Debutante Lize Spit: ‘We begaan allemaal kleine gruwelijkheden’

Lize Spit is de strafste Vlaamse debutant sinds Erwin Mortier in 1999 met 'Marcel' de Vlaamse letteren verblufte. © Keke Keukelaar

Het gaat hard voor de 27-jarige debutante Lize Spit. Haar eerste roman ‘Het Smelt’ kan rekenen op quasi-unanieme positieve geluiden. Vliegende reporter Michiel Leen ging praten met de nieuwste Vlaamse sensatie.

De premisse van ‘Het Smelt’, de debuutroman van Lize Spit, had uit de koker van Marc de Bel kunnen komen. Drie ‘musketiers’ – Laurens, Pim en Eva – die al heel hun leven samen optrekken, beleven anno 2002 een luie, langoureuze zomer in hun geboortedorp in verkavelings-Vlaanderen. Alleen: het drietal maakt de twee maanden schoolverlof niet zoek met het knutselen van een bakfietsbioscoop of ander onschuldig kattenkwaad. Hun puberfratsen ontaarden tot een volgehouden oefening in wreedheid en seksuele vernedering, waar geen van de drie protagonisten ongeschonden uitkomt. Jaren later keert Eva naar haar geboortedorp terug, met in de kofferbak een groot blok ijs, vastberaden wraak te nemen.

Niet dat Spits debuut zomaar uit de lucht komt gevallen. In 2013 won ze de schrijfwedstrijd Write Now!, ook haar kortverhaal ‘Zadelpijn’ gooide hoge ogen. Al die tijd pende ze door aan ‘Het Smelt’ (uitgeverij Das Magazin), een baksteen van een boek, en tevens een van de eerste uitgaves van uitgeverij Das Mag. Volgden: lovende recensies. Praat over filmrechten. De vaderlandse media over de vloer. Met naam, toenaam en vermelding van leeftijd én lichaamslengte op de omslag van een boekenbijlage. Maar ook: een grote doos snoepjes op de kast in de woonkamer. Een presentje van de inwoners van geboortedorp Viersel, waar Spit het boek ging voorstellen. Ze staat er zelf wat van te kijken.


Lize Spit: ‘Gek hé, dat je plots in zo’n hype terechtkomt? Ik klaag niet over de aandacht die mijn boek krijgt, maar er zijn zoveel debuten die niet opgepikt worden. Ik voel me daar op sommige momenten ongemakkelijk over, alsof ik de plaats opeis die een ander ook zou kunnen innemen. Misschien krijgt nooit nog een ander boek van mijn hand even veel aandacht als ‘Het Smelt’. Maar ik wil niet over twee jaar al met een nieuw boek komen. Aan ‘Het Smelt’ is lang gewerkt, dat kan ik niet opnieuw doen in een jaar tijd. Sommige auteurs worden door hun uitgevers onder druk gezet: “Komaan, er moet snel een tweede boek komen, of de lezers vergeten je.” Ik geloof dat het niet zo is. Hype rond een boek snijdt langs twee kanten: het wordt goed onthaald maar tegelijkertijd zijn er heel veel mensen die wantrouwig worden over of het geen ‘gebakken lucht’ is, die vijandig reageren op hoe het in de markt werd gezet. Een boek blijft iets fragiels, en ik kan alleen maar blij zijn dat het wordt opgepikt. Ik maak me sterk dat mijn boek ook inhoudelijk overeind blijft.’

‘Ik voel wel dat er een lege periode zit aan te komen. Het schrijven zelf blijft toch het mooiste. Nu is mijn schoot leeg. Het boek is de wereld in getrokken. Ik ben gelukkig, maar tegelijk ook niet. Tijdens het schrijven voelde ik me voldaan, ondanks de onzekerheid. Het boek was nog van mij. Nu is het van iedereen, iedereen heeft er een mening over. Daar heb ik echt moeite mee gehad: die confrontatie met andermans interpretatie van je werk.’

Moet je je dat fel aantrekken?

Spit: ‘Het is waardevol om te zien door welke elementen lezers gegrepen worden. Sommige recensies zoomen in op de ontwrichte gezinssituatie van het hoofdpersonage, andere focussen op de ontsporende vriendschap tussen de jongeren, of de escalerende seksuele spelletjes. Ik krijg weleens de vraag of ik er niet beter twee boeken van had gemaakt. Maar die twee spanningsvelden werken juist in op elkaar. Eva laat zich zo ver drijven door de jongens omdat ze thuis geen kant op kan. Ze wil alles doen voor de goedkeuring, de vriendschap, tot ze ook daarin geen uitweg meer vindt. Zelfs op de meest tragische momenten, wanneer de situatie ontaardt in vreselijk misbruik, probeert Eva vooral de anderen te behagen. Eva kàn niet halverwege naar huis en bij haar ouders gaan vertellen wat er allemaal gebeurd is. En laten we wel wezen: zulke dingen gebeuren. Veel “onschuldige” dingen die je als kind uithaalde, in de jeugdbeweging of met speelkameraadjes, zijn dat veel minder wanneer je er met een volwassen blik op terugkijkt. Die kleine gruwelijkheden begaan we allemaal wel.’

Het boek heeft een lange ontstaansgeschiedenis?

Spit: ‘Boerenzoon Pim en slagerszoon Laurens zitten al het langst in mijn hoofd. Eva’s personage was eerst een jongen, die grosso modo dezelfde situaties meemaakt als Eva. Het lukte me echter niet om het verhaal in te vullen vanuit het perspectief van een verbitterde man. Toen ik hem in een meisje veranderde en de thuissituatie van dat personage aan het verhaal toevoegde, ging het als een trein. Plots kwam er veel meer los, persoonlijke elementen. Maar neen, ik vind het niet nodig om daar dieper op in te gaan. Het biedt geen meerwaarde voor het boek, en ik wil de mensen beschermen die zich erin zouden herkennen. Bij de boekpresentatie in mijn geboortedorp waren er anders genoeg mensen razend benieuwd of ze in het boek voorkwamen. Maar de zoon van de slager en de boer moeten zich geen zorgen maken: Pim en Laurens zijn fictieve personages. (lacht) Veel elementen hadden in eender welk Vlaams dorp kunnen voorkomen.’

Je bent niet teruggekeerd naar de Kempen met een groot blok ijs in de koffer, maar met een stapel boeken?

Spit: ‘Tuurlijk. Ik ben zelf niet zo haatdragend als Eva. Ik wilde het boek persoonlijk voorstellen, ook om te kunnen waarschuwen dat een schrijver de waarheid verdraait om het best mogelijke verhaal te bekomen – daar hebben sommigen in Viersel het wel moeilijk mee. De duizenden mooie herinneringen aan mijn geboortedorp zijn voor dit boek gewoon niet relevant. Als schrijver moet je daar hard in zijn: het beste boek schrijven, niet de mooiste werkelijkheid vertellen.’

Een coming-of-ageroman in een Vlaams dorp. Dan ligt toch het cliché op de loer.

Spit: ‘Ik wilde niét zo’n typisch verhaal schrijven over een Vlaamse boerenknul op weg naar de grote stad. Daarom speelt veel van de actie zich af in de bubbel van die ene zomer: de seksuele ontwikkeling is een thema, maar het is niet dat ze plots op andere vlak zoveel volwassener worden, of minder wereldvreemd. Jarenlang vocht ik tegen de typering coming of age, tot uitgever Daniël van der Meer me aanraadde om me erbij neer te leggen. Er zijn parallellen te trekken met ‘Wij’ van Elvis Peeters – al heb ik dat bewust niet gelezen tot mijn boek klaar was – en ‘De Helaasheid der Dingen’ van Dimitri Verhulst. Recensenten doen graag aan namedropping, tja. Ik geloof dat een debutant maar beter met vertrouwde ingrediënten aan de slag gaat, als je het maar goéd doet. Mijn stijl en blik zijn anders.’

Opvallend: je debuteert als het ware samen met je uitgevers Das Mag.

Debutante Lize Spit: 'We begaan allemaal kleine gruwelijkheden'
© GF

Spit: ‘Een keuze waar ik nog geen minuut spijt van heb gehad. Toen Das Mag als uitgever op de radar verscheen, was ik al twee jaar in gesprek met andere uitgevers, zonder dat er eigenlijk een letter op papier stond. Ik wilde weten hoeveel uitgeverijen voor me over hadden. Ik wilde een voorschot dat me in staat stelde om lang te kunnen schrijven. Een van de uitgeverijen wilde een pre empt doen op mijn boek, wat betekent dat andere uitgevers geen contract meer konden bieden en plots dacht ik: het gaat niet alleen om een mooi voorschot, vooral het contact met de redacteur is van belang.

En daarin staken de Bezige Bij en Das Mag erbovenuit. Ik heb nog lang getwijfeld tussen deze twee spelers. Ik wist dat de lancering van Das Mag als uitgeverij op veel aandacht zou kunnen rekenen, het vestigen van de uitgeverij zou onder andere met mijn boek gebeuren. Als hun structuur met 3.000 aandeelhouders van de grond kwam, wist ik me al verzekerd van 3.000 lezers. Voor een debuut is dat veel. En ik heb vertrouwen in uitgever Daniël Van der Meer en redactrice Marscha Holman.’

Je had al veel langer gedebuteerd willen zijn, klonk het bij de presentatie.

Spit: ‘Veel schrijvers hebben later spijt van hun eerste boek. Ik heb het gevoel dat ik mijn debuut heb overgeslagen, door lang genoeg te wachten vooraleer ik met iets kwam. Voorafgaand aan ‘Het Smelt’ heb ik al heel wat geschreven. Ik heb geduld geoefend tot ik het gevoel had: “Dit is het beste boek dat er op dit moment en misschien ook wel de komende jaren in mij zit”. Terwijl ik vroeger vastberaden was om voor mijn twintigste te debuteren. Gelukkig heb ik dat niet gedaan: anders zou het, meer nog dan vandaag, alleen maar over mijn jonge leeftijd gaan. Of men noemt je veelbelovend, alsof wat er nu voorligt nog tekortschiet. Een “talent” genoemd worden heeft iets betuttelends, alsof het echte werk nog op zich laat wachten. Anderzijds ben ik echt gelukkig over de ontvangst van ‘Het Smelt’. Bij mijn volgende debuut … pardon: boek! (lacht) ga ik misschien wat minimalistischer te werk. In een debuut mag je toch knallen, neen?’

In een volgend boek niet meer dan?

Spit: ‘Een tweede boek schrijven wordt moeilijker, maar ik probeer me daar nu nog niet te veel zorgen over te maken. Al krijg ik constant vragen over een opvolger. Ik heb wel een idee, misschien meer gebaseerd op research dan op mijn eigen ervaringen. Ik heb lange tijd gespeeld met het idee om het verhaal ‘Zadelpijn’ tot een boek uit te werken. Maar de echte uitdaging zit hem misschien net in het verplaatsen van de intrige naar iets wat verder van mijn eigen beleveniswereld afstaat.’

En nu? Het podium op, de cinema in?

Spit: ‘Over enkele weken ga ik op pad met Saint-Amour. Voor het boek is het goed dat ik het podium op mag op een moment waarop de persaandacht eromheen weer zal zijn weggeëbd. En zoals elke schrijver hoop ik dat het boek ergens op een longlist terechtkomt. Ik wil het nog een tijdje in leven houden voordat ik aan iets nieuws begin.’

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content