Afscheid van Ben Vautier (89): provocatief kunstenaar en onversneden hypochonder
In Nice stapte Ben Vautier uit het leven, een dag nadat zijn vrouw – ze trouwden in 1964 – aan een beroerte overleden was. De Franse kunstenaar, bekend als kortweg Ben, ging door waar surrealisten als Marcel Broodthaers en Marcel Duchamp stopten.
Pa is Zwitsers, ma half Iers, half Frans. Allebei komen ze uit de petite bourgeoisie. Zij speelt verdienstelijk Chopin, hij dealt in antiek. Wanneer de oorlog uitbreekt, trekt moeder met Ben naar haar familie, die in Turkije zit. Het betekent de scheiding tussen de ouders en voor Ben het traumatische afscheid van zijn broertje, dat bij zijn vader blijft. Voor hem maakt Ben elk jaar met Kerstmis verplicht een tekening. ‘Altijd een boot of een paard, dat was het makkelijkste.’
Flapdrollen
Van Turkije gaat het met een stiefvader naar Alexandrië, dan naar Zwitserland, en ze landen uiteindelijk in Nice, waar zijn moeder vandaan komt. De knaap bakt er op school niets van. Daarom regelt zijn ma een baantje in een boekwinkel. De 16-jarige loopjongen knipt er stiekem illustraties uit de boeken, ‘maar alleen dingen die me raakten’. Abstracte schilderijen, bijvoorbeeld. Daar maakt hij op zijn kamer collages mee.
Moeder koopt dan zijn eigen papierhandeltje – maar Ben, die droomt van een artiestenbestaan. Hij bedenkt dat kunst altijd nieuw, nooit gezien moet zijn. Zo maakt hij zijn eerste schilderij: een zwarte achtergrond met daarop in gestileerde witte letters ‘Il faut manger. You have to sleep.’ Dit soort Wortspielereien wordt zijn handelsmerk.
‘Je suis célèbre.’
In 1958 opent hij het Magasin de Ben, een pandje van vier bij vier waar hij camera’s en platen verkoopt. ‘Het was veel ruilen. Klanten brachten twee platen binnen en ik gaf er hen één terug. Dat werkte.’ De uitbater slaapt in zijn winkel (een kopie staat nu als installatie in het Centre Pompidou) en richt boven de galerie Ben doute de tout in. Al snel struikelen would-beartiesten, gediplomeerde flapdrollen maar ook jonge modernisten daar over elkaar.
Yoko Ono
Zo ook de beroemde monochromist Yves Klein, die Ben aanraadt zijn figuratieve experimenten op te geven. Hij vindt Ben veel sterker als die vrolijk de kunstwereld fileert met letterdoeken zoals Je suis célèbre, Les musées ne servent à rien of Tout est art. In 1962 treedt hij toe tot Fluxus, een stroming die kunst met het echte leven wil verzoenen en met multidisciplinaire artiesten als aanjagers: Joseph Beuys, Yoko Ono of Nam June Paik.
Hij organiseert een fijn Fluxus-festival in Nice. Zelf kondigt hij er een performance aan rond Molière, maar op het podium ramt hij gewoon twee piano’s in elkaar. Provocatie is zijn dada. Dat blijkt ook uit zijn conceptuele films.
Of uit zijn bijdragen aan Documenta in 1972, zijn internationale doorbraak. Daar hangt hij een gigantisch spandoek, Kunst ist überflüssig. Veel later bouwt hij voor een expo in Frankfurt een winkel waar je atoommachines en virussen kunt kopen. Grote neonletters prijzen ook de Alqaida Coffeeshop aan.
Naast advocaat voor de rechten van Basken, Corsicanen en andere verdwaalde minderheden blijft Ben levenslang een onversneden hypochonder. Hij vreest alzheimer. Vanaf 1975 resideert hij met vrouw en hond in de heuvels boven Nice, in een huis annex atelier als rariteitenkabinet. Met tussen een roze krokodil, cactussen in skischoenen, klokken en bidets vol aarde, zijn geschilderde slogans (Foutez moi la paix).
Bens slagzinnen sieren intussen papierwaren, autobussen in Nice en de favoriete potlooddozen van Emmanuel Macron. En ze hangen in de betere musea. Van het MoMA in New York over het Guggenheim tot het Antwerpse M HKA. In 2013 financiert hij in Nice een galerie van zijn dochter. Voor 400 euro certificeert Eva (of niet) aan haar vader toegeschreven werk. Dat is nogal wat.
Ben had het niet voor de commerciële circuits. Hij verkocht veel rechtstreeks aan kunsthuizen en verzamelaars, of aan passanten. Ook dat blijkt kunst.