Bruno Vanobbergen vertrekt als kinderrechtencommissaris: ‘Kinderrechten zijn niet links of rechts’
Vlaanderens grootste kindervriend vond je de voorbije jaren niet in Spanje maar achter de hoek van het Vlaams parlement. Nu trekt Bruno Vanobbergen na tien jaar de deur van het kinderrechtencommissariaat achter zich dicht.
Of de verhuisdozen al klaarstaan aan de Leuvenseweg in Brussel? Niet echt. Wie dacht dat de laatste rechte lijn richting maart, wanneer Vanobbergen het Kinderrechtencommissariaat definitief uitzwaait, een rustige slotrit zou zijn, vergist zich schromelijk. ‘Noem het gerust een kromme lijn’, grapt zijn communicatieverantwoordelijke er nog even tussendoor. De agenda zit bomvol. De dossiers liggen nog steeds torenhoog op zijn bureau gestapeld.
Zo verdiept Vanobbergen zich al weken in de zaak Anna-Maria Khmoyan, het achtjarige Armeense meisje dat na tien jaar procedureslagen het land dreigt uitgezet te worden. Zijn dossierkennis leidde in De Afspraak tot een verhit studiodebat met Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten.
‘No hard feelings’, zal de kinderrechtencommissaris na afloop van dit gesprek daarover zeggen. Het is Vanobbergen ten voeten uit. Scherp maar diplomatisch. Hard als het moet, zacht als het kan. Altijd de bal, nooit de man. ‘Kinderrechten zijn in essentie apolitiek.’
U hebt zich als kinderrechtencommissaris tien jaar lang onafhankelijk in een bijzonder politieke arena moeten opstellen. Hoe moeilijk was dat?
BRUNO VANOBBERGEN: ‘Dat was niet gemakkelijk. Het Vlaams decreet bepaalt dat de Kinderrechtencommissaris onafhankelijk de agenda vaststelt. Ik ben als het ware de stem van het commissariaat. Dat decreet bewaakt zeer duidelijk mijn taak. Wij moeten vrijuit kunnen spreken over de signalen die we krijgen. Het is belangrijk dat we aanbevelingen doen in alle onafhankelijkheid. Uiteraard zullen politici stellen dat ik een politieke uitspraak doe. De vraag is echter hoe eng je een “politieke” uitspraak definieert.’
Had u nooit het gevoel gehad dat u door de oppositiebanken geclaimd werd?
VANNOBERGEN: ‘Dat gevaar was er. Maar kinderrechten zijn niet links of rechts, ook al situeren sommigen ze onterecht meer aan de linkerzijde. De minimumstandaarden moeten gelden voor alle kinderen: recht op zorg, onderwijs en bescherming tegen geweld. Dat is in essentie apolitiek.’
U hebt in de tien jaar als commissaris zowel een centrumlinkse als centrumrechtse Vlaamse regering mogen berispen. Waar merkte u de verschillen?
VANOBBERGEN: ‘Er was in beide gevallen een duidelijke aandacht voor jeugddomeinen. Of dat nu gaat om jeugdzorg of sport. Maar het is moeilijk om twee regeringen met elkaar te vergelijken. De tijdsgeest is helemaal anders. De maatschappij verandert en dat beïnvloedt onze kijk op de dingen. Aan de andere kant zijn er ook thema’s die in die tien jaar een tere plek gebleven zijn.’
De minimumstandaarden moeten gelden voor alle kinderen: recht op zorg, onderwijs en bescherming tegen geweld. Dat is in essentie apolitiek.
De link naar het vluchtelingenthema is snel gelegd. Is uw job zwaarder geworden sinds 2015?
VANOBBERGEN: ‘Al daarvoor hadden wij een uitgebreid dossier rond de maatschappelijke en rechtspositie van kinderen op de vlucht. Voor ons was dit dus geen nieuw thema. We kregen wel meer klachten, omdat er ook substantieel meer niet-begeleide minderjarigen of gezinnen toekwamen. Advocaten en scholen vonden vaker de weg naar ons, omdat we al een grote vertrouwdheid met het thema hadden.’
Drie jaar geleden zei u in een interview met StampMedia dat er op het vlak van armoedebestrijding nog te weinig stappen waren gezet. Zie je daar vandaag verbetering in?
VANOBBERGEN: ‘Als je naar de cijfers kijkt, moet ik zeggen: neen. Neem bijvoorbeeld de indicator van Kind en gezin rond kinderarmoede: die is de voorbije tien jaar verdubbeld.
De onderzoeken en de statistieken bewijzen het: er zijn nog altijd te veel kinderen die in armoede opgroeien. Dat is de reden waarom ik twee jaar geleden Spelen in zwarte sneeuw heb geschreven. We vragen meer specifieke aandacht voor bijzonder kwetsbare groepen in armoede, zoals niet-begeleide minderjarigen die op hun achttiende hun voogd verliezen of jongeren die de jeugdzorg verlaten. Wanneer die jongeren de steun verliezen en er alleen voorstaan, stijgt het risico op een leven in armoede.’
Is er vanuit het beleid dan wel voldoende geluisterd?
VANOBBERGEN: ‘Armoedebeleid is de bevoegdheid van meerdere ministers. Het nieuwe kinderbijslagsysteem bijvoorbeeld, wil de kinderarmoede met 1% doen dalen. Dat staat natuurlijk tegenover de substantiële stijging van de armoedecijfers die we al jaren zien. Hetzelfde geldt voor de discussie rond de maximumfacturen in het onderwijs. Dat zijn hefbomen in de armoedebestrijding. Als het over armoede gaat is er nog steeds te weinig een sense of urgency om over de verschillende beleidsdomeinen en departementen heen te zoeken naar oplossingen.’
De onderzoeken en de statistieken bewijzen het: er zijn nog altijd te veel kinderen die in armoede opgroeien.
Een ander dossier dat de voorbije jaren op uw bureau terecht kwam, was dat van kinderen van IS-moeders. Een heikel debat.
VANOBBERGEN: ‘Wij hebben daarover veel gesprekken gevoerd. Met de grootmoeders van die kinderen. Met Childfocus. Met mijn Franstalige evenknie Bernard De Vos. Ons standpunt was meteen zeer helder: je kan het niet maken om kinderen in die zeer precaire situatie in kampen te laten zitten. Vanuit de jeugdhulp heeft men zich zeer goed voorbereid op de komst van die kinderen. We hebben ons verzet tegen het discours dat het om ‘gevaarlijke’ kinderen zou gaan. Dit zijn geen gevaarlijke kinderen, dit zijn kinderen in gevaar.’
De eerste kinderen zijn maandag teruggekeerd. Hun moeders, waar zij volgens het kinderrechtenverdrag recht op hebben, nog niet. Dat blijft een moeilijk vraagstuk?
VANOBBERGEN:(voorzichtig) ‘De feiten maken dat dit niet zo’n gemakkelijk dossier is. Dat de grootouders een belangrijke ondersteunende rol zullen spelen, vonden wij al een belangrijke eerste stap – zowel voor de kinderen als voor het gezin. Moeders die zware overtredingen hebben gemaakt, zullen daarvoor gestraft worden. Maar ook daar blijven we waken over de rechten van de kinderen. Je hebt bijvoorbeeld gevangenissen waar moeders met hun jonge kinderen kunnen verblijven. Vanaf drie jaar kan dat niet langer en dan moet je weer op zoek naar andere oplossingen. De veiligheid van het kind staat daarbij steeds voorop.’
Was het in zulke zware debatten persoonlijk moeilijk om lijnrecht tegen de publieke opinie in te gaan?
VANOBBERGEN: ‘Dat is uiteraard niet het fijnste. Mensen hebben snel een mening klaar, terwijl ze de complexiteit van een situatie niet altijd overzien. Wij hebben geprobeerd ons steeds consequent op te stellen. Wij zullen altijd vanuit het kinderrechtenverdrag vertrekken. België heeft dat verdrag ook geratificeerd. We krijgen steun in onze standpunten van internationale kinderrechteninstellingen als het VN-kinderrechtencomité, UNICEF of UNHCR.’
Is de toon van het debat verhard doorheen uw werkjaren?
VANOBBERGEN: ‘Goh, ik krijg al langer dan vandaag kwade mails. Vaak zijn ze themagebonden. Nu gaat het bijvoorbeeld voornamelijk over de vluchtelingenproblematiek en kinderen van IS-strijders, vroeger ging dat over hoofddoeken.’
‘Het is wel zo dat het vandaag niet gemakkelijk is om een genuanceerd debat te behouden – je krijgt al vrij snel een gepolariseerde discussie. We hebben ons altijd behoed om integraal deel uit te maken van die polarisatie, door goed gedocumenteerd en geïnformeerd het debat aan te gaan. Wij schieten niet met losse flodders.’
U toont zich weer zoals we u kennen: genuanceerd en uiterst diplomatisch. Het staat bijna in contrast met hoe we u twee weken geleden in De Afspraak zagen. U werd in debat met Gwendolyn Rutten zichtbaar kwaad toen het over de zaak Anna-Maria ging.
VANOBBERGEN: ‘Je bent niet de eerste die me daarop wijst. Ik ben de voorbije tien jaar regelmatig hevig geweest, natuurlijk niet altijd op televisie (lacht). Het grote publiek schrok terwijl die geraaktheid net de rode draad doorheen mijn verhaal was. Toen ik net begon als kinderrechtencommissaris bezocht ik veel kinderziekenhuizen. Ook dat heeft me zeer sterk geraakt. Mijn gevoel bij het verhaal van Anna-Maria is een gedeelde betrokkenheid: ik voel het samen met veel mensen. Hoe kunnen we kinderen als Anna-Maria dit aandoen? En tijdens dat tv-debat was ik misschien wel de verpersoonlijking van dat gevoel dat bij zovelen leeft.’
Hoe kunnen we kinderen als Anna-Maria dit aandoen? Tijdens dat tv-debat was ik misschien wel de verpersoonlijking van dat gevoel dat bij zovelen leeft.
Uw tegenstanders zullen dan zeggen: ‘Vanobbergen laat zich leiden door emotie en niet door ratio. Regels zijn regels’.
VANOBBERGEN: ‘Ik heb nooit emotie laten primeren op ratio. Het ergert me dat wij al jaren concrete voorstellen doen aan het beleid, maar dat men ze niet terdege uitprobeert. En ja: regels zijn regels? Dat is een relatief verhaal: een kind sluit je niet op, ook dat zijn regels. Dat staat in een Koninklijk Besluit. De overheid kijkt enkel naar de verantwoordelijkheid van de ouders, maar niet naar die van zichzelf. Het verhaal is veel complexer dan dat.’
Dat kinderpardon in verband met uitwijzing lijkt een van uw laatste grote veldslagen te worden. U verwijst steeds naar Nederland waar zo’n maatregel wel al bestond. Nu hebben onze noorderburen net vorige week dat pardon weer afgeschaft.
VANOBBERGEN: ‘Dat klopt, maar wat men er niet bij vertelt is dat honderden kinderen die normaal gezien zouden worden uitgewezen, nu een permanente verblijfsvergunning zullen krijgen. Ik besef ook dat een beleid dat rond het kinderpardon is opgebouwd, geen toekomst heeft. Dit is een herstelinstrument. Asielaanvragen moeten sneller en ernstiger worden behandeld. Er moet werk gemaakt worden van terugkeerbegeleiding. We moeten vermijden dat – zoals enkele jaren geleden – honderden gezinnen veel te laat het bericht krijgen dat ze het grondgebied moeten verlaten.’
Zal uw opvolger uw lijn doortrekken?
VANOBBERGEN: ‘Dat ligt aan mijn opvolger. Ik zal me er ook niet mee bemoeien. Het team zal uiteraard een belangrijke rol spelen in de continuïteit van onze werking. Mijn hart zal altijd hier blijven, maar verder laat ik dit ook los.’
We moeten vermijden dat – zoals enkele jaren geleden – honderden gezinnen veel te laat het bericht krijgen dat ze het grondgebied moeten verlaten.
Was dit niet uw droomjob?
VANOBBERGEN: ‘Het was in ieder geval een zeer intense, maar tegelijk zeer boeiende job, die een zware stempel op mijn leven heeft gedrukt. Vandaag denk ik dat er niets méér impact op mij zal heeft gehad als de voorbije tien jaar. Mocht ik opnieuw moeten beginnen, dan zou ik het exact zo overdoen. Het Kinderrechtencommissariaat was mijn leven.’
Het Kinderrechtencommissariaat zal dichterbij zijn dan u denkt. Als directeur van het nieuwe agentschap Opgroeien tekent u mee het beleid uit. Dat wil zeggen dat de nieuwe kinderrechtencommissaris u op de vingers mag komen tikken.
VANOBBERGEN: ‘Zo is dat. En dat is helemaal oké. Al zal ik ervoor zorgen dat hij of zij dat zo weinig mogelijk moet doen. (lacht).‘
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier