Nobelprijswinnaar Imre Kertész stopt met schrijven
De Hongaarse holocaust-schrijver Kertész maakte in Berlijn bekend dat hij de lier defintief aan de wilgen hangt. Onze reporter Piet de Moor was erbij.
Imre Kertész heeft vorige week zijn literaire nalatenschap aan de Berlijnse Akademie der Künste geschonken. Dat gebeurde in aanwezigheid van de 83-jarige Hongaarse schrijver, die in 2002 met de Nobelprijs voor Literatuur onderscheiden werd.
Het convoluut dat Kertész overmaakte, beslaat 35.000 bladzijden en bestaat uit manuscripten, correspondentie, krantenknipsels en dagboeken die nu in de Akademie geraadpleegd kunnen worden. De overhandiging ging gepaard gaat met een plechtigheid in aanwezigheid van de auteur, die door verschillende sprekers werd geëerd.
Wellicht was dit het laatste publieke optreden van Imre Kertész, die door de ziekte van Parkinson in een rolstoel wordt gekluisterd en die onmiddellijk na de toespraken in een taxi verdween. Maar zijn ziekte is niet de reden waarom hij niet meer schrijft, want wat de hand niet meer aankon, presteerde de computer. Kertész schrijft niet meer, omdat hij alles heeft gezegd. Vorige maandag al had hij in ‘Der Spiegel’ verklaard: ‘Ik wil niet meer schrijven. Voor mij is het werk, dat zo eng met de holocaust verbonden is, afgesloten. Om het even of het geslaagd is of niet.’ Daarmee is een einde gekomen aan een levenswerk dat Imre Kertész in zijn ‘Dagboek van een galeislaaf’ onder het motto van Molières ‘Les Fourberies de Scapin’ had geplaatst: ‘Que diable allait-il faire dans cette galère?’ Uitgeverij Rowohlt zal binnenkort een selectie uit de recente dagboeken publiceren.
Voor een geconcentreerd publiek las de Oostenrijkse theaterdramaturg Hermann Beil in de Akademie fragmenten voor uit de ongepubliceerde dagboeken van Imre Kertész, beschouwingen waarin de schrijver als vanouds zichzelf ontleedt, hard maar niet genadeloos: reflecties bij depressies door het besef dat aan het geluk van het romanschrijven na de voltooiing van ‘Liquidatie’ (2003) een einde is gekomen; lofzangen op Berlijn, op het pulserende leven van de stad, die hem meer herinnert aan het Boedapest van zijn kinderjaren dan het Boedapest dat hij verlaten heeft en dat hij sedert zijn aankomst in Berlijn, twaalf jaar geleden, niet meer heeft gemist; vervloekingen van Hongarije, het land dat ondanks de gemeenschappelijke taal niets van hem begrijpt, waarvan hij niets begrijpt en dat hij daarom – ‘een kwestie van psychohygiëne’ – zonder spijt verlaten heeft; de holocaust, de catastrofe die als gebeurtenis maar al te begrijpelijk is: een criminele verleider, die de laagste instincten van het uitschot mobiliseert, komt met behulp van vulgaire kapitalisten aan de macht en vergrijpt zich aan een bevolkingsgroep die door de eeuwenoude hetze van de kerk het afgeschoten wild is dat alleen nog maar moet worden afgemaakt.
Nu is Kertész gelukkig dat zijn werk in goede handen en veilig is. ‘Het lot gaat zijn eigen weg. Ik heb Auschwitz overleefd en nu is mijn werk in Duitsland gered. Ik voel me hier beter begrepen dan in mijn geboorteland. Maar ook bij de beste wil zou men daar het materiaal niet zo goed kunnen bewaren als in Berlijn, waar ik al jaren leef,’ aldus de schrijver in ‘Der Spiegel’. In de vitrines op de eerste verdieping van de Akademie der Künste op de Pariser Platz (Brandenburger Tor) ligt een selectie van het materiaal: een manuscriptpagina uit ‘Kaddisj voor een niet geboren kind’, de openingszinnen van ‘Onbepaald door het lot’, foto’s, magazines, brieven.
Imre Kertész schrijft niet meer. Zijn werk is af. Het oeuvre, dat geen sentimenten kent of duldt, heeft de schrijver ontslagen. De galei is leeg.
Piet de Moor
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier