Lode Godderis
‘Bij verkeerd en langdurig gebruik kan ziektebriefje zijn doel voorbij schieten, en de gezondheid schaden’
‘Patiënten moeten beter geïnformeerd worden over de effecten en nevenwerkingen van het ziektebriefje’, schrijft hoogleraar arbeidsgeneeskunde Lode Godderis (KU Leuven).
Vorige week deed een voorstel van federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block wat stof opwaaien. Op haar vraag werkt het Nationale College voor Sociale Verzekeringsgeneeskunde aan richtlijnen over hoe lang de arbeidsongeschiktheidsduur voor acht aandoeningen mag duren, waaronder borstkanker en burn-out. Als arts, vind ik het belangrijk dat mensen ten allen tijde recht hebben op de beste behandeling en genezing en dat volgens de meest recente inzichten, en daarom is het een must om de werking en nevenwerking van het ziekteattest ten gronde te onderzoeken.
Voor de meeste therapieën en geneesmiddelen bestaat er heel wat onderzoek over de werking en (bij)werkingen. Als ik daarentegen zoek naar de bepaling van ziekteduur, is de oogst opvallend mager. Het is ongelofelijk dat voor een dergelijk frequent voorgeschreven attest er (intern)nationaal amper studies bestaan naar de positieve en negatieve effecten. Ik vermoed dat dit lang onbespreekbaar gebleven is omdat men vond dat zieken recht hadden om thuis te zitten.
Bij verkeerd en langdurig gebruik kan ziektebriefje zijn doel voorbij schieten, en de gezondheid schaden.
Het doktersattest is inderdaad vaak noodzakelijk om mensen de nodige rust te gunnen om te genezen en herstellen. Het is een cruciaal onderdeel van de behandeling, maar net als elke ander geneesmiddel dien je ook rekening te houden met mogelijke (bij)werkingen. Het ziektebriefje kan immers zijn doel voorbijschieten en de gezondheid schaden bij verkeerd en langdurig gebruik. Dus de indicatiestelling en juiste dosis voorschrijven zijn hierbij cruciaal.
Daar knelt nu net het schoentje. In tegenstelling tot andere geneesmiddelen, bestaat hier amper onderzoek over. Het enige wat wel duidelijk is uit de studies, en dat voor zowat elke aandoening, dat hoe langer iemand thuisblijft hoe kleiner de kans is op volledige genezing en werkhervatting. Gemiddelde ziekteduren per aandoening zijn nauwelijks gekend en indien ter beschikking zijn deze eerder vooral gebaseerd op opinies van experten. Consensus is een belangrijke stap, maar zeker niet de meest krachtige onderbouwing.
Een richtlijn over het opstellen van een ziektebriefje is dus duidelijk niet voldoende. Er moet ook training en begeleiding voorzien worden voor de voorschrijvende artsen. Gegevens zijn hierbij belangrijk, maar deze ontbreken dus. De vaak geciteerde ‘8 weken voor een “lichte burnout”‘, kan je met geen enkel onderzoek onderbouwen omdat er enerzijds geen diagnostische criteria bestaan voor een “lichte burnout”, laat staan of 8 weken voldoende of te weinig zijn voor de recuperatie. We weten het gewoon niet en dus attesteren artsen zich vooral op hun eigen gevoel en ervaring.
Daarom pleit ik ervoor om ziekteattesten te koppelen op groepsniveau aan de medisch diagnoses niet alleen voor onderzoeksdoeleinden, maar ook om aan preventie te doen. Want bij arbeidsongeschiktheid spelen naast medische factoren vooral psychosociale factoren een cruciale rol, waaronder het werk. Dus naast medische factoren moeten zeker werkfactoren en andere psychosociale factoren in kaart gebracht worden bij het uitschrijven van ziektebriefje. Met deze gegevens kunnen we dus veel bijleren over de oorzaken op het werk, die dan ook kunnen aangepakt worden.
Er moet dringend meer werk gemaakt worden van een doorverwijzing naar de specialisten van het werk: arbeidsartsen.
En dat brengt me tot mijn tweede punt. Tijdens de ziekteduur is het vaak niet voldoende om patiënten te laten rusten, maar moet je hen actief helpen om tot rust te komen. Hiervoor is personalised care nodig. Dus naast ‘richttermijnen’, is het vooral belangrijk dat voorschrijvende artsen bij de bepaling van de arbeidsongeschiktheid in overleg treedt met de patiënt.
Een richtlijn kan desalniettemin ondersteunend zijn voor behandelbeslissing en bij sterke afwijkingen een indicatie voor verder onderzoek en doorverwijzing. Hier zit dan ook een volgende knelpunt. Er moet dringend meer werk gemaakt worden van een doorverwijzing naar de specialisten van het werk: arbeidsartsen. Voor huidproblemen verwijst men toch ook door naar de huidspecialist? Voor arbeidsongeschiktheid en werkgerelateerde problemen gebeurt dit bijna niet of veel te laat (vaak ruim na de eerste 3 maanden, die cruciaal zijn). Nochtans zijn arbeidsartsen getraind in het inschatten van de functionele mogelijkheden van de patiënt, de vereisten en mogelijkheden op het werk, en het voorschrijven van aangepast werk. Mensen die langdurig dreigen afwezig te zijn hebben dus recht op ondersteuning om weer aan de slag te kunnen gaan op een verantwoorde en gezonde manier. En hierbij zijn werkaanpassingen vaak voor nodig.
Ten slotte moeten patiënten ook beter geïnformeerd worden over het ziektebriefje en langdurige arbeidsongeschiktheid en dit van bij het begin van de ziekteperiode. Een ‘bijsluiter’ en een brede nationale campagne (zoals bijvoorbeeld met antibiotica) kan hierbij helpen, zodat patiënten beter geïnformeerd zijn over de effecten en nevenwerkingen van het ziektebriefje. Dergelijke campagnes kunnen het gesprek tussen arts en patiënt over de arbeidsongeschiktheid stimuleren en vergemakkelijken, wat kan leiden tot gedeelde beslissingen over de terugkeer afgestemd op de verwachtingen van de patiënt en de re-integratie mogelijkheden op het werk.
Lode godderis is hoogleraar arbeidsgeneeskunde aan de KU Leuven en verbonden aan de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDEWE). Hij is auteur van ‘Werken is genezen: Over de bijwerkingen van het doktersbriefje’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier