Ann Peuteman
‘Het parlement is nog altijd een plek waar je zo snel mogelijk weg wil’
Dat de aanstelling van Caroline Gennez in de regering-De Croo als een comeback wordt beschouwd, zegt veel over het imago van het parlement. ‘Alsof dat niet meer is dan een wachtkamer voor iets beters’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar wekelijkse column De Zoetzure Dinsdag.
‘De politieke comeback van het jaar’, kopte de ene krant. ‘De grote terugkeer van Caroline Gennez’, stond bovenaan een ander artikel. En dan was er ook nog de veelzeggende beeldspraak in commentaren en online reacties. Gennez is vanonder het stof gehaald, boven water gekomen, weer opgevist. Nu is het natuurlijk nieuws dat Caroline Gennez, die de socialistische partij tussen 2007 en 2011 leidde, haar partijgenote Meryame Kitir vervangt als minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedenbeleid. Maar een comeback is het allerminst. Of zou het toch niet mogen zijn. Toen Vooruit-voorzitter Conner Rousseau Frank Vandenbroucke terug naar de politiek lokte, konden we van een grote terugkeer gewagen. Bijna tien jaar lang werkte Vandenbroucke in de academische wereld en was hij niet meer politiek actief. Gennez, daarentegen, is nooit iets anders gaan doen. Na haar voorzitterschap bleef ze altijd parlementslid.
Dat haar aanstelling als minister nu als een grote comeback wordt gezien, zegt alles over hoe wij met z’n allen naar het Vlaamse, federale en ook Europese parlement kijken. Als een troostprijs voor mensen die na jaren als partijvoorzitter of minister zijn verbrand of opgebrand. En ook als een wachtkamer voor politici die de top hopen te bereiken. Wie écht goed is, blijft niet in het parlement. Daar zijn we ergens onderweg toch van overtuigd geraakt. Zo herinner ik me een debat in een school in de aanloop naar de federale verkiezingen van 2007. Alle partijen hadden sterke jonge kandidaten afgevaardigd. ‘Mijn kans is verkeken’, vertrouwde een van hen me toe. ‘Had mijn partij de intentie om me minister te maken, dan hadden ze me wel bovenaan de Kamerlijst gezet. Ik ben gedoemd om mijn hele loopbaan lang parlementslid te blijven.’ Uiteindelijk heeft hij gelijk gekregen. Min of meer toch. Na een aantal jaar in een parlement verdween hij uit de politiek.
Hij was lang niet de enige die het parlement beschouwde als een plek waar je zo snel mogelijk moet zien weg te raken. Voor het te laat is en je carrière in het slop zit. Daardoor haken sterke maar ambitieuze parlementsleden op den duur weer af en belanden anderen te vroeg in een regering. Dat doet me denken aan een interview dat ik jaren geleden had met wijlen Steve Stevaert, die toen al even geen partijvoorzitter meer was. We hadden het over Caroline Gennez en Freya Van den Bossche, toen de leading ladies van zijn partij. ‘Wellicht zouden ze beter nog een jaar of tien rijpen’, zei hij. ‘Zelf had ik het op hun leeftijd nog niet gekund. Maar in de politiek kun je niet kiezen wanneer je geroepen wordt.’
Hoog tijd dus dat we onze parlementen weer meer naar waarde gaan schatten.
De voorbije twintig jaar is de Wetstraat hevig verjongd – dat mocht ook wel. Toen de paars-groene Vlaamse en federale regering in 2000 aantraden, was er veel te doen om het feit dat die vol veertigers zaten. Een paar jaar later werd het aantreden van de jonge dertigers Gennez en Van den Bossche nog druk becommentarieerd. Maar vandaag is het de normaalste zaak van de wereld dat dertigers de eed afleggen. En dat is niet zonder gevolgen. Wie zo jong minister of partijvoorzitter wordt, kan dat onmogelijk tot aan zijn pensioen volhouden. Toch niet zonder er onderweg onderdoor te gaan. Het is alleen maar gezond als politici na een aantal jaar in een regering of aan de top van een partij naar het parlement terugkeren. Dat betekent niet dat ze uitbollen of wegdeemsteren en al helemaal niet dat hun carrière voorbij is. Ze grijpen gewoon terug naar wat de essentie zou moeten zijn: de wetgevende macht. Tot ze later misschien weer geroepen worden omdat er een uitvoerend mandaat vrijkomt dat hen op het lijf geschreven is.
Hoog tijd dus dat we onze parlementen weer meer naar waarde gaan schatten. Niet alleen om ze de kans te geven om voluit de rol te spelen die de grondwet ze toebedeelt, maar zeker ook om de kwaliteit van de fracties op te vijzelen. En dat zal pas gebeuren als die assemblees niet meer worden gezien als een wachtkamer voor iets beters. Het is trouwens niet alleen aan de politieke partijen om daar iets aan te doen, maar ook aan de media waar ‘gewone’ parlementariërs tegenwoordig amper nog aan bod komen. Zoals een parlementslid me onlangs teleurgesteld vertelde: ‘Jarenlang had ik aan dat dossier gewerkt. Toen het eindelijk werd goedgekeurd, was ik in de wolken. Maar wie mocht er in Terzake over gaan vertellen? Onze minister. Mijn naam werd zelfs niet genoemd.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier