Cinema Plaza in Duffel: een van de laatste vooroorlogse bioscopen van het land heropent
Oude tijden herleven in Duffel. Zaterdag gaat Cinema Plaza, een van de laatste vooroorlogse bioscopen van het land, weer open met toeters en bellen. Maar zonder de historicus van het dorp, al was die er graag bij geweest.
Ergens tussen Brussel en Antwerpen viel de trein stil. ‘Er is een persoonsongeval gebeurd’, zei de conducteur door de intercom.
Ik keek door het raam, naar het dorp aan mijn linkerkant. Eigenlijk wist ik weinig over Duffel. Behalve dat er een psychiatrisch centrum was, en dat het het geboortedorp was van Cornelis Kiliaan, een taalkundige die in de zestiende eeuw het eerste verklarende woordenboek van het Nederlands samenstelde. Ik wist ook dat de duffelcoat naar het dorp genoemd was – de houtje-touwtjejas was dan wel een Angelsaksische uitvinding, de stof kwam uit Duffel.
Maar ik was vergeten dat er nog een bioscoop uit het interbellum stond, een van de laatste vooroorlogse in het land. In 2007 vergaarde Cinema Plaza even nationale roem toen hij bijna de Monumentenstrijd van Canvas won. Een jaar later werd er zelfs een boek over geschreven: Filmpaleizen aan de Nete van Dirk Van Engeland. Toen ik het opzocht in de Erfgoedbibliotheek merkte ik dat de man nog eenentwintig boeken over Duffel gemaakt had. Al is het bioscoopboek wel een van zijn beste. ‘De renovatie van de Plaza wordt een lange en moeilijke weg,’ schreef hij in 2008, ‘maar ik kijk nu al uit naar mijn eerste filmvertoning.’
Tuur was trots dat hij al zijn bezoekers nog kende, maar zij kenden hem steeds minder.
Zaterdag is het zover. Na vijftien jaar opent de Plaza weer zijn deuren. Dirk Van Engeland zal er niet bij zijn. Op 4 januari 2017 stierf hij op 52-jarige leeftijd in het dorp waar hij zo veel over geschreven heeft.
Een paar dagen later stap ik af in het station van Duffel. Ik bel aan bij zijn weduwe, Ria Moens. In haar woonkamer hangen een paar filmaffiches en een foto van haar man. Zij en Dirk hadden elkaar eind jaren tachtig leren kennen, toen ze geschiedenis studeerden in Leuven. Liefde op het eerste gezicht was het niet. Meestal zat hij bovenaan in de aula en zij onderaan. Of omgekeerd. ‘We kenden elkaar niet goed’, zegt ze.
De vonk sloeg pas over toen ze allebei hun diploma geschiedenis hadden. Hij, een echte cinemaloper, vroeg haar mee naar de marathonvertoning van Dekaloog van Krzysztof Kieslowski in de Studio. Zij was toen nog geen filmfreak, en die Kieslowski vond ze maar langdradig. Ze viel wel voor die grote historicus van 1,89 meter naast haar. Ze trouwden en verhuisden naar zijn geboortedorp, Duffel. Ook daar nam hij haar mee naar de bioscoop. Deze keer niet zozeer voor de film, wel voor het gebouw. ‘Die Plaza moet je gezien hebben’, vond hij.
Het was een bioscoopzaal uit de wonderjaren van de cinema. En in Duffel waren ze er al heel vroeg bij. In de roaring twenties was het dorp een beetje Hollywood aan de Nete. Overal werden filmpaleizen gebouwd: de Alhambra in de Gemeentestraat, Ciné Volkslust en het Ankerpaleis in de Handelsstraat. In het periodiek Ons Duffel schreven ze: ‘De verpestende lucht der zedelooze cinemaaffiches komt ook langs onze gemeente gewaaid. (…). De kinema heeft het droevig voorrecht de kroon te spannen als oorzaak voor het bederf van de jeugd. (…) Slechte filmen vermoorden de ziel! Hoevelen hebben de misdaden geleerd in de cinemazalen?’
In 1937 doopte eigenaar Tuur Vercammen het Ankerpaleis om tot Cinema Plaza.
‘Het was een belevenis om de Plaza binnen te stappen’, zegt Ria. Alsof het er eeuwig 1937 gebleven was. ‘De zaal, de stoelen, de lange toog… Alles was nog intact.’
Alleen de eigenaar was niet meer dezelfde: Tuur Vercammen senior had het roer doorgegeven aan Tuur Vercammen junior, maar die was ook al een eind in de zeventig. Hij en zijn eega Paula leken vergroeid met de zaal. Zoals elk oud koppel hadden ze hun eigen rituelen. Wanneer alle toegangskaartjes gescheurd waren, belde Paula naar haar man in de projectiekamer dat hij mocht beginnen. Tuur draaide dan de pellicule door zijn oude Ernemann-projector. Na twintig minuten was de spoel afgerold en moest er een nieuwe op. Over die wissel deden heel wat verhalen de ronde. Soms knipte Tuur eigenhandig in de film tot alleen de actiescènes overbleven, want ‘daar kwamen de mensen voor’. Het gebeurde ook weleens dat hij zich vergiste in de volgorde van de spoelen, zodat Duffel een heel eigen versie te zien kreeg van de film.
‘Tuur en Paula hadden in al die jaren nagelaten om hun zaak te moderniseren’, zegt Ria. ‘Dankzij hun spaarzaamheid was de Plaza een waardevol stuk erfgoed geworden. Dirk vond dat het beschermd moest worden.’
Niet iedereen was het daarmee eens. Het CD&V-SP.A-bestuur droomde van sociale appartementen in de Handelsstraat. Die bioscoop beschouwden ze als oude rommel. Niet bijzonder waardevol. Toen cultuurminister Paul Van Grembergen de Plaza in 2002 toch liet beschermen, werd er gevloekt in het gemeentehuis. Ook Tuur mokte, want hij kon zijn zaak nu niet zomaar verkopen.
Dirk Van Engeland was wel blij. Hij wilde zelfs een boek maken over de Duffelse bioscopen. ‘We trokken naar Tuur en Paula, om te vragen of ze wilden meewerken’, zegt Ria. ‘Tot onze verrassing reageerden ze heel afwijzend. “Wie is er nu in al die oude verhalen geïnteresseerd?” vroeg Tuur. Misschien zat die beschermingskwestie nog in hun maag, maar ik denk dat ze vooral bang waren voor de aandacht. “Dan schrijf ik dat boek zonder hen”, zei Dirk. Zo was mijn man, niemand kon hem tegenhouden. Een paar jaar eerder had hij een boek uitgebracht over de Tweede Wereldoorlog. Ook een gevoelig onderwerp in Duffel, want er is hier zwaar gecollaboreerd. Op de boekvoorstelling liepen toen zelfs mensen woest naar buiten, want “waar moeide die jonge snaak zich mee?” Dirk trok zich daar niets van aan. “Ik ben hier niet om de sympathieke uit te hangen,” zei hij dan, “maar om de geschiedenis neer te schrijven.” Die wilde hij delen met de rest van Duffel.’
Hij gaf zijn boeken uit in eigen beheer, onder de naam Den Grooten Duffelaar – de naam van een verdwenen molen in Duffel. Het werd zijn vaste merkteken, zijn statement: hij wilde de molen weer laten draaien, de geschiedenis van Duffel laten herleven. Niet alleen die van de Plaza, ook die van de trouwe bezoekers. Zoals Leon De Smet. Een bekend muzikant, goochelaar, buikspreker, humorist, tekenaar, acteur, collaborateur. En de vader van Jan en Kris De Smet, wereldberoemd geworden in Vlaanderen door De Nieuwe Snaar.
Een paar uur later wandel ik met Jan De Smet over het houten podium van de Plaza. ‘Hier heeft mijn vader nog gestaan’, zegt hij. ‘Voor de oorlog werden hier revues georganiseerd. Na de oorlog ook, maar toen was hij niet meer welkom.’
We kijken de mooie zaal in.
‘Eigenlijk hebben wij lange tijd amper iets geweten over zijn collaboratieverleden’, zegt Jan. ‘We woonden in de Molenstraat. De “Zwarte Hoek” noemden ze die straat in Duffel, maar als kind begreep ik dat niet. Op een dag was een zekere Kris De Smet kandidaat voor het Vlaams Blok, een naamgenoot van mijn broer. Een ex-oostfronter belde mij: “Geef mij het telefoonnummer eens van uw broer, want ik wil ook lid worden van het Vlaams Blok.” Onze Kris heeft toen in het gemeenteblad laten zetten dat hij niets met die partij te maken had, en dat die Blokker iemand anders was. “Jaja,” werd er toen gefluisterd in Duffel, “de broertjes De Smet beseffen het nog altijd niet.” En misschien was dat ook zo. Mijn vader was een ongelooflijk lieve en creatieve man. Dat hij ooit lid was geweest van de Zwarte Brigade (de paramilitaire vereniging van het VNV, nvdr) konden wij ons niet voorstellen.’
Tot Jan een foto zag van zijn vader in de Plaza tijdens een bijeenkomst van het VNV. Leon met zijn gitaar, klaar om het podium op te stappen. Na de oorlog werd hij opgepakt. In de krant stond: ‘De fameuze De Smet Leon, Führer van de Vlaamse Wacht, is door de politie van Duffel aangehouden. Hij was nog in het bezit van zijn mandoline (sic). Nu kan hij in de gevangenis van Mechelen voor zijn volgelingen muziek maken.’
Na 841 dagen werd hij weer vrijgelaten. Leon begon weer overal op te treden. Zonder wrok, maar met zijn gitaar. Tot zijn hart het op een dag begaf. Hij was net 60 geworden, de sixties waren halfweg.
‘In mijn herinnering was het toen ’s nachts altijd donker in Duffel’, zegt Jan. ‘Een zwart gat. Duffel is in al die jaren lichter geworden. Als ik nu na een optreden naar huis rijd, zie ik de gele gloed van de serres rond Duffel. Kom, ik moet je iets tonen.’
We stappen in Jans VW-busje en rijden naar zijn huis. Daar haalt hij een strip van Willy Vandersteen uit een archiefdoos: Met Kil en Fil op het Kiliaanpad, getekend in opdracht van de toenmalige CVP-burgemeester Emiel Van Hamme. Vandersteen wekt in de strip de Duffelse held Kiliaan weer tot leven. Als Kil, een bejaarde man met ’t oud zot. Hand in hand met een jong meisje, Fil, loopt hij door Duffel – het waren duidelijk onverdachte tijden.
‘Gij zijt een geleerd en ervaren man’, zegt Fil. ‘Gij weet hoe het in ons dorp geweest is. En hoe het allemaal groeide. Als gij mij dat allemaal eens wilde vertellen.’
Kil: ‘Dat kan omdat ge zo’n lief en snoezig Filleke zijt.’
En dan wandelen ze verder door Duffel, waar de beste der werelden in aanmaak lijkt. ‘Vijfendertig jaar geleden stond Duffel aan de rand van de afgrond’, vertelt Kil onderweg. Maar intussen zijn ‘de houten barakken moderne woonwijken geworden’. Er is baanverlichting gekomen ‘waar ge zelfs in het holst van de nacht een vlo ziet kruipen’. Fabrieken ‘waar ge dicht bij huis kunt werken’. En een rustoord ‘waar ge moeite moet doen om geen honderd te worden’.
‘Duffel is op alle punten een topgemeente, Filleke’, zegt Kil. ‘Wees blij dat ge er geboren zijt. Zelfs de bezetter collaboreerde met Duffel, enig in België.’
Op het einde van de wandeling vraagt Kil aan Fil: ‘Welk bestuur kiest gij, Fil?’
‘Nu ik oud genoeg ben om een bolletje zwart te maken, ga ik ook stemmen voor de ervaring en de jeugd, dus voor de CVP!’ antwoordt Fil.
‘Fil, gij zijt een schat’, repliceert Kil. ‘Gij hebt op onze tocht langs het Kiliaanpad echt veel gezien, gehoord, geleerd en onthouden.’
Toch had Fil één ding niet gezien: de Plaza. Daar was Kil in een wijde boog omheen gewandeld. Geen toeval, wellicht. In 1970 was het crisis in de filmpaleizen aan de Nete. Ze konden niet op tegen de televisie. De Alhambra was allang afgebroken, de Nova was een roomijszaak geworden. Alleen Tuur van de Plaza dacht dat hij de tijd kon verschalken. Hij begon softerotische films te programmeren, zoals Pikant gevrij in de Alpenwei en Ilsa, de wolvin van de SS.
Hij schreef er ook de reclameteksten bij: ‘Mannen… maak tijd. U zal het zich niet beklagen want Josefine zal u zo warm maken dat u bijna ontploft van al het bloot dat wordt tentoongesteld. Vrouwen, laat uw mannen genieten.’
‘In die tijd werden films nog beoordeeld door de Katholieke Filmliga’, zegt Jan. ‘De films van Tuur kregen vaak de stempel “te mijden, streng verboden onder de 16 jaar”. Tuur greep die quotering aan om extra reclame te maken: “Het is verboden. Komt alvast kijken naar de foto’s in de vitrines!” Dat deden wij dan, natuurlijk. De geslachtsdelen van de actrices had hij vakkundig met zwarte plakband overplakt. Of met kerstballen of paasklokken, als het weer eens de tijd van het jaar was. Het was de natte droom van heel jong Duffel om die ooit eens te mogen wegkrabben.’
In 1969 werd Jan 16. Eindelijk oud genoeg om te zien wat er achter de kerstballen en paasklokken van de Plaza zat. Het werd een sof. ‘Die films waren een grote ontgoocheling.’ Hij en zijn broer trokken dan maar met hun gitaar het land rond, zoals hun vader, dat was een stuk spannender. In de Plaza kwamen ze niet meer zo vaak. Al herinnert Jan zich nog wel de première van de film Vergeten straat van Luc Pien . ‘Na tien minuten stoof een van de acteurs naar de projectiekamer. ‘Tuur, ge speelt onze film veel te traag.’ (lacht)
Tuur bleef zich koppig verzetten tegen de snelle tijden. ‘Films in grote zalen, zoals in Antwerpen of Brussel, is voor mij geen cinema meer’, vertelde hij in een zeldzaam interview. ‘Het lijken wel fabrieken. (…) Als ze tegen mij aan de ingang zeggen: “zaal 17”, dan moet ik denken aan een gevangenis, cel 17. ‘
Tuur was trots dat hij al zijn bezoekers nog kende, maar zij kenden hem steeds minder. Toch bleef hij projecteren, ‘want cinema, dat is een microbe. Ik ben eraan verslaafd en moet verder doen.’ Uiteindelijk verloor hij de strijd tegen de tijd. Zijn benen beefden van de dagelijkse klim naar het projectiehoek. Zijn rug kraakte van al die uren in de stoel daarboven. En zijn hart deed pijn van al die lege zalen onder hem.
Op 4 juli 2004 zat Dirk Van Engeland in de Plaza voor de vertoning van Two Brothers van Jean-Jacques Annaud. In de zaal zat nog vijf man. De volgende dag plakte Tuur op de deur: ‘Gesloten wegens ziekte, we houden u op de hoogte.’ Een paar weken later stond er een overlijdensbericht in de krant: ‘Tuur Vercammen (1925-2004). The End is veel te vroeg gekomen, het scenario was nog niet afgewerkt.’
En dat was ook zo, zijn Cinema Plaza was niet dood. Twee jaar later won de bioscoopzaal zilver in de Monumentenstrijd van Canvas. Het was ook het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen. Elke Duffelse politicus riep zichzelf uit tot ‘redder van de Plaza’ – zo zijn ze dan.
‘Die tweede plaats in de Monumentenstrijd hebben we toch vooral te danken aan Jan en Kris De Smet’, zegt Ria. ‘Zij waren de peters van de Plaza, en dat deden ze fantastisch. Ze zorgden ervoor dat heel Duffel meestapte in het Plazaverhaal.’
‘In de finale moest het publiek stemmen’, zegt Jan. ‘Wij verloren van de stoomstroopfabriek in Borgloon. Niet echt verrassend, want van de stad Limburg kun je niet winnen. Maar ik was wel heel trots op Duffel. Mijn dorp is een beetje zoals België. Je hebt Duffel-Oost en Duffel-West, gescheiden door de Nete. En dan is er ook nog de buurt rond de Mijlstraat, onze eigen Oostkantons. In die dagen was Duffel weer één.’
Tuur en Paula hadden in al die jaren nagelaten om hun zaak te moderniseren. Dankzij hun spaarzaamheid was de Plaza een waardevol stuk erfgoed geworden. Dirk vond dat het beschermd moest worden.
Ook Dirk Van Engeland schreef in zijn boek over ‘de magische dagen van de Monumentenstrijd’: ‘Velen haalden herinneringen op aan de bioscoop en zijn uitbaters. Sommigen legden een zielsverwantschap met den Tuur en Paula bloot, anderen bleken plotsklaps een vriend des huizes te zijn. En bijna iedereen vond het jammer dat den Tuur dit niet meer kon meemaken. Maar weinig zagen in dat er geen Monumentenstrijd geweest was als Tuur nog geleefd had. Hij toonde sowieso weinig interesse voor dit soort evenement. Je kunt je ook afvragen waar al die nauwe vrienden zaten toen den Tuur films speelde voor twintig man.’
Daarna werd het weer stil, het dossier-Plaza raakte in het slop. Tot de CD&V in 2012 voor het eerst sinds mensenheugenis uit het bestuur werd gewipt. N-VA, Groen en SP.A kwamen aan de macht. ‘Twee schepenen van Groen, Nora Bertels en Staf Aerts, hebben toen hard aan de kar getrokken’, zegt Jan.
In 2016 werd Dirk Van Engeland zwaar ziek. ‘Het werd al gauw duidelijk dat hij de première van de gerenoveerde Plaza niet meer zou halen’, zegt Ria. Nog één keer keerde hij terug naar de bioscoop die hem zo na aan het hart lag. Op Monumentendag 2016 gidste hij iedereen door de zaal, van de lange toog naar het heiligdom van de Plaza: de projectiekamer van Tuur, ooit ‘verboden voor onbevoegden’.
Die 11 september 2016 was Dirks laatste goede dag, zegt Ria. ‘Daarna is het bergaf gegaan. Toch bleef hij tot op het laatst werken aan zijn boeken. Zo wilde hij absoluut zijn boek over Leon De Smet en zijn artistieke familie afwerken. Net voor zijn dood in januari 2017 hebben we zelfs een datum voor de boekvoorstelling vastgelegd.’
Dat werd 1 december 2017. ‘Jan en Kris speelden die avond mooie liedjes en sketches van hun vader. Het hele team van Den Grooten Duffelaar was er: onze vaste lay-outer, de buurman die altijd helpt met de distributie… Daarna hebben we zijn boeken verspreid in het dorp. Dat heeft ons enorm geholpen bij de verwerking. Het werk van Dirk was niet dood.’
Vroeger vond ze de naam Den Grooten Duffelaar wat pretentieus, nu begrijpt ze de symboliek van die molen waarvan de wieken eeuwig blijven draaien.
Ook zij heeft nu een boek geschreven over Duffel, over de geschiedenis van het psychiatrisch centrum. ‘Een paar jaar voor zijn dood ben ik eraan begonnen. Dirk was mijn grote mentor. Helaas heeft hij nooit het afgewerkte boek gezien. Ook onze zoon studeert nu geschiedenis.’
Samen kijken ze weleens naar een film op dvd. ‘Vroeger gaf Dirk daar dan altijd veel uitleg bij. Ik lette toen nooit op. Mijn zoon wel, die heeft al zijn inleidingen onthouden.’ Nu luistert ze wel. Ze volgt zelfs een cursus filmgeschiedenis, want ‘ik wil het allemaal weten’. En toch, zegt ze, zal het raar zijn om straks weer in die heerlijke, oudroze pluchen stoelen van de Plaza te zitten. Zonder haar grote Duffelaar, die haar van film leerde houden.
Ik trek mijn jas aan. Ingeduffeld wandel ik door het dorp naar het station. Langs de straten van Kil en Fil, Tuur en Dirk, Jan en Kris. De straten waar niet alleen oude bioscopen herrijzen, maar ook politieke partijen. Sinds een paar maanden is de CD&V weer mee aan de macht in Duffel, zoals vanouds.
Onder de witte stationslichten wacht ik op de boemel naar huis. Een trein raast met 100 honderd kilometer per uur voorbij. Ik ril maar een beetje. Duffel blues.
Info over het programma van Cinema Plaza: www.cinema-plaza.be
Info over de boeken van Dirk Van Engeland: www.grootenduffelaar.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier