Kim De Witte (PVDA)
‘Bompa werkt zich kapot, terwijl kleinzoon hopeloos zoekt naar een job’
De pensioenlast eerlijk verdelen tussen de generaties, daar is deze regering mee bezig, zo schrijft Peter De Roover, Kamerlid voor de N-VA. Boerenbedrog, zo antwoordt Kim De Witte, docent in de leergang pensioenrecht aan de KU Leuven en medewerker op de studiedienst van de PVDA. Deze regering bouwt het recht op pensioen af. Onze kinderen en kleinkinderen zijn de grootste slachtoffers van dat beleid.
Slechts 1 op de 20 Belgen wil werken tot 67 jaar. Dat bleek vorige week uit een onderzoek in opdracht van het Europees Sociaal Fonds. De regering Michel – De Wever zit dus met een probleem. De overgrote meerderheid van de kiezers verwerpen een speerpunt uit haar regeerakkoord.
Hoog tijd om de pensioenhervorming “nog wat beter uit te leggen”. Pensioenen redden: daar is deze regering mee bezig, zo schrijft Peter De Roover van N-VA. Mooie insteek. Pensioenen redden: wie kan daar nu tegen zijn?
Maar wat is de ‘redding’ die de regering voorstelt? De ‘redding’ is: iedereen langer laten werken voor minder pensioen. Een eigenaardige invulling van de notie ‘redden’. Als de regering ook onze jobs op die manier wil ‘redden’, dan zal de crisis nog lang duren.
De eerste stap van het eigenaardige ‘reddingsplan’ werd vorige week gezet. De meerderheid in het parlement keurde de afschaffing van de pensioenbonus goed. Gevolg: 83,2 euro pensioen per maand minder voor iedereen die actief blijft tot 65 jaar en 187,2 euro per maand minder voor iedereen die actief blijft tot 67 jaar (bruto bedragen). De wortel om langer actief te blijven is niet meer. Nu rest alleen nog de stok. Die maakt deel uit van de tweede stap van het eigenaardige ‘reddingsplan’, namelijk iedereen verplichten om langer te werken. Voor mensen met een kortere loopbaan, zoals zes op tien vrouwen, wordt dat wellicht tot 67.
Langer werken zou logisch zijn, omdat we langer leven. Het zou nodig zijn, omdat de pensioenen onbetaalbaar worden. Het zou verantwoordelijk zijn, voor onze kinderen en kleinkinderen. Het zou de enige mogelijkheid zijn, omdat we de welvaart niet beter kunnen verdelen. Vier grijze leugens, die we één voor één zullen weerleggen.
Langer werken is logisch, omdat we langer leven?
We produceren steeds méér met minder mensen. De laatste 50 jaar is onze welvaart verviervoudigd. Over diezelfde periode is onze arbeidsduur met één derde gedaald. In 1960 werkte een Belgische werknemer gemiddeld 2.300 uur per jaar, vandaag is dat nog 1.550 uur (cijfer van Patrick Deboosere, demograaf aan de VUB).
Ook het aantal arbeidsjaren is gedaald. De gemiddelde leeftijd van intrede in de arbeidsmarkt is opgeklommen van 16 tot 21 jaar. Door onze groeiende productiviteit kunnen we jongeren langer laten studeren en kunnen we vroeger stoppen met werken.
Een hogere productiviteit van arbeid – België zit sinds jaar en dag in de top drie van de wereld – gaat samen met een vroegere uittredingsleeftijd. In Europa werkt één op drie ouderen tussen de leeftijd van 60 en 64 jaar. In België is dat bijna één op vier (22,8 procent en geen 18 procent, zoals Peter De Roover verkeerdelijk beweert, zie eurostat). Het verschil tussen België en andere landen wordt gecompenseerd door onze hogere productiviteit van arbeid.
De productiviteit van arbeid blijft stijgen. Overal worden mensen vervangen door machines. De essentiële opdracht is dan ook om arbeid en inkomen beter te verdelen. Dat is perfect mogelijk: via kortere werkweken, tijdskrediet en een menswaardige pensioenleeftijd. Dat is ook nodig: de stijgende productiviteit van arbeid heeft een prijs, namelijk drie op vier vijfenvijftigplussers met een arbeidsbelemmerende aandoening en één op drie zestigers met een ernstig gezondheidsprobleem dat werken onmogelijk maakt.
Tegen de logica van de omzetting van de hogere productiviteit van arbeid in meer vrije tijd, hebben liberale economen en grote werkgevers zich altijd verzet. Dat was vroeger zo, bij het gevecht voor de afschaffing van de kinderarbeid, de strijd rond de invoering van de 40-uren week, elke discussie over de toevoeging van een nieuwe vakantiedag. Dat is nu zo, bij het gevecht voor het behoud van het recht op pensioen. Herverdeling van productiviteit in meer vrije tijd betekent immers minder winst.
Dat is de echte inzet van het pensioengevecht. Gaan we de stijgende productiviteit van arbeid omzetten in meer vrije tijd? Of dient die stijgende productiviteit voor extra winst? Langer werken of de welvaart beter verdelen?
Langer werken is nodig, om de pensioenen te kunnen betalen?
De Studiecommissie voor de Vergrijzing berekent de kost die onze pensioenen met zich meebrengen. In 2060 zou het aandeel van onze welvaart dat naar de pensioenen gaat 14,7 procent bedragen (en geen 16 procent, zoals Peter De Roover verkeerdelijk beweert). Is dat nu zo overdreven? Natuurlijk niet. Landen als Frankrijk en Oostenrijk betalen dat nu al voor hun pensioenen.
De totale uitgaven voor de sociale zekerheid in percentage van onze welvaart zouden in 2019 een half procent hoger liggen dan vandaag. Een half procent. Dat is 2 miljard euro of één derde van het bedrag dat de regering Michel – De Wever wil uitgeven aan nieuwe gevechtsvliegtuigen.
De totale uitgaven voor de sociale zekerheid zouden verder stijgen tot 2040. Na 2040, wanneer de babyboomgeneratie uit de bevolkingspiramide verdwijnt, zouden ze terug dalen. Tegen 2060 zouden de totale uitgaven voor de sociale zekerheid 4,2 procent extra van het BBP bedragen. Ter vergelijking, de crisis in 2008 heeft de sociale uitgaven van de overheid op één jaar tijd met 3 procent van het BBP doen stijgen. Een stijging met 4,2 procent over 45 jaar is perfect draagbaar. Het is elk jaar ongeveer 0,1 procent erbij (380 miljoen euro in 2015). Indien onze economie zou groeien met 1 procent per jaar, dan volstaat één tiende van die groei om de kosten van de vergrijzing te dragen op lange termijn.
Is er dan geen enkel probleem met de betaalbaarheid van onze pensioenen? Toch wel. Maar de oorzaak ligt niet bij de stijgende uitgaven, wel bij de dalende inkomsten. Onze pensioenen worden grotendeels betaald met sociale bijdragen op onze lonen. Die bijdragen worden ook wel indirect of uitgesteld loon genoemd. De indirecte lonen van werknemers in percentage van onze welvaart zijn sterk gedaald doorheen de tijd. De beheerders van onze sociale zekerheid trokken aan de alarmbel (zie het persbericht van de FOD Sociale Zekerheid). De daling is vooral te situeren bij de werkgeversbijdragen, minder bij de werknemersbijdragen.
Langer werken is verantwoordelijk, voor onze kinderen en kleinkinderen?
De financiering van onze pensioenen komt onder druk te staan, niet zozeer omwille van de stijgende uitgaven, maar wel omwille van de dalende inkomsten. De sociale bijdragen – onze indirecte lonen – nemen af jaar op jaar. De oorzaak ligt bij de invoering van tal van contracten en loonvormen waarop geen of zeer weinig sociale bijdragen moeten worden betaald.
Professor Van Langendonck, specialist sociale zekerheid aan de KU Leuven, schreef hierover het volgende: “De jongste kwarteeuw hebben de meeste landen een politiek gevolgd van ‘vermindering van sociale lasten’ om de concurrentiepositie van de ondernemingen en de werkgelegenheid te verbeteren. België heeft zich op dit gebied als een kampioen opgeworpen, tot in het bijna belachelijke toe. Op dit ogenblik gelden er een twintigtal verschillende regelingen van bijdragevermindering en -vrijstelling, als wanhopige pogingen om onze werkloosheidscijfers naar beneden te krijgen.”
De UNCTAD, dit is de organisatie binnen de Verenigde Naties die onderzoek doet naar de economische ontwikkeling, heeft het over een daling met 5 procentpunten binnen de totale welvaart in de geïndustrialiseerde landen sinds 1980. Dat cijfer wordt bevestigd voor België door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Tegenover de daling van het aandeel van het inkomen uit arbeid staat een stijging van het aandeel van het inkomen uit kapitaal (winsten, dividenden, intresten en renten). Een studie van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) toont aan dat sinds 1980 de winsten van bedrijven in de meeste geïndustrialiseerde landen zijn gestegen. De belangrijkste oorzaak, aldus de BIB, is te wijten aan het feit dat de lonen minder snel stijgen dan de productiviteit van arbeid.
Om de daling van de sociale bijdragen te compenseren, moesten de bijdragen van de overheid voor de sociale zekerheid stijgen. De verslechtering van de overheidsfinanciën, door het redden van de banken en door liberale keuzes in het fiscaal beleid (bedrijven, speculanten en miljonairs die steeds minder belastingen moeten betalen), zet dat mechanisme onder druk. Bijgevolg wordt gezocht naar alternatieve oplossingen. Eén oplossing is mensen langer doen werken voor minder pensioen.
Maar één of twee jaar langer werken heeft weinig effect op de betaalbaarheid van onze pensioenen. Dat zegt de Commissie Pensioenhervorming, na berekeningen van het Planbureau. Ook de CD&V lijkt dat uiteindelijk te hebben begrepen (cfr. het opiniestuk van Liesbeth Sommen).
Bijgevolg wil de regering ons niet één of twee jaar, maar vele jaren langer doen werken. Als de inkomsten voor onze pensioenen verder eroderen, dan is ook werken tot 67 jaar onvoldoende. Dan wordt Noorwegen het nieuwe voorbeeld, waar het liberale beleid zorgde voor een verhoging van de flexibele pensioenleeftijd tot 75 jaar.
Langer werken heeft tot slot een negatief effect op de jeugdwerkloosheid. In Zweden is de jeugdwerkloosheid sterk gestegen na koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting (in juni 2000). De jeugdwerkloosheid evolueerde van 10 naar 24 procent (zie eurostat). Hetzelfde fenomeen zagen we bij de recente pensioenhervormingen in Denemarken, Frankrijk en Ierland. Men kan spreken van de ‘absurditeit van het liberale pensioenbeleid’: Bompa werkt zich kapot, terwijl kleinzoon hopeloos zoekt naar een job.
Een sociale logica zorgt dat ouderen, die uitgeput en opgewerkt zijn, plaats kunnen ruimen voor jongeren, die nu geen baan vinden. Dat heeft ook financiële voordelen: de toename van gepensioneerden wordt gecompenseerd door een afname van zieken en werklozen.
Langer werken of de welvaart beter verdelen?
Onze regering kiest niet alleen voor langer werken, maar ook voor de wettelijke pensioenen in te perken: afschaffing van de pensioenbonus (vorige week gestemd in het parlement), afschaffing van bepaalde gelijkgestelde periodes, afbouw van het recht op overlevingspensioen, afbouw van het pensioen voor ambtenaren, …. Is dat nu onze pensioenen ‘redden’? Moeten onze kinderen ons daarvoor dankbaar zijn?
Het pensioendebat gaat in wezen over de verdeling van de welvaart: spenderen we de stijgende productiviteit van onze arbeid aan extra winsten of behouden we een recht op wat vrije tijd na een leven intense arbeid? De rechtse regering heeft haar keuze gemaakt. Niets belet ons om haar te dwingen tot een ander beleid. Het recht op pensioen is niet toegekend omwille van liefdadigheid. Het is afgedwongen door sociale strijd. Dat is nu eenmaal de historische realiteit.
Het proces van de vergrijzing spreidt zich uit over dertig tot veertig jaar. Daar moet een langetermijnvisie aan gekoppeld worden, die de rijkdom anders verdeelt. Deze herverdeling kan steunen op drie hoekstenen. De belangrijkste steen is de installatie van een miljonairstaks, zoals ook de Federale Adviesraad voor Ouderen voorstelt. Daarnaast is een betere aanpak van de grote fiscale fraude mogelijk. Middelen tot meer succes zijn: de invoering van een vermogenskadaster (België is één van de weinige landen waar dat nog niet bestaat), de opheffing van het bankgeheim (zelfs Zwitserland zet de stap, waarom zouden wij achter blijven), de openbaarheid van alle financiële verrichtingen (de fiscus weet perfect wat ik doe met mijn geld, waarom niet van speculanten en grote vermogens) en de zerotolerantie tegen overtredingen (een geldboete voor iemand met meerdere miljarden euro’s heeft weinig effect).
Tot slot zal ook de houtworm in de financiering van onze pensioenen moeten worden aangepakt. De houtworm, dat is de stelselmatige verlaging van de sociale bijdragen aan de sociale zekerheid. Hij vreet al jaren aan het hele stelsel en woekert verder in allerlei vrijstellingen en nieuwe loonvormen waarop geen of bijna geen sociale bijdragen moeten worden betaald. Deze houtworm kost de sociale zekerheid jaarlijks miljarden euro’s en maakt onze pensioenen in de toekomst inderdaad onbetaalbaar. Indien deze regering onze pensioenen wil redden, dan moet ze werk maken van deze maatregelen, in plaats van ons langer te laten werken voor minder pensioen.
Miljonairstaks
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier