Hendrik Vanmassenhove
‘Concurrentiestrijd tussen generaties op arbeidsmarkt is vals probleem’
‘Zolang de oudere werknemer een meerwaarde kan en wil betekenen is het fout te denken dat de economie gebaat is met zijn vroegtijdig opzij schuiven om zogezegd ruimte te geven aan jongeren’, schrijft cultuurwetenschapper Hendrik Vanmassenhove voor denktank Liberales.
Vijf mensen zitten op een namiddag samen. Ze besluiten om iets leuks te doen, namelijk taart bakken, maar de economische schaarste laat zich voelen. Er zijn te weinig ingrediënten om voldoende taart te produceren opdat iedereen een groot stuk zou hebben. Er wordt overlegd hoe de zaak het best wordt opgelost. Moet er rekening worden gehouden met de verschillen tussen de actoren?
Concurrentiestrijd tussen generaties op arbeidsmarkt is vals probleem.
Er is een jonge vrouw en een dame op leeftijd, een twintiger, een oudere man, en twee vijftigers. De oudere man is een gepensioneerde chef-kok; de jonge vrouw heeft net haar diploma accountancy behaald; de twintiger is pas van school, maar heeft geen diploma; de ene vijftiger wil zich omscholen tot kok en de andere vijftiger heeft een succesvolle en stresserend beroepsverleden achter de rug, dat hem evenwel geen windeieren heeft opgeleverd zodat hij het nu wat kalmer aan kan doen.
Vooreerst is er de vraag wie wat zal doen. Alle zes personen kunnen mee werken, maar dan wordt er inefficiënt gewerkt. In een kleine keuken zullen ze voor elkaars voeten lopen. Iedereen was het er over eens dat de oudere man de leiding neemt omdat hij over de nodige keukenervaring beschikt, tot de vijftiger en kok in spe de plaats wil innemen met de bewering dat hij die functie beter kan waarnemen zodat hij ervaring kan op doen in het organiseren van het reilen en zijlen in een keuken. De succesvolle vijftiger is het daarmee eens. Hij heeft immers zijn succes te danken aan het feit dat hij ooit de kans heeft gekregen om door fouten maken wijs te worden. Hij kan eventueel, als ex-bedrijfsleider, de vijftiger-en kok in spe bijstaan in het organiseren van het werk.
De oudere dame vindt dat ze, gezien haar witgrijze haren, recht heeft om op de zijlijn toe te kijken. Niemand is het met haar oneens. De accountancydame stelt voor dat zij de ingrediënten op aanwijzen van de vijftiger en kok in spe zal afwegen. De twintiger valt echter uit de boot en klaagt dat hij niet de kans krijgt om zijn steentje bij te dragen. De ex-chef-kok is het niet eens met de vijftiger en kok in spe. Hij beweert dat de weinige ingrediënten die ter beschikking staan zullen verspild worden door de onervarenheid van de vijftiger en kok in spe. Hij stelt voor om de leiding op zich te nemen, maar aan de vijftiger en kok in spe voldoende ruimte te laten om ervaring op te doen, waarop de vijftiger en kok in spe repliceert dat de keuken te klein is voor zo veel mensen. Er kan voorlopige niet tot een oplossing gekomen worden. Bovendien zijn er toch al te weinig ingrediënten om iedereen een behoorlijk stuk staart te bezorgen.
De accountancydame herinnert zich plots een les macro-economie en stelt voor dat de taart gewoon vergroot wordt, evenals de ruimte waarin ze werken. De schuifdeuren worden opgegooid en de werkruimte uitgebreid tot de veranda. Er moeten ingrediënten bijgekocht worden. De succesvolle vijftiger zal het geld voorschieten. De accountancydame zal met de twintiger, die nog geen rijbewijs heeft, de winkels afschuimen. Op die manier blijft iedereen aan het werk en kan iedereen een groot stuk van de taart krijgen. Bovendien is er efficiënt omgegaan met de human resources. Dat is een andere situatie dan als de twintiger steen en been klaagt omdat hij niets te doen heeft en de ex-chef-kok opzij geschoven wordt ten voordele van een jongere kracht.
Concurrentie tussen generaties
Wat ik met dit verhaal wilde aantonen is dat de bewering dat ouderen het werk van jongeren afpakken niet opgaat. Zolang de oudere een meerwaarde kan en wil betekenen is het fout te denken dat de economie gebaat is met zijn vroegtijdig opzij schuiven om zogezegd ruimte te geven aan jongeren. De werkverdeling op basis van bekwaamheid is een bijkomend argument. Dat sluit overigens de opleiding en dus de toekomstige efficiëntieverhoging niet uit. In de werkelijkheid kunnen de actoren echter niet zo vlot met elkaar communiceren en oplossingen zoeken dan in een kleine groep van mensen die in direct contact met elkaar staan. Derhalve moeten de communicerende vaten van de economie vlotter op elkaar afgestemd worden door een ingrijpen van buitenaf, al of niet door de overheid georganiseerd. Dat is echter een ander hoofdstuk, hier is het enkel de bedoeling om aan te tonen dat de concurrentiestrijd tussen generaties op de arbeidsmarkt een vals probleem is.
Het is inderdaad logisch dat bestaand werk maar één keer kan ingenomen worden, ofwel door een oudere, ofwel door een jongere, maar het blijft logisch door daar aan toe te voegen dat het bestaande werk kan uitgebreid worden. Meer nog: elke creatie van een job of het niet afbouwen van bestaande jobs, schept globaal meer inkomen, dat globaal meer bestedingen en globaal meer productie en globaal meer werk en minder werkloosheid genereert. Dat noemen de economen het multiplicatoreffect. Ook de productie verhogen zwengelt de economie aan. Dat kan voor een bepaald land bestaan in het verhogen van de concurrentiekracht ten overstaan van andere landen of door de afbouw van de productie tegen te gaan door de concurrentiekracht gelijk te maken aan de concurrerende landen.
Groei brengt vervuiling?
Sommigen beweren dat de groei van de economie onmogelijk of ongewenst is omdat elke groei de vervuiling van onze planeet en de uitputting van natuurlijke bronnen doet toenemen.
Sommigen beweren dat de groei van de economie onmogelijk of ongewenst is omdat elke groei de vervuiling van onze planeet en de uitputting van natuurlijke bronnen doet toenemen. Maar ook daar is een mouw aan te passen.
Maar ook daar is een mouw aan te passen, namelijk door de technieken te verbeteren. Dat schept meer werk voor onderzoekers, voor technici en andere werknemers in de bedrijven die daardoor ontstaan, enz.
Het enige dat moet gebeuren is het oliën van de economische machine zodat deze optimaal kan draaien, voor zover natuurlijk de liberale onzichtbare hand niet zelf voor het oliën zorgt. Zo eenvoudig is het principe, maar door de bomen wordt vaak het bos niet meer gezien.
Daarom is het nuttig dat af en toe de aandacht erop gevestigd wordt. Als cultuurwetenschapper wil ik daar graag nog iets aan toe voegen. Al die tandwieloverbrengingen in de economie moeten door mensen gerealiseerd worden. Dat betekent dat er ook een cultuur aanwezig dient te zijn die gunstig is voor de economische ontwikkeling. Dat is een cultuur van ondernemende mensen, van zin voor vernieuwing en initiatief, van flexibele structuren, van politieke moed, van efficiënte informatiedoorstroming, van optimisme, waardering voor de ervaring van ouderen, ruimte voor experiment van jongeren, enz.
De Doordenkers van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier