Chirurg Piet Hoebeke: ‘Angst ken ik nauwelijks. Ook niet voor de dood’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden, deze week : Piet Hoebeke. Door zijn operaties geeft hij mensen vaak een ander leven. Zelf werd hij vijftien jaar geleden ook herboren. Want toen werd chirurg Piet Hoebeke vrijmetselaar, vertelt hij nu voor het eerst.
Hij sleutelt aan de intiemste delen van de mens. Om afwijkingen of schade te herstellen, of om transgenders het lichamelijke geslacht te geven dat bij hun genderidentiteit hoort. Dat doet hij al decennia. En toch twijfelt Piet Hoebeke soms, zal hij straks vertellen. Niet aan zijn vakmanschap, wel aan de implicaties van zijn operaties.
Hoebeke is uroloog en topchirurg. Zijn aanpak van bedplassen en zijn techniek om een penis te maken voor jongens en mannen die er geen bezitten, hebben hem wereldbekend gemaakt. Ondertussen is hij ook al drie jaar decaan van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de UGent, wat betekent dat hij aan het hoofd staat van meer dan 600 professoren, 1000 onderzoekers en personeelsleden en 9000 studenten.
Moet je voor zulk leiderschap een alfaman of alfavrouw zijn?
Piet Hoebeke: Veel mensen denken dat nog altijd, maar de alfatijden zijn voorbij. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat chirurgen die zich in de operatiekamer als een alfaman of -vrouw gedragen achteraf met veel meer complicaties te maken krijgen. Autoritair leiderschap levert weinig op. Een goede leider is vooral communicatief, diplomatisch, rustig en beheerst. Ook in extreme omstandigheden.
Dogma’s over seksualiteit die vroeger door de kerk werden opgelegd, vinden nu opnieuw ingang via jonge, afgeborstelde alfamannen zoals Dries Van Langenhove.
Bij patiënten en collega’s staat u inderdaad bekend als een goede communicator. Hebt u dat van thuis meegekregen?
Hoebeke: Niet echt. Mijn vader was een zwijgzaam man, en ook mijn moeder was geen spraakwaterval. Zware discussies werden thuis nooit gevoerd. Ik vrees dat ik hier toch een compliment aan de jezuïeten moet uitdelen, bij wie ik naar de middelbare school ben gegaan. (lacht) Wat ook geholpen heeft, is dat ik mijn cursussen altijd hardop heb gestudeerd. Biochemie, anatomie, fysica: met een whiteboard erbij legde ik alles uit aan een denkbeeldig publiek, alsof ik voor een klas stond.
Verder heb ik door de jaren heen geleerd dat empathie de belangrijkste eigenschap is van een arts. Als je niet in staat bent tot menselijk contact met je patiënt, kun je nooit een echt goede dokter worden.
Werkt u nog genoeg met uw handen? Want u opereert veel minder dan vroeger.
Hoebeke: Per week besteed ik nog anderhalve dag aan patiëntenzorg, waarvan één dag in de operatiezaal. Dat kan ik niet opgeven. Ik opereer heel graag, het zit in me. Door mijn ervaring heb ik zo veel vakmanschap dat ik tevreden kan terugkijken op wat ik heb gedaan. Dat klinkt misschien arrogant, maar zo zie ik het niet. Ik vergelijk het met een schrijnwerker: hoe meer tafels hij maakt, hoe mooier die worden.
Ik ben op een leeftijd gekomen waarop ik mijn kennis stilaan moet overdragen aan jongere collega’s. Bij ingrepen die ik duizenden keren heb uitgevoerd, zoals bij een hypospadie (een afwijking waarbij de plasbuis niet in het midden van de eikel uitmondt maar ergens anders, nvdr), heb ik die overdracht al gedaan. Maar afstand nemen van de zeldzame zaken is moeilijker, merk ik. Die wil ik zelf blijven doen.
U behandelt de intiemste delen van de mens. Zijn er soms ingrepen die aan uw geweten knagen?
Hoebeke: Nee, want dat impliceert dat ik me schuldig zou voelen – en dat doe ik niet. Maar bij sommige zaken heb ik wel een ongemakkelijker gevoel dan vroeger. Zo is er wereldwijd een medische consensus dat we transseksuele jongeren zo vroeg mogelijk moeten behandelen. Ik volg die consensus ook. Maar als we met hormonen de puberteit blokkeren bij jonge transvrouwen – pubers die het lichaam van een jongen hebben maar zich vrouw voelen – ontwikkelen zij een kleine piemel. En omdat de vagina later wordt gemaakt van de huid van de piemel, is die vaak niet diep genoeg wegens een tekort aan huid. Je kunt dan allerlei technieken gebruiken om die vagina toch dieper te maken, maar we weten eigenlijk niet wat de effecten daarvan zijn op lange termijn.
Daarnaast stel ik me steeds meer de vraag of wij wel het recht hebben om in te grijpen in lichamen waar de eigenaar niets over te zeggen heeft. De zogenoemde intersekse kinderen, die kenmerken hebben van beide geslachten, opereerden we vroeger bijna automatisch als de ouders dat wilden. Maar wat met het recht op integriteit van je lichaam?
Ik zal een voorbeeld geven. Een jonge vrouw van vooraan in de twintig die nooit toegang had gehad tot haar vagina maar daar als kind niet aan geopereerd was, kwam bij mij omdat ze haar vagina toegankelijk wilde laten maken. Ze had ook een sterk vergrote clitoris, maar ze wilde niet dat daar iets aan veranderd werd. Twintig jaar geleden verkleinden we zo’n clitoris vlak na de geboorte bijna automatisch, en nu zei die vrouw me: ‘Het hoort bij mijn lichaam, ik wil niet dat erin gesneden wordt.’ Heel confronterend.
Ik denk dus dat wij zo weinig mogelijk aan genitaliën moeten komen bij kinderen die daar niet over kunnen meebeslissen. Tenminste, als het niet over medische problemen gaat. Ik denk niet dat een jongetje het erg vindt als we hem hebben verlost van zijn hypospadie.
Die jonge vrouw is dus echt een eyeopener geweest voor mij. De maatschappij – of toch een deel daarvan – is veel ontvankelijker geworden voor genderfluïditeit. Die tweedeling tussen man en vrouw is voor een stuk aan het verdwijnen.
En die maatschappelijke evolutie uit zich ook in uw operatiekamer?
Hoebeke: Precies. Bij patiënten en bij artsen. Moest je vroeger man óf vrouw zijn, dan is er gelukkig ruimte gekomen voor variaties daarop. Kijk naar mij: ik ben een biologische man, mijn gender is mannelijk, ik vervul ook een mannelijke genderrol, maar ik ben wel homoseksueel. Al die mogelijke variaties in geslacht, gender, genderrol en seksuele voorkeur leiden tot een rijk palet aan mensen, die allemaal het recht hebben om te bestaan.
Toch zijn er zaken die me ongerust maken. Dat ze in sommige landen aan holebi- of abortusrechten beginnen te peuteren, bijvoorbeeld. Of wanneer ik politici als Dries Van Langenhove en Thierry Baudet hoor vertellen dat masturberen slecht is. Wat een onzin. Masturberen is heel natuurlijk en hoort bij de seksuele ontwikkeling van een individu. Dogma’s die vroeger door de kerk werden opgelegd, vinden nu opnieuw ingang via jonge, afgeborstelde alfamannen met een witte pochet in hun borstzak. Dat is geen goede zaak.
Houdt een arts zijn eigen lichaam maniakaal in de gaten?
Hoebeke: Ik in elk geval niet. Mijn BMI is nog in orde, maar ik zou wat minder mogen wegen. Ik ben nogal een bourgondiër. Lekker eten, een goed glas wijn erbij: heerlijk. Ik fiets wel tamelijk veel – toch zo’n 60 kilometer per week – en minstens een keer per week doe ik ook een sessie op de crosstrainer die hier thuis in mijn bureau staat. Verder eet ik veel minder vlees dan vroeger en las ik elke week een aantal alcoholvrije dagen in. Ik probeer dus wel zorg te dragen voor mijn lichaam. Maar het zou beter mogen.
Met uw operaties geeft u mensen vaak een ander leven. Hebt u zelf al ooit iets als een metamorfose ervaren?
Hoebeke: Het eerste waar ik nu aan denk, is het moment waarop ik zeker wist dat ik homoseksueel was. Ik was drieëntwintig, in die tijd was het nog niet zo vanzelfsprekend om daarvoor uit te komen.
(denkt na) En er is nog iets. Het is stilaan tijd om het in het openbaar te zeggen: ik ben al vijftien jaar vrijmetselaar. Er is veel speculatie over de loge, ik weet het, maar de vrijmetselarij is echt niet wat de mensen denken. Het is vooral een methode om aan jezelf te werken. ‘Ken uzelf’ is ons devies – ‘ Gnothi seauton‘ in het Grieks. Dat lijkt me heel belangrijk voor een mens.
Als het dat maar is, waarom moet de loge dan toch zo geheim blijven?
Hoebeke: Het maakt de speculaties alleen maar talrijker, ik weet het. Daarom pleit ik ook voor meer openheid – en lever ik daar meteen mijn bijdrage aan. (lacht) Het gaat dus echt niet om obscure bijeenkomsten waar mensen plannen smeden om macht te verwerven, zoals de perceptie is. Natuurlijk zijn er problemen in de loge, die zijn er overal waar mensen zich verenigen. Maar in essentie is het niet meer dan een soort sacrale ruimte die je betreedt, waarin je alles aflegt wat je meedraagt van de profane buitenwereld en je jezelf probeert bij te schaven om mee te kunnen bouwen aan een betere wereld.
De vrijmetselarij is vooral een methode om aan jezelf te werken. “Ken uzelf” is ons devies. Dat lijkt me heel belangrijk voor een mens.
Maakt u de leuze van de loge waar? Kent u zichzelf?
Hoebeke: Nog niet helemaal, maar de laatste vijftien jaar wel almaar beter. Vandaar dat ik het een metamorfose noem. De kern van de vrijmetselarij is dat ze wars is van dogma’s. De meeste leden zijn dan ook atheïst of agnost. Dat vrije denken is voor mij geestverruimend geweest. Ik kom uit een dogmatisch, katholiek milieu. Zonder enig verwijt aan mijn ouders, trouwens, vroeger was dat nu eenmaal vanzelfsprekend. Maar als je voortdurend over schuld en boete moet praten, wordt je geest beheerst door angsten. En angst verlamt een mens.
Bent u vrij van angsten?
Hoebeke: Ik kan wel bang zijn voor bedreigingen waarover we geen controle hebben, zoals kern- of natuurrampen, maar persoonlijke angsten ken ik niet. Ook niet voor de dood. Dood zijn is eenvoudig: de materie waaruit ik besta zal verdwijnen, dus zal ik ook verdwijnen. Ik hoop alleen dat het met niet al te veel pijn gepaard zal gaan. Het menselijk lichaam is een fantastische machine, maar die machine is heel kwetsbaar.
Hebt u die kwetsbaarheid zelf al ooit ervaren?
Hoebeke: Als kind ben ik ooit heel ziek geweest van klierkoorts. Ik heb toen zelfs in het ziekenhuis gelegen. Maar dat is het enige. Ik heb geluk gehad, tot nu toe. Om me heen heb ik wel mensen zien sterven. Een van mijn beste vrienden is gestorven aan een pancreastumor. Ik heb hem vreselijk zien aftakelen. We kunnen veel in de geneeskunde, maar al het lijden vermijden lukt ons nog niet.
De vraag is ook of onze oplossingen altijd zo fantastisch zijn. Iemand die kanker heeft en chemotherapie krijgt, gieten we eigenlijk vol met gif, met vreselijk veel bijwerkingen als gevolg. Pas op, zelf zou ik die kans waarschijnlijk ook grijpen. Het lijkt me logisch om je nog zo veel mogelijk vast te klampen aan het leven.
Bent u iemand die gemakkelijk in zijn ziel laat kijken?
Hoebeke: Ik ben heel extravert. Ik heb geen enkel probleem om over mezelf te praten, ook niet tegen mijn studenten. Maar er is een stukje ziel dat voor niemand zichtbaar is. Zelfs niet voor mijn partner Roberto, met wie ik toch al zevenentwintig jaar samen ben. Elke mens heeft recht op zo’n private schatkamer.
Staan er diepe kerven in uw ziel?
Hoebeke: Weet je, soms zie ik patiënten die aan automutilatie doen. Ik begreep nooit helemaal waarom mensen tot zoiets overgaan. Tot ik een paar jaar geleden de roman Een klein leven las, van Hanya Yanagihara (over Jude St. Francis, een personage dat na een leven vol misbruik zichzelf met scheermesjes toetakelt, nvdr). Toen snapte ik het wel. En ik besefte ook des te meer dat ik een gezegend man ben. Ik heb het geluk gehad om te mogen studeren, uitgerust te zijn met hersencellen die werken en over een paar handen te beschikken die kunnen opereren.
Ja, natuurlijk heb ik weleens een relatiebreuk meegemaakt die pijn heeft gedaan, maar ik heb geen onherstelbare traumatische ervaringen opgelopen.
Verliefd worden, benadert u dat als wetenschapper? Zegt u dan: ‘Ach, het zijn mijn hormonen maar, waait direct weer over’?
Hoebeke: Nee. Verliefdheid is een onweersbui. Het kan een prachtige storm zijn, maar ook een vernietigend schouwspel. Ik zou niet graag meer opnieuw passioneel verliefd worden. Ik zit in een stabiele relatie, dus ik zoek het ook niet op. Wat niet wil zeggen dat het je niet kan overkomen. Verliefdheid is essentieel om onze menselijke soort in stand te houden. En ook al planten oudere mensen zich niet meer voort, toch is dat mechanisme zo geïnstalleerd dat het te allen tijde kan opspelen.
Of ik zelf kinderen mis? Als ik nu een twintiger zou zijn, zou ik wel kinderen adopteren uit een kansarm land. Maar ik heb niet het gevoel dat het een groot manco in mijn leven is.
U bent zevenentwintig jaar samen met uw man, zei u daarstraks. Wat geeft uw relatie u?
Hoebeke: Rust. Stabiliteit. En veel feedback. Dat is goed, ik heb het graag als iemand me een spiegel voorhoudt. Soms zijn dat kleine details, hoor. Dan zegt hij dat mijn haar niet goed ligt, of mijn baard te lang is.
Als single zou ik het toch moeilijk hebben, denk ik. Je vroeg daarstraks of ik angsten had. Wel, misschien is dit er één: dat ik ooit alleen zal moeten leven.
U lijkt me toch iemand die stevig op zijn benen staat?
Hoebeke: Dat is ook zo, maar ik val toch graag terug op intimiteit. Dan bedoel ik niet per se de lichamelijke intimiteit, want daar is Roberto geen specialist in. (lacht) In mijn meest romantische dromen woon ik wel samen met een man om elke avond tegenaan te liggen in de sofa.
Daar dromen we allemaal van.
Hoebeke:(lacht) Juist, maar de realiteit is vaak anders. Onze intimiteit bestaat vooral uit het feit dat we elkaar door en door kennen. Voor mij is een vaste relatie de haven waar je altijd naar terugkeert. Ik ben heel autonoom en ben vaak alleen weg, maar als ik niet elke keer zou kunnen terugkomen naar mijn man, zou het maar half zo leuk zijn. Ik vrees dus dat Roberto toch de man van mijn leven is. En hopelijk ben ik ook de zijne.
Piet Hoebeke p>
– 57 jaar, woont in Gent p>
– Uroloog aan het UZ Gent p>
– Decaan van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de UGent p>
– Werd internationaal bekend door onder meer zijn aanpak van bedplassen en zijn technieken voor penisreconstructie p>
– Nam in 2015 deel aan het tv-programma Topdokters p>
– Schreef onlangs het boek De penis: weetjes en kneepjes voor dagelijks gebruik p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier