde een kleine uitgever, Hamley Books, erin tot de shortlist door te dringen met Pat Craenbroeks Uitgekookt – zij verdronk niet in haar ervaring en specialisme als gerechtsarts. In 2019 pakte zelfs een redelijke nieuwkomer, Dominique Biebau (IJslands Gambiet, 2015; Russisch voor Beginners, 2019), de trofee. Om maar te zeggen dat er ook heel waardevolle teksten kunnen zitten in het schijnbaar fletse aanbod van minder bekende auteurs.
Het boek van Peeters heeft vaart en geloofwaardigheid. Het draait om een reusachtige drugssmokkel uit Zuid-Amerika naar Antwerpen, die de geschorste politiespeurder Bjorn Hendrickx wil verhinderen, niet uit beroepsliefde maar uit wraak op de Albanese maffiabaas Besnik Leka. Die deed hem zijn penning verliezen en heeft onderzoeksrechter Fierens in zijn zak. Clichés, maar herkenbaarheid heeft ook zijn voordeel in een spannend verhaal dat het moet hebben van geweld, bedrog, en rechtvaardigheidsgevoel. Daarvoor dient dan een A-team, hier bestaande uit Hendrickx, zijn Zwitserse vriend Alex met eenzelfde verleden in het Vreemdelingenlegioen, de dommekracht Javier, schipper Epi en het Spaans-West-Vlaamse koppel Alonso en Tinne. Peeters heeft een helder en pessimistisch inzicht in het reilen en zeilen van de onder- én bovenwereld: iedereen heeft zijn tekorten (wreedheid bij de helden is er maar één symbool van, de kille genadeloosheid van de drugsbazen een ander), afpersing en machtsmisbruik tekenen het maatschappelijk raster. Maar de zaken blijven doorgaan. Voorspelbaar is dat het geboefte het gelag zal betalen (Colombianen, Russen, Marokkanen, Hollanders, corrupte agenten), en de muilezels de dans ontspringen. Net als de topmisdadigers, die draaien elkaar wel de nek om.
Maar dat doet niet echt ter zake, zelfs al weten we niet waar de drugs uiteindelijk gebleven zijn, want bedriegers bedriegen nu eenmaal bedriegers. Veel pakkender zijn de ongenadige beschrijvingen van onder druk gezette Russen of Filippino’s en hun werkomstandigheden aan boord van smokkelschip Altamira. Of van het goedhartige, bange, opgeofferde hoertje Zhora/Els. Oog voor de kleine man in een boze, kleinerende wereld, het roept echo’s op van Aster Berkhof en John Flanders.
Peeters, zelf een voormalig speurder bij de federale gerechtelijke politie in Antwerpen, weet waarover hij schrijft. Al kan hij soms het detailleren niet laten (“de Toyota Landcruiser 70, 4,2 liter pick up”), koketteren met zijn kennis doet hij niet. Zelfs zijn titel krijgt geen uitleg. Voor de leek: 4 bar is niet alleen een drukmaat, maar ook een vierstangenkoppeling, en belangrijker, het hoogst verslavende kalmeermiddel Alprazolam (Xanax) dat vooral dient om angststoornissen en paniekaanvallen te bezweren – wat onze vriend de vuige schurk Sergej, die lijdt aan watervrees, weldra zal ondervinden als hij aan een anker gebonden de volle zee wordt ingegooid. Zijn oren zullen tuiten. Dit is pas avontuur op speed!
Daarom is het dubbel jammer dat de lektuur geregeld ontsierd wordt door de slordigheid van uitgave. Vergeten werkwoorden, foute woordafbrekingen, ontbrekende uitgangen, foute betrekkelijke voornaamwoorden, geslachten, grammatica die het laat afweten: in deze vorm had de tekst nooit de drukkerij mogen verlaten. Soms leiden de fouten zelfs tot hilarische toestanden. “De angst grijpt hem bij de keel en hij weet dat zijn lot reeds geslecht is”. Nounou. Daar gaat hij met een voorhamer tegen “het lot” in, al beseft hij alleen dat over zijn lot beslist is. Het had natuurlijk ook een zetfout kunnen zijn, want daaraan is geen gebrek. Bladzijde 278: “als we eenmaal wie het zijn”; splitsing Be/snik. Om te huilen. Bladzijde 262: “met elke werd de sfeer gemoedelijker”. Welke Elke? Bladzijde 203: “Hij bracht er zijn hele op door”. Camping? Bladzijde 208: “Binnen houdt hij niet langer uit”. Maagkrampen ook niet. Meervouden en vervoegingen zijn niet aan de eindredacteur besteed: Tinnen (231), kaats (243), stroom het water (246), alle verantwoordelijke (247), een van de weinige (252), stoer kerels (259), voetbalstadium (293) – als ik in boeken aantekeningen zou maken, zou het op Karel Appel of pointillisme lijken.
En dat is echt betreurenswaardig. Peeters heeft een krachtige plot, een logische verhaalsontwikkeling, en felle beelden (behalve als het over emoties gaat, van liefde nog erger dan van wraak; het is zoals seks in de film, preutsheid leidt tot onstelpbare clichés). Emile Brugman van Atlas, kom terug, en help deze verdwaalde pelgrim op het juiste pad. Want aan Peeters gaat anders een Eugène Sue verloren. En dat zou ik zeer betreuren.
Stef Peeters, 4 Bar. Arnhem, aquaZZ 2021, 313 blz.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier